ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0202

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/9944
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van ADV-dagen bij arbeidsongeschiktheid en faillissement van werkgever

In deze zaak stond de vraag centraal of de ADV-dagen van eiser voor vergoeding door verweerder in aanmerking komen. Eiser, werkzaam als loodgieter bij [A] B.V., was sinds 17 september 2010 arbeidsongeschikt. Na het faillissement van zijn werkgever op 8 februari 2011, diende eiser een aanvraag in bij het Uwv voor overname van de loonbetalingsverplichtingen. Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, wat leidde tot beroep bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat de ADV-rechten die vóór de arbeidsongeschiktheid waren opgebouwd, vergoed hadden moeten worden. Echter, voor de opbouw van ADV-rechten tijdens ziekte geldt dat er alleen compensatie-uren worden opgebouwd als er feitelijk meer uren worden gewerkt dan waarvoor de werknemer is aangesteld. Aangezien eiser tijdens zijn ziekte geen extra uren heeft gewerkt, kon er geen ADV-tijd worden opgebouwd.

De rechtbank concludeerde dat eiser enkel aanspraak kan maken op de ADV-rechten die tot 17 september 2010 zijn opgebouwd. Het bestreden besluit werd vernietigd, en verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffiegeld aan eiser.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.P. de Valk en is openbaar uitgesproken op 12 september 2012. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/9944
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtigde: mr. M. Can),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering).
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder een aantal verplichtingen van de voormalig werkgever van eiser overgenomen wegens betalingsonmacht van deze werkgever
Bij besluit van 22 november 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2012.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
Eiser was werkzaam bij [A] B.V. (hierna de werkgever) als loodgieter. Op 17 september 2010 heeft eiser door ziekte minder gewerkt. Vanaf 22 september 2010 is eiser volledig uitgevallen.
Op 8 februari 2011 heeft de rechter het faillissement van de werkgever uitgesproken. De curator heeft bij brief van 10 februari 2011 het ontslag aangezegd. Op 23 februari 2011 heeft eiser bij het Uwv een aanvraag ingediend voor overname van de loonbetalingsverplichtingen.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij recht heeft op een uitkering wegens betalingsonmacht. Bij besluit van 13 juli 2011 is de eindafrekening van de faillissementsuitkering aan eiser medegedeeld.
In bezwaar heeft eiser onder meer aangevoerd dat hij ook uitbetaling van zijn ADV-rechten wil. Deze had hij abusievelijk niet vermeld op het aanvraagformulier.
In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat eiser geen recht heeft op de uitbetaling van zijn ADV-rechten. Verweerder neemt het standpunt in dat de ADV-dagen die eiser niet heeft opgenomen voor 17 september 2010 in het laatste kwartaal (periode van 1 oktober 2010 tot 1 januari 2011) opgenomen hadden moeten worden. Doordat eiser dit niet heeft gedaan, zijn de dagen komen te vervallen wegens ziekte. Ter zitting heeft verweerder betoogd dat eiser na 17 september 2010 geen ADV-dagen heeft opgebouwd, omdat hij toen ziek was.
Volgens eiser heeft hij recht op uitbetaling van zijn ADV-rechten, omdat hij ze niet heeft kunnen opnemen. Alleen vastgelegde ADV-dagen komen bij niet-opnemen te vervallen, maar eiser had geen vastgelegde ADV-dagen. Verder betoogt eiser dat ook bij ziekte ADV-rechten worden opgebouwd.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe rond de vraag of de ADV-dagen van eiser voor vergoeding door verweerder in aanmerking komen. Voor de beantwoording van deze vraag is van belang of eiser krachtens de van toepassing zijnde Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) jegens zijn werkgever bij einde van het dienstverband aanspraak kan maken op i) de ADV dagen die hij had opgebouwd voordat hij arbeidsongeschikt werd (te weten op: 17 september 2010) en ii) ADV-dagen tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank overweegt dat de CAO in zijn algemeenheid niet verplicht tot opname van ADV-tijd uiterlijk in het opvolgende kwartaal. Het door verweerder genoemde artikel 18b van de CAO Klein Metaal en Techniek stelt slechts dat indien op ADV-tijd toch gewerkt moet worden, compensatie hiervan uiterlijk in het daarop volgende kwartaal moet plaatsvinden. Gesteld noch gebleken is dat in dit geval eiser op ADV-tijd (dat wil zeggen op de tijd waarop eiser met de werkgever heeft afgesproken een ADV-dag op te nemen) toch heeft moeten werken. Een dergelijke vorm van compensatie speelt hier dan ook niet. De rechtbank is daarom van oordeel dat ter zake de tot de dag van de arbeidsongeschikt opgebouwde ADV-rechten de hoofdregel van artikel 18b, eerste lid (eerste zinsnede) van de CAO geldt en door de werkgever vergoed hadden moeten worden.
Voor wat betreft opbouw van ADV-rechten gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank deelt het standpunt van eiser dat artikel 18b, tweede lid, van de CAO opbouw van ADV-tijd gedurende ziekte op zich zelf niet in de weg hoeft te staan. Dit artikel ziet immers op de situatie dat tijdens geplande ADV-tijd de werknemer ziek is. Echter, naar het oordeel van de rechtbank vloeit uit de aard en strekking van de ADV-regeling voort dat slechts compensatie-uren (dus ADV-tijd) worden opgebouwd indien feitelijk iedere week meer uren worden gewerkt dan waarvoor betrokkene is aangesteld en wordt bezoldigd. Indien men arbeidsongeschikt is, worden er geen extra uren gewerkt, zodat compensatie hiervan ook niet meer aan de orde kan zijn. De conclusie is derhalve dat gedurende ziekte en/of arbeidsongeschiktheid geen ADV-tijd wordt opgebouwd.
Samenvattend kan worden gesteld dat eiser uitsluitend aanspraak kan maken op vergoeding van de tot 17 september 2010 opgebouwde ADV-rechten. Verweerder had deze rechten moeten vergoeden onder de loongarantieregeling indien en voor zover deze valt binnen de periode waarop de loongarantieregeling ziet.
Op grond van de gedingstukken kan de rechtbank niet nagaan welke rechten eiser heeft opgebouwd over de periode tot 17 september 2010. Gelet hierop zal de rechtbank niet zelf in de zaak kunnen voorzien. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, onder de bepaling dat een nieuw besluit moet worden genomen, rekening houdend met hetgeen is overwogen in deze uitspraak.
Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 874,--, te weten € 437,-- voor het indienen van een beroepschrift en € 437,-- voor het verschijnen ter zitting bij een zaak van gemiddeld gewicht.
Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffiegeld, te weten € 41,--, vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 874,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. W.K. Oudenes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.