ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9017

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1127160 RL EXPL 11-3381
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis en bekendheid met de inhoud daarvan

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 september 2012 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De eisende partij, aangeduid als [Opposante], had verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 16 november 2010, waarbij zij bij verstek was veroordeeld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verstekvonnis niet in persoon was betekend aan [Opposante], maar dat er wel voldoende aanwijzingen waren dat [Opposante] op zijn minst omstreeks 20 mei 2011 enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan haar bekend was. Dit was onder andere gebaseerd op correspondentie tussen partijen en het feit dat [Opposante] een verzoek had gedaan om een afschrift van het verstekvonnis te ontvangen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet niet tijdig was ingesteld, aangezien de verzetdagvaarding pas op 8 december 2011 was ingediend, wat meer dan vier weken na de betekening van het verstekvonnis was. De rechter heeft de vordering van [Opposante] afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie na kennisname van een verstekvonnis en de gevolgen van het niet tijdig instellen van verzet.

De beslissing van de kantonrechter was als volgt: het verzet van [Opposante] werd niet-ontvankelijk verklaard, en zij werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [geopposeerde] werden begroot op € 800,-- aan gemachtigdensalaris, exclusief BTW. Het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie Alphen aan den Rijn
DL
Rolnr.: 1127160 / 11-3381
Datum: 25 september 2012
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A], tevens handelende onder de naam [X],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
eisende partij in het verzet,
gemachtigde: mr W.P.M. Mulder,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [B],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats],
gedaagde partij in het verzet,
gemachtigde: mw. mr L.J.M. Noordeloos.
Partijen worden aangeduid als "[Opposante]" en "[geopposeerde]".
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van [geopposeerde] d.d. 28 oktober 2010, met producties,
- het vonnis gewezen bij verstek d.d. 16 november 2010, onder rolnummer 1010666 / 10-3324,
- de verzetdagvaarding d.d. 8 december 2011, met producties,
- de conclusie van antwoord in oppositie alsmede akte vermeerdering van eis, met producties,
- de conclusie van repliek in oppositie tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis, met producties;
- akte uitlating geopposeerde, met producties;
- rolbeslissing d.d. 8 mei 2012, met bijlagen;
- akte uitlaten rolbeslissing zijdens [Opposante];
- akte uitlating zijdens [geopposeerde].
Feiten
Tussen partijen staat, voor zover hier relevant, het volgende vast:
a. [geopposeerde] heeft [Opposante] op 28 oktober 2010 gedagvaard om op de zitting van 9 november 2010 van dit kantongerecht te verschijnen.
b. Naar aanleiding van de dagvaarding hebben partijen overleg gevoerd, wat geresulteerd heeft in enkele afspraken die zijn neergelegd in een schriftelijk stuk d.d. 3 november 2010. Voor zover hier relevant luidt dit stuk:
"11. De aan de kantongerecht procedure voor [Opposante] verbonden kosten worden beperkt tot € 5.000,- te verhogen met BTW, er van uitgaande dat de afspraken correct worden nagekomen.
[...]
16. Recht voor Frans van Doorn om het eerder gevorderde (ontruiming, schadeloosstelling, rente en kosten alsnog te vorderen) wordt aangehouden. De procedure zal worden ingetrokken zodra alle afspraken zijn nagekomen. Dient als stok achter de deur."
c. Bij vonnis van 16 november 2010 (rolnummer 1010666 / 10-3324) is [Opposante] bij verstek veroordeeld.
d. Bij email van 9 mei 2011 heeft [geopposeerde] opdracht aan haar incasso gemachtigde gegeven om de incasso weer ter hand te nemen omdat [Opposante] de afspraken van 3 november 2011 niet (langer) nakomt. Een kopie van deze email is verzonden aan [Opposante].
e. Bij email van 9 mei 2011 heeft [Opposante] aan [geopposeerde] geantwoord, voor zover hier relevant:
"Op basis van redelijkheid, zeker van jullie kant, lijkt mij dit niet verstandig. Je kan dit doorzetten, ik zal dan mijn advocaat inschakelen en heb wel wat troeven achter de hand."
f. Bij email van 10 mei 2011 heeft [geopposeerde], voor zover hier relevant, aan [Opposante] geantwoord:
