ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2136

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-757765-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en bedreiging met een mes

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Het delict vond plaats in de nachtelijke uren op 24 maart 2012, toen het slachtoffer, [aangeefster], op het Buitenom in 's-Gravenhage liep. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met een mes en heeft geprobeerd haar tas af te nemen. Toen het slachtoffer zich verzette, heeft de verdachte haar met geweld op de grond gewerkt en met het mes in de richting van haar armen gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, maar heeft hem vrijgesproken van de zwaardere beschuldigingen van poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om zwaar letsel toe te brengen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om een bedrag van € 874,69 te betalen aan het slachtoffer. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een aanzienlijk vrijheidsbenemende straf moet ondergaan om hem te laten inzien dat zijn handelen niet acceptabel is en om te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw strafbare feiten pleegt.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/757765-12
Datum uitspraak: 30 oktober 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] 1987 te [geboorteplaats verdachte],
adres: [adres verdachte]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Rijnmond - Huis van Bewaring De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 8 augustus 2012 en 16 oktober 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. J.H.T. van Brunschot, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 maart 2012 te 's-Gravenhage, op of aan de openbare weg, te weten Het Buitenom, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (schouder)tas met inhoud, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [aangeefster] bij de schouder(s) heeft beetgepakt en/of
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd: "geld, geld, ik moet geld, kankerhoer, laat je tas los", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en/of
- die tas van die [aangeefster] heeft beetgepakt en/of
- die [aangeefster] ten val heeft gebracht en/of
- die [aangeefster] één of meerdere ma(a)l(en) op en/of tegen het lichaam en/of benen heeft geschopt en/of getrapt en/of
- met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, één of meerdere ma(a)l(en) stekende bewegingen heeft gemaakt naar, althans in de richting van het lichaam van die zich in zijn, verdachte's, onmiddellijke nabijheid bevindende [aangeefster],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangeefster] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken naar, althans in de richting van de buik en/of de pols(en)/arm(en), althans het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [aangeefster], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2012 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken naar, althans in de richting van de buik en/of de pols(en)/arm(en), althans het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [aangeefster], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 maart 2012 te 's-Gravenhage [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal gestoken naar, althans in de richting van de buik en/of de pols(en)/arm(en), althans het lichaam van die in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [aangeefster];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 2 primair tenlastegelegde feit en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder feit 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft belaagd.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de DNA-match tussen het bloed dat op de pols van aangeefster is aangetroffen en het DNA-profiel van verdachte het enige bewijs is dat verdachte kan linken aan de aanval op aangeefster, maar dat dit bewijs niet erg sterk is omdat er een alternatief scenario mogelijk is voor de manier waarop het DNA van verdachte op de arm van aangeefster terecht kan zijn gekomen.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
3.3.1 Ten aanzien van feit 1
Op 24 maart 2012 heeft [aangeefster] (hierna te noemen aangeefster) aangifte gedaan van een poging straatroof. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 24 maart 2012 om omstreeks 02:10 uur op het Buitenom te 's-Gravenhage liep. Ongeveer halverwege het Buitenom hoorde zij een persoon achter zich lopen. Zij werd door twee handen bij haar schouders gepakt en door de persoon die haar beetpakte omgedraaid. Zij zag een getinte jongen met een Surinaams uiterlijk. De jongen riep: "Geld, geld, ik moet geld, kankerhoer, laat je tas los", of woorden van gelijke strekking.
De jongen pakte met kracht haar schoudertas en trok aangeefster omver. De jongen haakte één van zijn benen achter haar benen waardoor aangeefster op de grond viel. De jongen hing over haar heen en gaf haar een schop, die haar schoudertas raakte. De jongen greep weer naar haar schoudertas. Aangeefster beet de jongen hierop bij zijn pols. Ze had met haar tanden grip op zijn pols.
Aangeefster zag plotseling dat de jongen een groot keukenmes in zijn hand had. Hij stak tweemaal in de richting van haar buik.
Aangeefster stond op en vervolgens duwde de jongen haar met zijn ellebogen met kracht tegen de muur. De jongen kwam met het keukenmes richting haar polsen omdat zij nog steeds haar tas vasthield. Aangeefster draaide haar lichaam weg.
