ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2907

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/33403-E
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake afgifte van een artikel 9-document in het vreemdelingenrecht

Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 21 juni 2012, waarin aan de hand van de beroepsgronden een oordeel is gegeven over het bestreden besluit. De rechtbank neemt over en blijft bij al wat zij in deze tussenuitspraak heeft overwogen en overweegt voorts als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder blijkens zijn brief van 4 juli 2012 geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt op grond van de overwegingen zoals vermeld in de tussenuitspraak. De rechtbank merkt hierbij op dat zij - anders dan verweerder wellicht meent - geen betekenis kan toekennen aan de door verweerder in de brief van 4 juli 2012 gegeven toelichting. De op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb geboden herstelmogelijkheid is immers geen vorm van hoger beroep. Het staat de rechtbank, behoudens uitzonderlijke gevallen, niet vrij terug te komen op een door haar in een tussenuitspraak zonder voorbehoud gegeven oordeel. Van een uitzonderlijk geval is hier geen sprake.

De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Utrecht
Sector bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
zaaknummer: AWB 11/33403-E
uitspraak van de meervoudige kamer van 27 juli 2012 in de zaak tussen
[eiseres] geboren op [1972], van Surinaamse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. L. Louwerse, advocaat te Utrecht,
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
gemachtigde: mr. S.L.M. Leijtens.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 14 april 2011 tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 12 oktober 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij tussenuitspraak van 21 juni 2012 heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een aan het bestreden besluit klevend gebrek te herstellen, dan wel daarvoor een ander besluit te nemen, zulks met inachtneming van hetgeen in die uitspraak door de rechtbank is overwogen.
Bij brief van 4 juli 2012 heeft verweerder de rechtbank bericht van deze mogelijkheid geen gebruik te willen maken. Verweerder heeft daarbij opgemerkt van mening te zijn dat het bestreden besluit de toets der kritiek kan doorstaan.
Bij brief van 18 juli 2012 heeft de rechtbank partijen bericht dat zij met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft bepaald dat in deze zaak geen nader onderzoek ter zitting wordt gedaan. Daarmee heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank komt tot de volgende einduitspraak.
Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak van 21 juni 2012, waarin aan de hand van de beroepsgronden een oordeel is gegeven over het bestreden besluit. De rechtbank neemt over en blijft bij al wat zij in deze tussenuitspraak heeft overwogen en overweegt voorts als volgt.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder blijkens zijn brief van 4 juli 2012 geen gebruik wenst te maken van de mogelijkheid het door de rechtbank geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond verklaart en het bestreden besluit vernietigt op grond van de overwegingen zoals vermeld in de tussenuitspraak. De rechtbank merkt hierbij op dat zij - anders dan verweerder wellicht meent - geen betekenis kan toekennen aan de door verweerder in de brief van 4 juli 2012 gegeven toelichting. De op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb geboden herstelmogelijkheid is immers geen vorm van hoger beroep. Het staat de rechtbank, behoudens uitzonderlijke gevallen, niet vrij terug te komen op een door haar in een tussenuitspraak zonder voorbehoud gegeven oordeel. Van een uitzonderlijk geval is hier geen sprake.
3. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.311,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten betalen aan de griffier van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.311,- te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. ter Brugge, voorzitter, en mr. R.J. Praamstra en mr. Y. van Wezel, leden, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2012.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.