ECLI:NL:RBSGR:2012:BY7067
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake herziening en terugvordering van bijstandsuitkering na lange termijn
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat vijf jaar geleden is genomen. Eisers betwisten de verzending en ontvangst van het besluit, dat betrekking heeft op de herziening en terugvordering van hun bijstandsuitkering. Het besluit werd op 8 februari 2007 genomen, en eisers dienden op 16 maart 2007 een bezwaarschrift in. Dit bezwaar werd op 23 juli 2007 ongegrond verklaard. Pas op 4 juni 2012, bijna vijf jaar later, hebben eisers beroep ingesteld tegen dit besluit, met een aanvulling op 13 september 2012.
De rechtbank heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Verweerder stelde dat het beroepschrift op 31 juli 2007 was verzonden, terwijl eisers claimden het besluit pas op 1 mei 2012 te hebben ontvangen. De rechtbank overweegt dat de beroepstermijn pas begint te lopen na de bekendmaking van het besluit, zoals bepaald in artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eisers stelden dat er geen eerdere bekendmaking had plaatsgevonden, en dat de termijn voor het indienen van beroep pas na 1 mei 2012 was ingegaan.
De rechtbank concludeert echter dat het lange tijdsverloop van bijna vijf jaar tussen het besluit en het indienen van het beroepschrift eisers beroep op artikel 6:8 in de weg staat. De rechtbank past analoge toepassing toe van artikel 6:12, vierde lid van de Awb, dat bepaalt dat bij het uitblijven van een besluit, een beroep binnen een redelijke termijn moet worden ingesteld. De rechtbank is van mening dat ook in gevallen waarin een besluit wel is genomen maar de verzending ervan wordt betwist, een redelijke termijn moet worden aangehouden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld die de lange termijn van bijna vijf jaar rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en ziet zij geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk en is openbaar uitgesproken op 5 december 2012. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.