ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8776

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
425732 KG ZA 12-900
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het verstrekken van informatie door ex-docent over onderwijsinstelling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 september 2012 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Scholengroep Den Haag Zuid West (eiseres) en een ex-docent (gedaagde). Eiseres, die een openbare middelbare scholengemeenschap met meerdere vestigingen in stand houdt, vorderde een verbod tegen gedaagde, die als docent natuurkunde aan een van haar vestigingen had gewerkt. Gedaagde had na zijn ontslag uitlatingen gedaan over de kwaliteit van het onderwijs en de lesuren, en had informatie verspreid die eiseres in een kwaad daglicht stelde. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde onrechtmatig handelde door deze uitlatingen te doen en informatie te verstrekken die als beledigend en grievend kon worden beschouwd. De rechter verbiedt gedaagde om informatie in te winnen of te verstrekken over eiseres en het College, en gebiedt hem om een website te verwijderen waarop hij zijn ervaringen en beschuldigingen publiceerde. De rechter oordeelde dat gedaagde niet vrij was om onjuiste en grievende uitlatingen te doen, en dat zijn uitingen de vrijheid van meningsuiting overschreden. De vorderingen van eiseres werden toegewezen, en gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. De rechter legde ook een dwangsom op voor het geval gedaagde zich niet aan de uitspraak zou houden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: 425732 / KG ZA 12-900
Vonnis in kort geding van 28 september 2012
in de zaak van
de stichting Stichting Scholengroep Den Haag Zuid West,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. W. Lindeboom te 's-Gravenhage,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
in persoon verschenen.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 19 september 2012 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Eiseres houdt in 's-Gravenhage een openbare middelbare scholengemeenschap met vier locaties (vestigingen) in stand. Eén van deze vestigingen is het [college], hierna: het College.
1.2. Gedaagde is op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als docent natuurkunde voor 13 uur per week van augustus 2010 tot augustus 2011 verbonden geweest aan het College.
1.3. Nadat eiseres in oktober 2010 gedaagde had meegedeeld dat zijn resultaten niet voldoende waren, zijn de lessen van gedaagde aan het College gestopt.
1.4. Vervolgens heeft gedaagde in november en december 2011 e-mailberichten gestuurd aan ex-collega's van het College waarin hij -kort gezegd- opmerkt dat zij schadeclaims kunnen verwachten indien zij verzwijgen dat de leerlingen van het College te weinig uren natuurkunde krijgen en dat hij een klacht heeft gedeponeerd bij de Landelijke Klachtencommissie voor het Algemeen Bijzonder Onderwijs inzake door het College dubbel geboekte uren.
1.5. Gedaagde heeft in januari 2012, met het oog op zogenoemde 'open dagen' voor leerlingen van basisscholen -door het College georganiseerd in februari 2012- per e-mail directies van basisscholen binnen vijf kilometer afstand van het College bericht dat hij slechte ervaringen aan het College heeft opgedaan. Daarbij heeft hij gewezen op zijn website [website] en meegedeeld dat hij met zijn actie hoopt te bereiken dat het College zich genoodzaakt zal zien de kwaliteit van zijn onderwijs te verbeteren. Bij e-mail van 4 februari 2012 heeft gedaagde ex-collega's van het College onder meer op de hoogte gesteld van zijn e-mails aan de basisscholen.
1.6. Op voormelde website vermeldt gedaagde onder meer zijn ervaringen op het College en de brief die hij op 19 september 2011 naar de Inspectie van het Onderwijs heeft geschreven. In deze brief staat dat gedaagde het College verdenkt van frauderen met het rooster. Daarnaast vermeldt gedaagde op zijn website het antwoord van de Inspectie van 3 oktober 2011. Dit antwoord luidt als volgt:
Dank voor uw mail. Excuses voor de verlate reactie. De Onderwijsinspectie ziet in uw signaal geen aanleiding voor vervolgacties. Wel is uw mail ter informatie doorgestuurd naar het inspectieteam van de betreffende school. Zij lezen het en nemen het op in het dossier van de school. In een volgend onderzoek naar de school kan mogelijk uw mail samen met andere informatie gebruikt worden voor het toezicht op de school.
