ECLI:NL:RBSGR:2012:BY5213
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot staken van vrijheidsbeneming in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 november 2012 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser vorderde de tenuitvoerlegging van een strafrechtelijk arrest te staken. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en een schadevergoeding aan de benadeelde partij, maar had de schadevergoeding niet betaald. Na een herzieningsverzoek aan de Hoge Raad, dat in juli 2012 was ingediend, werd eiser op 4 september 2012 in hechtenis genomen. Eiser stelde dat de tenuitvoerlegging van het arrest onrechtmatig was, omdat hij als directeur van een vennootschap had gehandeld en niet als privépersoon. Hij vorderde dat de vrijheidsbeneming zou worden gestaakt totdat de Hoge Raad over zijn herzieningsverzoek had beslist.
De voorzieningenrechter overwoog dat het openbaar ministerie verplicht is om een veroordeling ten uitvoer te leggen, tenzij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden aangenomen dat het herzieningsverzoek succesvol zal zijn. De rechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat aan dit criterium was voldaan. De voorzieningenrechter wees erop dat de vennootschap van eiser als verbruiker bij Eneco was aangemeld, wat de stelling van eiser dat het hof daar geen rekening mee had gehouden, ondermijnde. Bovendien was het niet mogelijk om de strafrechtelijke veroordeling in een civiele procedure aan te vechten, wat de afwijzing van de vordering verder onderstreepte.
Uiteindelijk werd de vordering van eiser afgewezen en werd hij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde waren begroot op € 1.391,--. Dit vonnis benadrukt de strikte voorwaarden waaronder een herzieningsverzoek kan leiden tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een straf.