Vervolgens is zij hard gaan gillen en hoorde zij een vrouwenstem, komend van boven haar, hard roepen. Hierop rende de jongen hard weg in de richting van de Zoutkeetsingel. De vrouw vroeg of zij bij haar binnen in de woning wilde komen alwaar aangeefster de politie heeft gebeld en opmerkte dat zij kleine sneetjes had op beide polsen.2
Getuige [getuige], de vrouw in wier woning aangeefster de politie heeft gebeld, heeft over het voorval verklaard dat zij overduidelijk zag dat een man aan het trekken was aan een voorwerp in de handen van de vrouw. Toen deze vrouw in haar woning kwam hoorde ze de vrouw zeggen dat een man had geprobeerd haar tas te stelen en dat die man in het bezit van een mes was geweest.3
Op 24 maart 2012 omstreeks 03.00 uur heeft de politie aangeefster bemonsterd op de aanwezigheid van DNA. Verbalisant zag een donkere vlek op de bovenzijde van de rechterpols van aangeefster, een kras op de binnenzijde van de rechterhand en een kras op de linkerpols van aangeefster. De donkere vlek op de rechterpols werd bemonsterd op aanwezigheid van bloed.4
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) bleek dat laatstbedoeld monster een bloedspoor betrof. Er werd een DNA-match vastgesteld met het DNA-profiel van verdachte, waarbij de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.5
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte de persoon is geweest die heeft geprobeerd aangeefster van haar tas te beroven.
De persoon die haar aanviel is door aangeefster beschreven als een jongen met een Surinaams uiterlijk, ongeveer tussen de 21 en 24 jaar oud, tussen de 165 en 175 cm lang, zwart glad haar, donkerblauwe jas, een donkerblauw petje, een spijkerbroek en grijze gympen.6
Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij dacht dat de man die haar aanviel een 'coolie' was, dat hij een lome, beetje dode uitstraling had, een grote bolle neus en donzige (volle) wenkbrauwen.7
Deze beschrijving van de dader komt, op de lengte van verdachte na, overeen met het uiterlijk van verdachte zoals de rechtbank dat ter terechtzitting heeft waargenomen. Op basis van dit door aangeefster gegeven signalement kan verdachte in ieder geval niet worden uitgesloten als dader.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of het door verdachte opgeworpen alternatieve scenario met betrekking tot de wijze waarop zijn DNA op de pols van aangeefster terecht is gekomen, aannemelijk is.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 16 oktober 2012 verklaard dat zijn bloed op aangeefster terecht kan zijn gekomen doordat hij op 24 maart 2012 rond 17.30 uur à 17.40 uur op de Grote Markt over een stoeptegel is gestruikeld en daarbij zijn knokkels heeft geschaafd. Het betrof een oppervlakkige verwonding waarvoor hij geen verzorging nodig achtte. Hij is vervolgens, om ongeveer 17.45 à 18.00 uur, naar de winkel van Albert Heijn aan de Grote Markstraat gegaan en daarna weer terug naar de Grote Markt. Mogelijk zijn zijn geschaafde knokkels in die periode in het voorbijgaan in contact gekomen met aangeefster waardoor zijn bloed op haar pols terecht is gekomen.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden en overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de Grote Markt en in de winkel van Albert Heijn aan de Grote Marktstraat is geweest. Volgens verdachte was het druk op straat.
Hoewel aangeefster die avond in de buurt is geweest van de door verdachte genoemde plaatsen, heeft zij niet verklaard dat zij op de Grote Markt of in de Grote Marktstraat geweest. De kans dat verdachte en aangeefster elkaar tijdens de avond van 23 maart 2012 zijn tegengekomen en daarbij lichamelijk contact hebben gehad is daarmee op voorhand reeds nagenoeg nihil te noemen.
Echter, zelfs indien verdachte en aangeefster elkaar wel zouden zijn tegengekomen, dan is de kans dat door een onopgemerkt fysiek contactmoment het bloed van een oppervlakkige wond aan de hand van verdachte op de pols van aangeefster terechtkomt, naar het oordeel van de rechtbank zeer klein te noemen.