1.7. Bij (aangetekend) schrijven van 10 februari 2012 heeft de advocaat van eiseres gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die eiseres mogelijk lijdt tengevolge van de aantoonbaar onjuiste opvattingen zoals door gedaagde in e-mails verstuurd aan zijn ex-collega's en aan schooldirecties en zoals vermeld op zijn website. Daarbij is bericht dat uit de context blijkt dat gedaagde de e-mails stuurt om het College, en daarmee eiseres, schade te berokkenen in de vorm van een verminderde aanwezigheid op de open dag en daarmee van een potentieel lager aantal leerlingen dat zich op het College inschrijft. Ook is gedaagde daarbij gesommeerd om onmiddellijk te stoppen met het verspreiden van e-mails onder zijn ex-collega's, andere scholen en welke instanties dan ook over niet bestaande wantoestanden bij eiseres.
1.8. Bij brief van 12 februari 2012 heeft gedaagde onder meer geantwoord dat hij het verzoek (om te stoppen) niet kan inwilligen nu het bestaan van dubbel geboekte uren op het College een vaststaand feit is dat door niemand wordt ontkend en dat het belangrijk is dat ouders weten wat er speelt op het College. Daarbij heeft hij bericht zich belogen en bedrogen te voelen door het College en vraagt hij zich af waarom het College hem zonder enige voorafgaande waarschuwing de wacht heeft aangezegd.
1.9. In een advertentie in het Algemeen Dagblad / Haagsche Courant van 18 dan wel 22 februari 2012 heeft gedaagde, onder vermelding van zijn telefoonnummer en e-mailadres, bericht graag in contact te komen met ex-leraren en ex-leerlingen van het College. Ook daarna heeft gedaagde in de maanden april, mei, juni en augustus 2012 advertenties geplaatst in de Volkskrant, Trouw en Het Parool in de rubriek "onderwijzend personeel" met de volgende tekst:
Het [college] in Den Haag zkt leraren.[website].
1.10. Bij brief van 20 mei 2012 heeft gedaagde een ex-collega van het College -die gedaagde had verzocht te stoppen met het versturen van e-mails aan haar- onder meer meegedeeld dat haar minderwaardige houding van een weerzinwekkende lafheid is nu zij partij kiest voor het College. Daarbij heeft gedaagde bericht dat het College hoogstwaarschijnlijk liegt over het urenaantal en het functioneren van gedaagde.
1.11. In een niet gedateerde brief heeft gedaagde de echtgenote van een ex-collega
-begeleider van gedaagde op het College- bericht dat haar man hem een laaghartige streek had geleverd. Daarbij heeft hij onder meer bericht ervan overtuigd te zijn dat het boeken van dubbele uren fraude betreft.
1.12. Bij brief van 11 juni 2012 heeft gedaagde de Ouderraad van het College onder meer meegedeeld dat de Ouderraad kennelijk geen actie wil ondernemen tegen de fraude van de dubbel geboekte uren en dat de Ouderraad daarom ook schadeclaims kan verwachten. Ook aan leerlingen van het College heeft gedaagde brieven verstuurd met mededelingen over zijn functioneren op het College, over zijn ontslag en over het tekort aan uren waarbij het volgens gedaagde om fraude zou gaan.
2. Het geschil
2.1. Eiseres vordert na wijziging van eis - zakelijk weergegeven -
primair:
a. gedaagde te verbieden informatie in te winnen of te verstrekken door het plaatsen van advertenties in kranten en/of websites en/of het benaderen van medewerkers, ex-medewerkers, leerlingen, ex-leerlingen, ouders van leerlingen en/of ex-leerlingen, medezeggenschapsraden en directies of ander personeel van andere onderwijsinstellingen over eiseres in het algemeen en het College in het bijzonder;
b. gedaagde te verbieden eiseres in het algemeen en het College in het bijzonder ten overstaan van derden in verband te brengen met het geven van onvoldoende lessen;
c. gedaagde te gebieden de website [website] te verwijderen, het als productie 3 aan de dagvaarding toegevoegde artikel "Ervaringen van een leraar" te verwijderen, geen ander artikel met dezelfde inhoud daarop te plaatsen en hem te verbieden een andere website te openen waarop dezelfde informatie wordt gepubliceerd die nu wordt gepubliceerd op [website];
subsidiair:
a. gedaagde te verbieden beledigende en/of kennelijk onjuiste uitlatingen en geschriften over en jegens eiseres en/of haar bestuurder/algemeen directeur en/of andere personen in dienst van eiseres te verspreiden of te laten verspreiden en/of derden met beledigende en/of kennelijk onjuiste uitlatingen te benaderen;
b. gedaagde te gebieden van de website [website] alle teksten te verwijderen en verwijderd te houden die onjuist en/of onnodig grievend jegens personen zijn en geen andere website te openen waarop dezelfde onjuist en/of onnodig grievende teksten zijn geplaatst;
c. gedaagde te verbieden om in dagbladen of andere media advertenties te plaatsen waarbij hij de indruk wekt dat eiseres personeel zoekt, maar waarbij de lezer wordt geleid naar een website die door gedaagde wordt beheerd of in ieder geval niet door eiseres;
meer subsidiair:
gedaagde te verbieden een advertentie in de Volkskrant, Trouw en het Parool of in welk ander dagblad dan ook in de rubriek "onderwijzend personeel gevraagd" of in een daarmee vergelijkbare rubriek een advertentie te plaatsen met de tekst "Het [college] in Den Haag zkt leraren. [website]", althans een tekst die naar inhoud en strekking daarmee overeenkomt.
