Parketnummer: 09/711658-11
Datum uitspraak: 13 juli 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 2],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Alphen aan den Rijn" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 juni 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A.M.D. Naarden, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
[X] heeft zich als benadeelde partij gevoegd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1.
op of omstreeks 02 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan privéhuis "[privéhuis]" gevestigd in perceel [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich met medeneming van een vuurwapen en/of een 2e vuurwapen, althans een daarop gelijked voorwerp en/of een mes en/of een ijzeren staaf naar dat pand heeft begeven en/of
- (vervolgens) met (bivak)mutsen op en/of de kra(a)g(en) van zijn/hun trui(en) voor zijn/hun gezicht(en) dat perceel is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een mes en/of (een) vuurwapen(s) en/of een 2e vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een ijzeren staaf in zijn/hun hand(en) op die [X] aflopen en/of
- vechten met die [X] en/of
- met een vuurwapen tegen het hoofd en/of lichaam van die [X] slaan en/of
- maken van slaande bewegingen met die ijzeren staaf in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [X];
2.
op of omstreeks 02 november 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk [merk], kaliber 9 mm, en/of munitie van categorie III, te weten twee knalpatronen van het kaliber 9 mm en/of drie CS-gaspatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
Deze zaak gaat om een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden op 2 november 2011 omstreeks 22.30 uur in privéhuis "[privéhuis]" (een bordeel) te 's-Gravenhage. Drie gemaskerde mannen hebben, bewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een mes en een staaf, geprobeerd met geweld tegen [X] goederen en/of geld uit voornoemd pand weg te nemen. Twee van de mannen zijn in gevecht geraakt met voornoemde [X], de bedrijfsleider die toen aldaar aan het werk was. Door zijn optreden heeft [X] ervoor gezorgd dat de daders niets hebben kunnen wegnemen. [X] heeft als gevolg van deze vechtpartij letsel opgelopen. Van de gebeurtenis zijn camerabeelden beschikbaar. De camera's stonden opgesteld in het privéhuis. De beelden zijn op de televisie en internet vertoond. Op deze beelden zijn onder meer op een gegeven moment twee van de mannen zonder gezichtsbedekking te zien. Eén van deze mannen is gebleken verdachte te zijn. Verdachte heeft zowel tegenover de politie en de rechter-commissaris als ter terechtzitting bekend dat hij zich samen met twee door hem niet bij name genoemde anderen heeft schuldig gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde feiten.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, tezamen met anderen, heeft begaan. De officier van justitie heeft voor het bewijs verwezen naar de bekentenis van verdachte, de aangifte van [X], de camerabeelden, de herkenning van verdachte op de camerabeelden en de op de plaats delict aangetroffen staaf, mes, muts (pet met oorkleppen), schoen en vuurwapen. Op de staaf is mogelijk DNA van de aangever aangetroffen; op de pet is aan de binnenzijde DNA van verdachte aangetroffen en de schoen was van verdachte; op het vuurwapen is DNA van aangever aangetroffen, hetgeen correspondeert met het slaan daarmee op het hoofd van de aangever, aldus de officier van justitie.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft omtrent het bewijs geen verweer gevoerd.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan, nu de verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsvrouw van de verdachte geen vrijspraak heeft bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen1.
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2012;
- het proces-verbaal van verhoor van de benadeelde, inhoudende de op 2 november 2011 afgelegde verklaring van [X] (p. 169 t/m 172);
- het proces-verbaal van aangifte, inhoudende de op 4 november 2011 afgelegde verklaring van [X] (p. 173 t/m 175);
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2012;
- het proces-verbaal van bevindingen "aantreffen van het wapen" (p. 218);
- het proces-verbaal "onderzoek wapen en de munitie" (p. 230-232).
De rechtbank acht, met verbetering van type- en/of taalfouten, door welke verbeteringen verdachte niet in zijn belangen is geschaad, te diens aanzien wettig en overtuigend bewezen dat hij:
1.
op 2 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan privéhuis "[privéhuis]" gevestigd in perceel [adres],
met zijn mededaders:
- zich met medeneming van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een mes en een ijzeren staaf naar dat pand heeft begeven en
- vervolgens met bivakmutsen op dat perceel is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met een mes en op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een ijzeren staaf in hun handen op die [X] aflopen en
- vechten met die [X] en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd en lichaam van die [X] slaan en
- maken van slaande bewegingen met die ijzeren staaf in de richting van het hoofd en het lichaam van die [X];
2.
op 2 november 2011 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk [merk], kaliber 9 mm, en munitie van categorie III, te weten twee knalpatronen van het kaliber 9 mm en drie CS-gaspatronen van het kaliber 9 mm, voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij bij het bepalen van haar eis aansluiting heeft gezocht bij de oriëntatiepunten voor een poging tot diefstal met geweld op een bedrijf.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden: verdachte heeft na zijn aanhouding meteen openheid van zaken gegeven, hij is blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie niet eerder ter zake van vergelijkbare delicten veroordeeld, hij heeft spijt van zijn handelwijze en uit de brief van de penitentiaire inrichting - ter terechtzitting overgelegd aan de rechtbank - blijkt dat verdachte een "modelgedetineerde" is.