Daarbij komt dat, indien al uitgegaan wordt van dit contactmoment, de voor de politie op 24 maart 2012 om omstreeks 03.00 uur met het blote oog zichtbare bloedvlek op de pols van aangeefster, op die plek vanaf ongeveer 18.00 uur zou moeten hebben gezeten, zonder door aangeefster te zijn opgemerkt en/of te zijn afgewassen of weggevaagd. Gelet op het tijdsverloop en hetgeen aangeefster die avond heeft gedaan, acht de rechtbank de kans dat die bloedvlek nog met het blote oog zichtbaar zou zijn, zeer klein. Hierbij heeft de rechtbank betrokken dat het aannemelijk is dat door bijvoorbeeld het wassen van de handen of door bijvoorbeeld het aan- en uittrekken van haar jas een - voor het blote oog zichtbare - donkere bloedvlek zou zijn afgewassen of weggevaagd.
Op basis van vorenstaande, alsmede het feit dat verdachte pas ná de verklaring van aangeefster bij de rechter-commissaris, waarbij zij heeft verklaard wat zij op de avond van 23 maart 2012 heeft gedaan en waar zij is geweest, met zijn alternatieve scenario is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat dit scenario geheel niet aannemelijk is geworden en kennelijk bedoeld is om de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit te maskeren.
De rechtbank is, op basis van de aangifte van aangeefster, het door haar opgegeven signalement van de dader, het aantreffen van het DNA van verdachte op de pols van aangeefster kort na poging tot beroving, alsmede de verklaring van getuige [getuige], van oordeel dat het verdachte is geweest die heeft geprobeerd de tas van aangeefster te stelen.
Voorts is de rechtbank op basis van de verklaring van aangeefster, haar verklaring tegenover getuige [getuige] kort na het feit dat de dader een mes bij zich had, en de op haar polsen aangetroffen sneetjes die kunnen zijn veroorzaakt door een mes, van oordeel dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van een mes.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het achter het vijfde gedachtenstreepje tenlastegelegde schoppen tegen het lichaam nu aangeefster in haar aangifte heeft verklaard dat verdachte haar één schop gaf, en dat die schop tegen haar schoudertas terecht kwam. Pas in een aanvullend verhoor, vijf dagen later, heeft aangeefster verklaard dat zij blauwe plekken op haar benen heeft overgehouden aan het incident. Zij heeft daarbij niet verklaard dat die blauwe plekken door het schoppen van verdachte zouden zijn veroorzaakt. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat verdachte tegen het lichaam van aangeefster heeft geschopt.
3.3.2 Ten aanzien van feit 2
Zoals hiervoor reeds is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij de poging aangeefster van haar tas te beroven, gebruik heeft gemaakt van een mes. Anders dan de verklaring van aangeefster daaromtrent is er echter geen ander bewijs in het dossier aanwezig voor het steken in de richting van de buik van aangeefster zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wel voldoende bewijs aanwezig voor het steken met een mes in de richting van de polsen/armen van aangeefster. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt ondersteund door de sneetjes die bij aangeefster werden aangetroffen op beide polsen en waarvan zich foto's in het dossier bevinden.
De vraag die vervolgens moet worden beantwoord, is hoe dit steken in de richting van de polsen/armen moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedraging niet gekwalificeerd kan worden als een poging tot doodslag dan wel als een poging tot zware mishandeling. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het (boos) opzet heeft gehad op het doden dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster, zijn opzet was immers gericht op het afnemen van de schoudertas van aangeefster. Voor de vraag of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het veroorzaken van de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel, is van belang of er een aanmerkelijke kans bestond dat voornoemde gevolgen zouden intreden, en zo ja, of verdachte die aanmerkelijke kans willens en wetens heeft aanvaard.