"Voor wat betreft: [...] de door jou, nu als aanvechtbaar genoemde, gerechtskosten: Ook onder deze afspraak staat jouw handtekening. Deze kosten zijn door ons gematigd. Begrijp goed dat het uitgesproken vonnis recht geeft op meer."
g. Op verzoek van de gemachtigde van [Opposante] heeft de gemachtigde van [geopposeerde] bij email van 22 november 2011 een afschrift van het verstekvonnis aan de gemachtigde van [Opposante] gezonden.
h. Bij rolbeschikking van 8 mei 2012 heeft de kantonrechter partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de volgende stukken, die in het dossier zijn aangetroffen maar door partijen niet in deze procedure aan de orde zijn gesteld:
(I) Een faxbericht van een medewerker van het kantoor van de gemachtigde van [Opposante] aan dit kantongerecht d.d. 20 mei 2011 met, voor zover hier relevant, de volgende inhoud:
"In aansluiting op ons telefonisch onderhoud van zojuist verzoek ik u vriendelijk mij een afschrift van het verstekvonnis toe te zenden, betreffende de procedure [A]/[B], welke zaak op 9 november 2010 heeft gediend."
(II) Een bewijs van verzending per fax op 20 mei 2011 door de griffie van dit kantongerecht aan het kantoor van de gemachtigde van [Opposante] van een afschrift van het verstekvonnis van 16 november 2010.
Geschil
[geopposeerde] vorderde bij inleidende dagvaarding dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak aan de [adres] wordt ontbonden;
II. [Opposante] wordt veroordeeld tot ontruiming van het perceel;
III. [Opposante] wordt veroordeeld tot betaling van:
a) een bedrag van € 20.325,16 aan huurachterstand en buitengerechtelijke kosten;
b) een bedrag van € 3.669,94 per maand vanaf 1 november 2010 tot aan de dag der algehele ontruiming van het perceel;
c) een bedrag van € 3.699,94 per maand vanaf de dag van ontruiming tot en met 30 april 2012, danwel tot het tijdstip dat een nieuwe huurder onder dezelfde voorwaarden is gevonden;
d) de proceskosten.
Deze vorderingen zijn bij verstek toegewezen.
In verzet voert [Opposante] diverse gronden aan. [geopposeerde] voert gemotiveerd verweer en vermeerdert, subsidiair, haar eis. De gronden van het verzet en het verweer zullen, voor zover relevant, hierna onder het oordeel verder worden uitgewerkt.
Beoordeling
[geopposeerde] heeft als primair verweer aangevoerd dat het verzet niet tijdig is ingesteld.
Ingevolge artikel 143, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de gedaagde die bij verstek is veroordeeld, daartegen verzet doen. Het tweede lid bepaalt, voor zover hier relevant, dat het verzet moet worden gedaan bij exploot van dagvaarding binnen vier weken na de betekening van het vonnis of van enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
Tussen partijen staat vast dat het verstekvonnis van 16 november 2010 niet in persoon is betekend aan [Opposante]. De kantonrechter is echter met [geopposeerde] van oordeel dat [Opposante] tenminste omstreeks 20 mei 2011 enige daad heeft gepleegd waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis aan haar bekend was. Omstreeks 3 november 2010 zijn partijen een overeenkomst aangegaan ter beëindiging van hun geschil, waaruit blijkt dat [Opposante] bekend was met de bij dit kantongerecht aanhangige procedure en de vorderingen die [geopposeerde] had ingesteld. In de email van 10 mei 2011 van [geopposeerde] aan [Opposante] heeft [geopposeerde] expliciet verwezen naar het verstekvonnis. Gezien de eigen email van [Opposante] van 9 mei 2011, waarin zij aankondigt om haar advocaat in te schakelen, en vervolgens het verzoek van het kantoor van de advocaat aan dit kantongerecht van 20 mei 2012 om een afschrift van het verstekvonnis toe te zenden, moet worden aangenomen dat het kantoor in opdracht van [Opposante] heeft gehandeld en dat [Opposante] in elk geval kort na 20 mei 2012 bekend was met de inhoud van het verstekvonnis. Door tot 8 december 2011 te wachten met de betekening van de verzetdagvaarding heeft [Opposante] veel te laat, in elk geval niet binnen vier weken, verzet aangetekend. Het verzet van [Opposante] zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
[Opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- verklaart het door [Opposante] aangetekende verzet tegen het verstekvonnis van 16 november 2010, rolnummer 1010666 / 10-3324, niet-ontvankelijk;
- veroordeelt [Opposante] in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van [geopposeerde] begroot op € 800,-- aan gemachtigdensalaris, onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D. de Loor en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2012.