2.2. Daartoe voert eiseres onder meer het volgende aan.
Gedaagde handelt onrechtmatig jegens eiseres. De uitlatingen van gedaagde dat leerlingen op het College te weinig uren natuurkunde zouden krijgen is onjuist. Eiseres voldoet aan de wettelijke norm om in ieder geval een minimum aan lestijd te geven. De Onderwijsinspectie ziet daar op toe en ziet geen aanleiding voor het nemen van actie. De stellingen althans de suggesties van gedaagde dat eiseres 'fraudeert met het rooster' zijn daarom onjuist en onnodig grievend. Door naar derden toe toch te stellen dat er bij eiseres sprake is van laakbare praktijken worden ouders en daarmee potentiële leerlingen afgeschrikt en lijdt eiseres schade. Daarbij komt dat het gedaagde eigenlijk helemaal niet gaat om de kwaliteit van het onderwijs; gedaagde kan beëindiging van zijn dienstverband met eiseres nog steeds niet verkroppen. De onjuiste inhoud van de uitingen van gedaagde op zijn website zijn bovendien op onrechtmatige wijze vervlochten met het ten onrechte door het slijk halen van personen die in de ogen van gedaagde zich niet keren tegen eiseres.
2.3. Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Gedaagde heeft onder meer als verweer aangevoerd dat hij een publiciteitscampagne voert tegen eiseres om wantoestanden aan de orde te stellen. In de visie van gedaagde zouden meer leraren kritiek moeten uiten op een tekort aan lesuren dat zich bij eiseres voordoet. Volgens gedaagde zullen bij een publiciteitsverbod andere scholen wellicht ook ten onrechte dubbele uren gaan boeken. Daarbij heeft gedaagde blijk gegeven van zijn verontwaardiging om de reden die eiseres heeft gegeven om zijn dienstverband voortijdig te beëindigen, te weten disfunctioneren en niet goed kunnen uitleggen. In de visie van gedaagde is dat disfunctioneren een ergerlijk valse aantijging. Daarnaast heeft gedaagde aangevoerd dat hij sinds de invoering van het studiehuis voortdurend aanvaringen heeft met directies omdat sindsdien een managerkaste is afgekomen op het onderwijs die alleen in geld en niet in onderwijs is geïnteresseerd.
3.2. Voorop staat dat het gedaagde vrij staat om uiting te geven aan zijn opvattingen over (bepaalde onderdelen van) het onderwijsstelsel en de ontwikkelingen daarin. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Het geschil tussen partijen betreft in de kern de vraag hoe ver gedaagde daarin mag gaan wanneer hij bij zijn uitingen eiseres dan wel het College en/of zijn medewerkers betrekt. De relevantie van die vraag vloeit rechtstreeks voort uit de wet, waarin het (grond)recht van vrijheid van meningsuiting is beperkt door "ieders verantwoordelijkheid volgens de wet", zoals artikel 7 van de Grondwet het formuleert. Meningsuitingen kúnnen onrechtmatig zijn tegenover anderen.