Op basis van de zich thans in het dossier bevindende stukken is echter niet vast te stellen hoe groot de kans was dat het door verdachte ten aanzien van aangeefster toegepaste geweld tot de dood van aangeefster zou leiden. Niet is komen vast te staan hoe vaak en met welke kracht verdachte in de richting van de armen/polsen van aangeefster heeft gestoken. Blijkens de foto's zijn de sneetjes op de polsen van aangeefster vrij oppervlakkig. Dit brengt met zich dat niet vast is komen te staan dat de kans dat aangeefster ten gevolge van het door verdachte toegepaste geweld zou komen te overlijden, dan wel dat zij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, aanmerkelijk was. Dit betekent dat voorwaardelijk opzet op dat gevolg niet kan worden aangenomen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte, door met een mes in de richting van de polsen/armen van aangeefster stekende bewegingen te maken, aangeefster heeft bedreigd met zware mishandeling zodat het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde feit zal worden bewezen verklaard.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 24 maart 2012 te 's-Gravenhage, op de openbare weg, te weten Het Buitenom, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een schoudertas met inhoud, toebehorende aan [aangeefster], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen die [aangeefster], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- die [aangeefster] bij de schouders heeft beetgepakt en
- tegen die [aangeefster] heeft gezegd: "geld, geld, ik moet geld, kankerhoer, laat je tas los", althans woorden van soortgelijke aard en/of strekking en
- die tas van die [aangeefster] heeft beetgepakt en
- die [aangeefster] ten val heeft gebracht en
- met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die zich in zijn, verdachte's, onmiddellijke nabijheid bevindende [aangeefster],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2 meer subsidiair.
hij op 24 maart 2012 te 's-Gravenhage [aangeefster] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes, meermalen gestoken in de richting van de polsen/armen van die in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [aangeefster].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ten aanzien van de onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd door verdachte in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren zal worden opgelegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over strafoplegging.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
De na te melden straf acht de rechtbank in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. Het delict werd gepleegd in de nachtelijke uren toen het slachtoffer alleen naar huis liep vanaf het huis van haar vriend. Verdachte heeft haar belaagd en geprobeerd haar tas af te pakken. Toen het slachtoffer haar tas niet meteen afgaf en zich tegen verdachte verweerde, heeft hij haar naar de grond gewerkt. Toen zij nog steeds haar tas niet afgaf, heeft verdachte het slachtoffer bedreigd met een mes en met dat mes in de richting van haar armen stekende bewegingen gemaakt. Dat de diefstal niet is voltooid is enkel te danken aan het dappere verweer van het slachtoffer en het roepen van een buurtbewoner.
Het is een feit van algemene bekendheid dat personen die op dergelijke wijze overvallen worden daar vaak nog lange tijd psychische klachten en een angstig gevoel aan overhouden, hetgeen ook naar voren komt uit de slachtofferverklaring van aangeefster. De bewezenverklaarde feiten getuigen van een groot gebrek aan respect voor andermans eigendommen en het emotioneel welbevinden van het slachtoffer. Verdachte heeft bij zijn handelen kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er ten opzichte van de eis van de officier van justitie rekening mee dat zij wat betreft feit 2 een minder ernstig feit bewezen verklaart.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte. Hieruit komt naar voren dat verdachte wel documentatie heeft op het gebied van vermogensdelicten en geweld, maar dat deze veroordelingen wel van langer geleden dateren.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd. Hiermee wordt beoogd verdachte van de ernst van zijn handelen te doordringen. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk worden opgelegd.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij voor het gehele bedrag van € 874,96.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank daarbij aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij bepleit nu zij zich op het standpunt heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 874,69.
De vordering is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 874,69.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 24 maart 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 874,69, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en de op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
ten aanzien van feit 2 meer subsidiair:
bedreiging met zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 (VIER) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangeefster], een bedrag van € 874,69, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 maart 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 874,69 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 (ZEVENTIEN) dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M.G. Hink, voorzitter,
mrs. M. van Paridon en M. Rootring, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2012.
Mr. Hink is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1512 2012063131, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 109).
2 Proces-verbaal aangifte ([aangeefster]), p. 20-22 en geschriften, te weten foto's van de polsen van aangeefster, p. 24-25
3 Proces-verbaal verhoor getuige ([getuige]), p. 30-31
4 Proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek, p. 45 en 53
5 Een geschrifte, te weten het rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een poging tot diefstal met geweld in 's-Gravenhage op 24 maart 2012, opgesteld door dr. C.J. van Dongen op 19 april 2012, p. 58
6 Proces-verbaal aangifte ([aangeefster]), p. 21
7 Proces-verbaal verhoor aangeefster ([aangeefster]), p. 26-27