ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6584

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
429915 / HA RK 12-639
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

Op 25 oktober 2012 heeft de rechtbank 's-Gravenhage een verzoek tot wraking van rechters behandeld in de strafzaak tegen verzoekster. Verzoekster stelde dat de afwijzing van haar verzoek om getuige [X] te horen, onbegrijpelijk was en voortkwam uit vooringenomenheid. Dit verzoek volgde op eerdere afwijzingen van verzoeken van de verdediging, wat volgens verzoekster een patroon vormde dat erop wees dat de rechtbank al een oordeel over haar schuld had geveld. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek om de getuige te horen uitvoerig gemotiveerd en voldeed aan de eisen van hoor en wederhoor. De wrakingskamer, die de zaak op dezelfde dag behandelde, concludeerde dat er geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechters opleverden. De rechters hebben aangegeven dat de verzoeken van de verdediging zorgvuldig zijn beoordeeld en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitkomst.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/71
rekestnummer: 429915 / HA RK 12-639
parketnummer: 09/748004-09
datum beschikking: 25 oktober 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering,
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [plaats],
verzoekster,
advocaten: mr. V.L. Koppe en mr. T.M.D. Buruma
strekkende tot wraking van:
mr. R. Elkerbout,
mr. M.M. Meessen,
mr. M.T. Renckens,
allen rechters in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de rechters.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 25 oktober 2012 is ter openbare terechtzitting van deze rechtbank de behandeling voortgezet van de strafzaak tegen verzoekster.
Ter zitting heeft verzoekster de rechtbank verzocht om de eerdere afwijzende beslissing op het verzoek om [X]als getuige horen, te heroverwegen. De meervoudige kamer heeft - na een onderbreking - ter zitting meegedeeld dat zij haar afwijzende beslissing handhaaft.
Verzoekster heeft de rechters ter zitting mondeling gewraakt. De rechters hebben kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten, en de wrakingskamer daarvan in kennis gesteld.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 25 oktober 2012 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoekster is aldaar verschenen, bijgestaan door haar advocaten. Ook de rechters waren ter zitting aanwezig, evenals de officieren van justitie mr. H. van Bruggen en mr. T. Berger.
3. Het standpunt van verzoekster
Verzoekster heeft zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de afwijzing van het verzoek om getuige [X] te horen dermate onbegrijpelijk is, dat daarvoor geen andere verklaring is dan dat de afwijzing door vooringenomenheid is ingegeven. Bezien in samenhang met eerdere afwijzende beslissingen op verzoeken van de verdediging, vormt de afwijzing van het verzoek om [X] als getuige te horen een patroon dat er op duidt dat de rechtbank al een beslissing over de schuldvraag van verzoekster heeft genomen. Om het belang van dat patroon te onderkennen dient de wrakingskamer ook kennis te nemen van het verhandelde tijdens de voorafgaande zittingen.
4. Het standpunt van de rechters
De rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken van de verdediging telkens op hun merites zijn beoordeeld, en dat de rechtbank zorgvuldig en gemotiveerd op de verzoeken heeft beslist. Van vooringenomenheid, of de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan, is dan ook geen sprake.
5. Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
6. De beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Het wrakingsverzoek ziet op de afwijzende beslissing van de rechters op een door de raadslieden van verzoekster geformuleerde (nadere dan wel hernieuwde) onderzoekswens. Voorop staat dat het niet aan de wrakingskamer is om een dergelijke beslissing en de daaraan ten grondslag liggende motivering op inhoudelijke juistheid te beoordelen. De vraag in het kader van een wrakingsverzoek als het onderhavige is, of de door de rechtbank genomen beslissing en/of de motivering daarvan zodanige uitzonderlijke feiten of omstandigheden opleveren dat daaruit blijkt van vooringenomenheid van de rechters dan wel dat op grond daarvan de vrees voor partijdigheid van de rechters objectief valt te rechtvaardigen. De wrakingskamer stelt vast dat zij zich bij het vormen van een oordeel over de beantwoording van die vraag kan baseren op het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2012 en de daaraan gehechte brief van de advocaten van verzoekster van 28 februari 2012, alsmede op het separate proces-verbaal wraking van 25 oktober 2012. Uit deze stukken blijkt - en dat zeer uitgebreid - zowel het standpunt van verzoekster als de gewraakte beslissing van de rechtbank en de motivering daarvan. Een verdere kennisneming van de stukken uit het strafdossier, laat staan kennisneming van zo goed als dat volledige dossier, zoals verzoekster kennelijk voorstaat, gaat het toetsingskader van de onderhavige wraking te buiten.
De wrakingskamer beantwoordt de in het vorenstaande omschreven vraag ontkennend. De beslissing van de rechtbank betreft een processuele beslissing. Uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 oktober 2012 blijkt dat de rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van verzoekster en de officier van justitie, alsmede dat de rechtbank het handhaven van de eerdere afwijzende beslissing op het verzoek tot het horen van getuige [X] zeer uitgebreid heeft gemotiveerd. Aan de eisen van hoor en wederhoor en motivering is dan ook voldaan.
De wrakingskamer kan uit de desbetreffende beslissing en de motivering daarvan, ook in het licht van de stukken waarvan zij heeft kennisgenomen, zoals de brief van de raadslieden van verzoekster van 28 februari 2012 en de motivering van het wrakingsverzoek zoals neergelegd in laatstgenoemd proces-verbaal, geen uitzonderlijke feiten of omstandigheden afleiden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de rechters jegens verzoekster een vooringenomenheid koesteren, dan wel dat de vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
7. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
- de verzoekster via haar advocaten, mr. Koppe en mr. Buruma;
- de officieren van justitie, mr. Van Bruggen en mr. Berger;
- de rechters, mrs. Elkerbout, Meessen en Renckens.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.W. du Pon, mr. G.P. van Ham en mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2012.