ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9776

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
425856 / KG ZA 12-910
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proportionaliteitstoets bij strafrechtelijke ontruiming van gekraakte woning

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een kort geding over de ontruiming van een gekraakte woning. De eisers, twee kinderen van de overleden eigenaresse, hebben de woning op 10 augustus 2012 gekraakt. De erfgenamen hebben de woning op 23 oktober 2009 te koop gezet, maar de eisers stellen dat er geen concrete verkoopplannen zijn en dat hun huisrecht zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde, de Staat der Nederlanden, die de ontruiming wil uitvoeren. De voorzieningenrechter heeft op 28 september 2012 geoordeeld dat de strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De rechter overweegt dat de huiseigenaren belang hebben bij de ontruiming om de verkoop van de woning te bevorderen, en dat de aanwezigheid van de eisers dit proces belemmert. De eisers hebben niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen uitzicht is op verkoop van de woning. De enkele omstandigheid dat een van de eisers zwanger is, leidt niet tot een ander oordeel. De vordering van de eisers wordt afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 425856 / KG ZA 12-910
Vonnis in kort geding van 28 september 2012
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M. Metin te Arnhem,
tegen:
de Staat der Nederlanden,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H. Hirsch Ballin te 's-Gravenhage.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 september 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Op [datum van overlijden] 2009 is [eigenaresse] overleden. Zij was eigenaresse van de woning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: 'de woning'). Blijkens een verklaring van erfrecht van 23 oktober 2009 zijn de drie kinderen van [eigenaresse] haar enige erfgenamen. Op 23 oktober 2009 hebben deze erfgenamen opdracht verstrekt aan een makelaar om de woning te verkopen. De woning staat sinds kort daarna in de verkoop.
1.2. Eisers hebben de woning op 10 augustus 2012 gekraakt. Op 13 augustus 2012 heeft een van de erfgenamen van [eigenaresse] daarvan aangifte gedaan.
1.3. Op 16 augustus 2012 heeft de officier van justitie aan de bewoners van de woning bericht:
"Hierbij wil ik u aankondigen dat ik al degenen die thans wonen of vertoeven in dit pand aanmerk als verdachten ter zake overtreding van de artikelen 138, 138a en/of 139 van het wetboek van strafrecht. Ik ben voornemens om dit pand te ontruimen. Deze ontruiming zal plaatsvinden binnen acht weken na de dagtekening van deze aankondiging, te weten uiterlijk op 11 oktober 2012."
2. Het geschil
2.1. Eisers vorderen - zakelijk weergegeven - gedaagde te verbieden tot ontruiming van de woning over te gaan of te doen gaan.
2.2. Daartoe voeren eisers het volgende aan. Er dreigt een ongerechtvaardigde inbreuk te worden gemaakt op het huisrecht van eisers zoals neergelegd in artikel 12 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Het belang van eisers - hun huisrecht - weegt zwaarder dan het belang van gedaagde. De woning staat reeds lange tijd leeg en zal na ontruiming leeg blijven staan. Er is wel een voornemen om de woning te verkopen, maar er is niet concreet gemaakt dat die verkoop ook daadwerkelijk binnen afzienbare tijd zal plaatsvinden. Eisers gedragen zich als goed bewoners, zorgen niet voor overlast en eiser sub 2 is zwanger.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat eisers de woning bewonen zonder toestemming van de huiseigenaren, zoals die bekend zijn uit de overgelegde verklaring van erfrecht. Bij wet van 24 juli 2010 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de Leegstandswet en enige andere wetten in verband met het verder terugdringen van kraken en leegstand (Wet kraken en leegstand), in werking getreden op 1 oktober 2010, is een nieuw artikel 138a Sr ingevoerd, dat een algehele strafbaarstelling van kraken bevat. Daarnaast is artikel 551a Wetboek van Strafvordering (Sv) ingevoerd, waarmee de wetgever heeft beoogd strafrechtelijke ontruimingen op grond van verdenking van overtreding van 138a Sr van een wettelijke basis te voorzien. Voor de uitoefening van de aan politie en openbaar ministerie verleende ontruimingsbevoegdheid van artikel 551a Sv is een (al dan niet onherroepelijke) veroordeling door de strafrechter niet noodzakelijk. Bij geschillen bij de civiele rechter omtrent de rechtmatigheid van een voorgenomen strafrechtelijke ontruiming zal onderzocht dienen te worden of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde, het beëindigen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in het concrete geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. Die belangenafweging kan alleen plaatsvinden als de kraker feiten of omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging nopen, waarbij als uitgangspunt zal hebben te gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil (HR 28 oktober 2011, NJB 2011, 2013).
3.2. Indien de eigenaar van een woning bijvoorbeeld geen enkel belang heeft bij de ontruiming en deze alleen maar zal leiden tot langdurige leegstand, zonder enig uitzicht op verandering in die situatie, kan de belangenafweging mogelijk in het voordeel van de kraker uitvallen. Eisers stellen dat die situatie zich voordoet, maar hebben die stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt. Integendeel, vaststaat immers dat de huiseigenaren de woning al geruime tijd geleden te koop hebben gezet. Eisers hebben erkend dat zij daarvan ten tijde van het kraken op de hoogte waren door de aanwezigheid van een "te koop"-bord in de tuin van de woning. Geoordeeld wordt dat de huiseigenaren voor de realisering van verkoopactiviteiten en daadwerkelijke verkoop een groot belang hebben om vrijelijk over de woning te kunnen beschikken. Eisers hebben niet weersproken dat hun aanwezigheid in de woning eventuele bezichtigingen van potentiële kopers en de deelname aan zogenoemde Open Huizendagen belemmert en geïnteresseerden afschrikt.
3.3. Partijen twisten over de vraag of op dit moment concrete belangstelling bestaat voor de woning. Ongeacht of dat het geval is, kan echter niet worden aangenomen dat er geen enkel uitzicht is op verkoop van de woning en daarmee een verandering in de leegstandsituatie. De woning wordt immers te koop aangeboden en alleen al gelet daarop kan niet worden uitgesloten dat zich op korte termijn een koper meldt. De huidige marktomstandigheden maken dat niet anders. Die omstandigheden maken evenwel te meer dat de huiseigenaren er belang bij hebben alle activiteiten om het verkoopproces te bevorderen ongehinderd te kunnen verrichten. De aanwezigheid van eisers in de woning zal hoe dan ook niet leiden tot een snelle(re) verkoop, ook niet indien eisers - zoals zij stellen - de woning goed onderhouden.
3.4. Het voorgaande betekent dat een strafrechtelijke ontruiming in dit geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De enkele omstandigheid dat eiser sub 2 zwanger is, leidt niet tot een ander oordeel. De vordering van eisers zal dan ook worden afgewezen.
3.5. Eiseres zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt eisers in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.391,--, waarvan
€ 816,-- aan salaris advocaat en € 575,-- aan griffierecht;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2012.
hvd