3.3. Daarvan zal in het bijzonder sprake zijn bij uitingen die voor derden beledigend of onnodig grievend zijn. Het lijdt geen twijfel dat de uitlatingen en geschriften van gedaagde waarop eiseres haar vorderingen baseert, in dit opzicht over de schreef gaan. De door gedaagde geplaatste advertenties en zijn brieven aan onder andere medewerkers van gedaagde, directies van andere onderwijsinstellingen en zelfs een brief aan een partner van een ex-leraar zijn onmiskenbaar bedoeld om eiseres in een kwaad daglicht te stellen. Gedaagde heeft ook niet werkelijk tegengesproken dat eiseres en haar medewerkers tegen wie gedaagde's uitingen waren en zijn gericht zich daardoor beledigd of gekwetst kunnen voelen; zijn geschriften en de door hem ter zitting gegeven toelichting tonen aan dat hij dat - mede - beoogt, en op zijn minst genomen bewust op de koop toe neemt. Voor dergelijke uitingen en andere gedragingen met hetzelfde effect bestaat echter geen rechtvaardigingsgrond. De voor gedaagde teleurstellende wijze waarop de arbeidsverhouding tussen eiseres en gedaagde vroegtijdig feitelijk is beëindigd rechtvaardigt niet dat hij op deze wijze eiseres, het College en de betreffende medewerkers blijft bejegenen.
3.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de primaire vordering onder a toegewezen dient te worden.
3.5. In zijn algemeenheid staat het gedaagde ook niet vrij om eiseres en het College ten overstaan van derden in verband te brengen met het geven van onvoldoende lessen indien deze uitlating onjuist is. De Onderwijsinspectie heeft gedaagde naar aanleiding van diens brief van 19 september 2011 (zoals hiervoor vermeld onder 1.6) geantwoord in zijn signaal geen aanleiding te zien voor vervolgacties. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat de Onderwijsinspectie eiseres naderhand heeft aangesproken op het geven van onvoldoende lessen, moet het ervoor worden gehouden dat de uitlatingen van gedaagde op dit vlak meningen zijn en geen (verifieerbare) feiten. Het doen van onware mededelingen wordt immers niet beschermd door de aan een ieder in beginsel toekomende vrijheid van meningsuiting. Voor een verbod in dit opzicht, zoals primair gevorderd in het petitum onder b is, gelet op het gebeurde, dan ook voldoende grond.
3.6. Voor de website van gedaagde geldt eveneens dat de daarop vermelde uitingen beledigend dan wel onnodig grievend zijn voor eiseres. Voor vermelding op deze site dat eiseres onvoldoende lessen geeft, geldt ook hetgeen hierover in 3.5 is overwogen. Daarom is er voldoende aanleiding voor toewijzing van de primaire vordering onder c op de wijze als hierna vermeld. Daarbij geldt dat waar het gebod ziet op verwijdering van het in productie 3 bij dagvaarding toegevoegde artikel, dit gedeelte niet wordt toegewezen. Verwijdering van de website impliceert naar voorlopig oordeel reeds verwijdering van het betreffende artikel. Nu de primaire vorderingen alle worden toegewezen behoeven de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen van eiseres geen bespreking; zij blijven in dit geding buiten beschouwing.
3.7. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
3.8. De gevorderde lijfsdwang voert, naast toepassing van een dwangsom, op dit moment te ver en zal niet worden opgelegd. Deze sanctie kan eventueel later aan de orde komen, als de dwangsom om enigerlei reden niet effectief zou blijken te zijn.
3.9. Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
verbiedt gedaagde informatie in te winnen of te verstrekken (in het bijzonder, doch niet uitsluitend, door het (doen) plaatsen van advertenties in kranten en/of websites en/of het benaderen van medewerkers, ex-medewerkers, leerlingen, ex-leerlingen, ouders van leerlingen en/of ex-leerlingen, medezeggenschapsraden en directies of ander personeel van andere onderwijsinstellingen) over eiseres in het algemeen en het College in het bijzonder;
verbiedt gedaagde eiseres in het algemeen en het College in het bijzonder ten overstaan van derden (waaronder in het bijzonder, doch niet uitsluitend, worden verstaan medewerkerkers, ex-medewerkers, leerlingen, ex-leerlingen, ouders van leerlingen en/of ex-leerlingen en directies of ander personeel van andere onderwijsinstellingen) in verband te brengen met het geven van onvoldoende lessen;
gebiedt gedaagde de website [website] te verwijderen en verbiedt gedaagde een andere website te openen waarop dezelfde informatie wordt gepubliceerd die nu wordt gepubliceerd op [website];
bepaalt dat gedaagde per overtreding van één van voornoemde verboden en gebod een dwangsom verbeurt van € 1.000,--, met een maximum van € 50.000,--;
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 3.7 is vermeld;
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 1.489,98, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 575,-- aan griffierecht en € 98,98 aan dagvaardingskosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2012.
AB