ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7247

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424032 / FT RK 12.1948
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling door echtgenoot zonder medeverzoek van echtgenote

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 september 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van een man, die in gemeenschap van goederen is gehuwd. De man had een verzoek ingediend, maar zijn echtgenote had dit verzoek niet mede ondertekend en haar schulden waren niet bekend. De rechtbank oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat de gemeenschap van goederen nog niet was ontbonden op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 1:99 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de gemeenschap van goederen van rechtswege wordt ontbonden op het moment van indiening van het verzoek tot echtscheiding, maar dat dit pas effect heeft als het huwelijk daadwerkelijk is beëindigd.

De rechtbank benadrukte dat de wetgever de regels omtrent de ontbinding van de gemeenschap van goederen heeft gewijzigd, maar dat deze wijziging niet betekent dat de handtekening van de echtgenote niet meer nodig is voor het indienen van een WSNP-verzoek. De rechtbank kon niet vaststellen of de man te goeder trouw was geweest met betrekking tot zijn schulden, omdat er onvoldoende informatie was over de financiële situatie van de echtgenote. De rechtbank concludeerde dat het verzoek niet ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de man niet kon aantonen dat hij aan de vereisten voldeed voor toelating tot de WSNP.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare terechtzitting. De beslissing van de rechtbank is van belang voor de interpretatie van de regels rondom de WSNP en de ontbinding van de gemeenschap van goederen in het geval van echtscheiding.

Uitspraak

rekestnummer: 424032/FT-RK 12.1948
uitspraakdatum: 6 september 2012
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
sector civiel recht- meervoudige kamer
[verzoeker],
wonende te [adres],
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
heeft op 24 juli 2012 een verzoekschrift met bijlagen ingediend tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift is op 30 augustus 2012 behandeld. De verzoeker is verschenen en gehoord.
Verzoeker heeft op 4 mei 2012 een verzoekschrift ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De rechtbank heeft bij uitspraak van 3 juli 2012 dit verzoek niet ontvankelijk verklaard, omdat verzoeker is getrouwd in algemene gemeenschap van goederen, terwijl zijn echtgenote niet heeft meegetekend en haar schuldenlijst ontbreekt.
In het verzoekschrift van 24 juli 2012 heeft de raadsvrouw van verzoeker, mr. M.J. Post, aangevoerd dat verzoeker op 16 juli 2012 een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend bij deze rechtbank. Dat zou betekenen dat ingevolge artikel 99, eerste lid onder b (nieuw) van het Burgerlijk Wetboek (BW) de gemeenschap van goederen van rechtswege is ontbonden. De rechtbank begrijpt hieruit dat verzoeker meent dat hij niet langer de toestemming van zijn echtgenote, noch een lijst met haar schulden nodig heeft voor het indienen van een verzoekschrift.
De rechtbank volgt verzoeker niet in zijn stelling. Hiertoe is het navolgende redengevend.
Artikel 1:99, aanhef en eerste lid onder b BW luidt per 1 januari 2012 als volgt:
"De gemeenschap van goederen wordt van rechtswege ontbonden in geval van beëindiging van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap door de rechter: op het tijdstip van indiening van het verzoek tot echtscheiding".
De wijziging houdt in dat de datum waarop de huwelijksgoederengemeenschap wordt ontbonden niet meer de dag is waarop het echtscheiding in de Registers van de Burgerlijke Stand is ingeschreven, maar de dag is waarop het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank is ingediend. De gedachte achter deze wijziging is dat doorgaans vanaf het moment van indiening van een verzoekschrift tot echtscheiding, de door het hoofdstelsel veronderstelde solidariteit niet meer aanwezig is en dat het daarom voor de hand ligt op dat moment de gemeenschap van goederen te laten eindigen. Door de vervroeging van het tijdstip van ontbinding van de huwelijksgoederengemeenschap in geval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding worden de echtgenoten overigens ook beschermd tegen benadelende handelingen die door ieder van hen bijvoorbeeld tijdens de scheidingsprocedure zouden kunnen worden verricht. (MvT, Kamerstukken II 2002/03, 28 867, nr. 3, p. 27).
Dit betekent dat de gemeenschap van goederen weliswaar eindigt op het tijdstip dat het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, maar dat de gemeenschap van goederen eerst is ontbonden indien het huwelijk is beëindigd door echtscheiding. Hiervan is op dit moment nog geen sprake, omdat de echtscheiding nog niet is uitgesproken en is inschreven in de registers. Verzoeker dient derhalve nog steeds de handtekening van zijn echtgenote te hebben en ook dient duidelijk te zijn dat alle schulden uit de gemeenschap op de 285-verklaring staan vermeld.
De gemeenschap omvat in beginsel ook alle schulden van ieder der echtgenoten (artikel 94, tweede lid, boek 1 BW). Zowel gemeenschapsschulden als privéschulden zijn verhaalbaar op de gemeenschap van goederen. Beide echtgenoten zijn, ieder voor de helft, draagplichtig voor de gemeenschapsschulden. Artikel 284, derde lid Fw. bepaalt dat de schuldsaneringsregeling het vermogen van de andere echtgenoot aangaat bij een tussen de echtgenoten bestaande gemeenschap van goederen.
Ingevolge artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet wordt het verzoek slechts toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de verzoeker ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest. Deze goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechtbank rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker een verwijt gemaakt kan worden dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de verzoeker wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers te frustreren en dergelijke. Nu verzoeker en zijn echtgenote kennelijk al geruime tijd feitelijk afzonderlijk leven kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de overgelegde schuldenlijst compleet is, nu het aan (financiële) gegevens van de echtgenote van verzoeker ontbreekt. Op de door verzoeker overgelegde schuldenlijst staan klaarblijkelijk alleen de door verzoeker (al dan niet tezamen met zijn echtgenote) gemaakte schulden, maar bij gebrek aan informatie daaromtrent kan niet worden uitgesloten dat de echtgenote zelf ook gedurende het huwelijk, en met name gedurende de periode dat zij en verzoeker niet meer samenwonen, schulden heeft doen ontstaan waarvoor ook verzoeker aansprakelijk is. De rechtbank is hierdoor niet in staat om de goede trouw te toetsen.
Het verzoekschrift dient dan ook niet ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het verzoek niet-ontvankelijk van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats], Suriname,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mr. C.M. Derijks, mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers en mr. R. Cats, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2012 in tegenwoordigheid van C.R. Cortenbach LL.B., griffier.