ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4825

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
417564 / HA RK 12-195 Wrakingnummer 2012/22
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter na echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 juni 2012 uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van de rechter, ingediend door [verzoekster] na een mondelinge behandeling van een echtscheidingsverzoek. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op klachten over de bejegening van de rechter tijdens de zitting, waarbij [verzoekster] stelde dat de rechter niet onpartijdig was en een oppervlakkige behandeling van de zaak had laten zien. De wrakingskamer heeft de argumenten van [verzoekster] zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De klachten van [verzoekster] betroffen voornamelijk de wijze van communiceren en de deelbeslissingen die de rechter ter zitting had genomen. De wrakingskamer benadrukte dat het niet aan hen was om de inhoud van de deelbeslissingen te toetsen, en dat er mogelijkheden zijn voor hoger beroep tegen de beslissingen van de rechter. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter in haar rol als bemiddelaar een begrijpelijke werkwijze volgde en dat de onvrede van [verzoekster] niet voldoende was om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingsnummer 2012/22
zaak-/rekestnummer: 417564 / HA RK 12-195
rolnr: 394252 / FA RK 11-3738
datum beschikking: 11 juni 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster],
in persoon verschenen,
en
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
verder te noemen: [belanghebbende],
gemachtigde: mr. W.A. van der Stroom - Willemsen,
strekkende tot wraking van:
Mr. J.M.C. LOUWINGER - RIJK,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
verder te noemen: de rechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 6 april 2012 heeft op deze rechtbank de mondelinge behandeling plaatsgevonden van een op 12 mei 2011 ingekomen verzoek van [belanghebbende] tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
Bij brief van 7 april 2012, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 10 april 2012, heeft [verzoekster] de rechter gewraakt.
Bij verweerschrift van 10 mei 2012 heeft de rechter de wrakingskamer in kennis gesteld van haar standpunt ter zake.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 21 mei 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. [verzoekster] is ter zitting verschenen en heeft haar standpunt nader toegelicht. De rechter is niet verschenen.
3. Het standpunt van [verzoekster]
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De rechter liet tijdens de zitting geen serieuze, zorgvuldige en onderzoekende houding zien, maar er was sprake van een oppervlakkige behandeling en een amicale en lacherige sfeer. Dit met als gevolg dat er te snel en onzorgvuldig werd geoordeeld door de rechter. De zaak was al beklonken voordat de behandeling echt begonnen was.
Daarnaast bleek dat de rechter de stukken niet had gelezen en dat zij niet op de hoogte was van voor de zitting essentiële informatie. Dit werd bijvoorbeeld zichtbaar toen bleek dat de rechter zich er niet bewust van was dat er een door de 12-jarige dochter ingevuld informatieformulier aanwezig is in het dossier.
Ook heeft de rechter geen neutrale positie ingenomen. Dat bleek onder andere uit de beslissing van de rechter om aan [verzoekster] het recht te ontnemen om betrokken te worden bij de verkoop van de echtelijke woning. De onpartijdigheid bleek ook uit de beslissing van de rechter de echtscheiding uit te spreken terwijl het daarvoor vereiste wettelijke verplichte ouderschapsplan ontbrak.
Tot slot heeft de rechter [verzoekster] onheus bejegend door zich uitspraken te permitteren die niet passen bij een respectvolle behandeling van de zaak.
Deze omstandigheden leveren redenen op om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
4. Het standpunt van mr. J.M.C. Louwinger - Rijk
De rechter heeft in haar verweerschrift van 10 mei 2012 te kennen gegeven dat zij niet in de wraking berust. Voorafgaand aan haar inhoudelijke reactie merkt de rechter op dat [verzoekster] in het wrakingsverzoek niet wordt bijgestaan door een advocaat. In zaken waarin een advocaat verplicht is, zoals een echtscheidingsverzoek, is dat ook in de bijbehorende wrakingszaak verplicht. Indien [verzoekster] geen rechtsbijstand heeft kunnen verkrijgen, heeft de rechter overigens geen bezwaar tegen inhoudelijke behandeling van het wrakingsverzoek.
De rechter geeft aan dat haar houding op zitting als regel actief en informeel is. Dit met als doel om in dergelijke zaken met partijen tot een oplossing te komen, waarbij het nuttig kan zijn om tijdens de behandeling deelbeslissingen mede te delen. Mogelijk zijn dit niet de beslissingen die [verzoekster] voor ogen had. Dat de beslissingen reeds op zitting aan partijen zijn medegedeeld, houdt geen schijn van partijdigheid van de rechter in.
Voorts zegt de rechter te hebben vastgesteld dat een ouderschapsplan redelijkerwijs niet kon worden overgelegd. Daarom kon zij ook zonder dat plan een beslissing nemen over de echtscheiding. Noch het behoorlijke tijdsverloop, noch de interventie van een gezinsvoogd heeft dusdanige communicatie tussen partijen mogelijk gemaakt, dat een ouderschapsplan kon worden opgesteld.
Wat betreft het door de 12-jarige dochter ingevulde informatieformulier merkt de rechter op dat zij er bewust voor kiest om niet woordelijk weer te geven wat kinderen aan haar schrijven.
5. De beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
Op grond van artikel 4.1 van het wrakingsprotocol van de rechtbank 's-Gravenhage geldt in zaken waarin procesvertegenwoordiging door middel van een advocaat verplicht is gesteld, die verplichting ook in de wrakingszaak. De verzoeker die niet aan die verplichting voldoet, dient daarop te worden gewezen en de gelegenheid te worden geboden om het verzuim te herstellen. Uit het wrakingsdossier blijkt niet dat [verzoekster] op het verzuim is gewezen en dat haar de gelegenheid is geboden om zich bij te laten staan door een advocaat. De wrakingskamer is daarom van oordeel dat dit verzuim haar niet kan worden tegengeworpen en zal de zaak inhoudelijk behandelen.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doen zich geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter dan wel de uiterlijke schijn daarvan. Hetgeen [verzoekster] aanvoert zijn met name klachten over de bejegening ter zitting, die bij haar leiden tot een gebrek aan vertrouwen in de rechter.
Wat betreft de door de rechter medegedeelde deelbeslissingen ter zitting, is het niet aan de wrakingskamer om deze inhoudelijk te toetsen. Tegen beslissingen van een rechter staat de mogelijkheid open om in hoger beroep te gaan. Dat de rechter deelbeslissingen ter zitting meedeelt teneinde met partijen tot een oplossing te komen, is op zichzelf een begrijpelijke werkwijze. Dat een partij zich niet kan vinden in de wijze waarop de rechter dit doet en het moment dat daarvoor wordt gekozen, kan geen aanleiding geven tot het oordeel dat de rechter niet onpartijdig was of dat daarvoor de gegronde vrees bestond.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• [verzoekster];
• [belanghebbende], via zijn advocaat mr. W.A. van der Stroom - Willemsen;
• de rechter mr. J.M.C. Louwinger - Rijk.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, T.F. Hesselink en R.C.H.M. Lips, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Veldman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2012.