Daarbij heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, conform het advies van de reclassering. Bij het bepalen van de hoogte van die straf heeft de raadsvrouw de rechtbank in overweging gegeven aansluiting te zoeken bij de landelijke oriëntatiepunten, en derhalve een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist. De officier van justitie gaat bij haar eis uit van de richtlijnen van het openbaar ministerie die strenger zijn dan voornoemde oriëntatiepunten, aldus de raadsvrouw van verdachte.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een gewelddadige overval in een privéhuis (een bordeel). Voorts heeft hij zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Gemaskerd en bewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een mes en een ijzeren staaf zijn verdachte en zijn mededaders het privéhuis binnengedrongen met het doel goederen en/of geld weg te nemen. Verdachte en zijn mededaders hebben daarbij uitsluitend oog gehad voor hun eigen financieel gewin. Verdachte en één van zijn mededaders zijn daar in gevecht geraakt met de bedrijfsleider [X]. Door zijn kordate optreden heeft [X] kunnen voorkomen dat verdachte en zijn mededaders goederen en/of geld hebben weggenomen, waardoor het bij een poging is gebleven. [X] had - naar eigen zeggen - het gevoel dat hij moest vechten voor zijn leven. Door deze vechtpartij heeft hij letsel opgelopen; per ambulance moest hij naar het ziekenhuis worden vervoerd waar hij aan zijn verwondingen is behandeld. Thans - zeven maanden later - ondervindt [X] nog steeds nadelige lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van verdachte en zijn mededaders; hij heeft een litteken in zijn gezicht en sinds die bewuste dag is hij alert en angstig en voelt hij zich niet meer veilig op zijn werkplek. Verdachte heeft met zijn handelen dan ook grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [X]. Op het moment van de overval waren ook andere mensen in het pand aanwezig die enorm zijn geschrokken. Eén van de vuurwapens - met patronen - is een aantal dagen na het incident in voornoemd pand aangetroffen, nabij de plek waar verdachte in gevecht was geraakt met [X]. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie leidt veelal tot het plegen van ernstige geweldsdelicten, hetgeen in de onderhavige zaak weer eens wordt bevestigd. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen.
Aldus is sprake van zeer ernstige feiten, die verdachte volledig kunnen worden toegerekend en die uitsluitend kunnen worden bestraft met een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Een dergelijke strafsoort doet recht aan de geschokte gevoelens in de maatschappij en wordt tevens geacht een normbevestigend effect te hebben.
Voor wat betreft de hoogte van die straf overweegt de rechtbank als volgt.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van verdachte. Hieromtrent heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van 30 december 2011 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte recentelijk niet is veroordeeld ter zake van vergelijkbare feiten. Hij is wel in 1998 veroordeeld ter zake van mishandeling; hiermee zal echter geen rekening worden gehouden bij het bepalen van de straf, nu dit een veroordeling betreft van meer dan vijf jaar geleden.
Verdachte is dan ook als first-offender aan te merken.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 31 mei 2012 betreffende verdachte. De reclassering ziet geen meerwaarde in een meldplicht en/of een training of behandeling, nu verdachte voldoende vaardigheden heeft om zelfstandig zijn problemen op te lossen. Verdachte heeft aangegeven geen problemen en geen hulpvraag te hebben. Het recidiverisico wordt geschat als hoog gemiddeld, mede gelet op het feit dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde geen werk en inkomen had. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft zich beraden of de gevorderde straf recht doet aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten en of zij niet een hogere straf zou moeten opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. De reden daarvoor is dat de plaats delict, te weten het privéhuis waarin het bordeel was gevestigd, zeer wel als een woning - en niet als een bedrijf - zou kunnen worden beschouwd. In dat geval zou volgens de oriëntatiepunten bij een poging tot diefstal met geweld een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden voor oplegging in aanmerking komen. De rechtbank zal dit punt evenwel ten voordele van verdachte in het midden laten en niet ten nadele van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie. Zij zal, alles afwegend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie en het advies van de reclassering opleggen.
7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering van de benadeelde partij
[X] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 7.613,47. De benadeelde partij vordert aan immateriële schade een bedrag van € 2.500,00 en aan materiële schade een bedrag van € 5.113,47.
Dit bedrag bestaat uit:
- kledingschade ten bedrage van € 250,00;
- kosten rugmassage ten bedrage van € 240,00;
- kosten schoonheidsbehandeling ten bedrage van € 750,00;
- kosten plastisch chirurgie ten bedrage van € 3.300,00;
- eigen risico ziektekosten 2012, ten bedrage van € 220,00;
- reiskosten ten bedrage van € 353,47.
Tevens wordt door de benadeelde partij de wettelijke rente gevorderd alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een totaalbedrag van € 4.093,47, te weten een bedrag van € 2.500,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 1.593,47 aan materiële schade, bestaande uit de gevorderde kledingschade, kosten rugmassage, kosten schoonheidsbehandeling en de reiskosten. Verder heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige, nu de overige posten onvoldoende door de benadeelde partij zijn onderbouwd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte hoofdelijk de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.093,47, ten behoeve van [X].
7.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangegeven dat verdachte bereid is de schade te vergoeden die de benadeelde partij heeft geleden, voor zover de vordering voldoende is onderbouwd. Zij heeft de vordering voor zover deze betrekking heeft op de posten "kledingschade" en "kosten rugmassage" niet betwist. Voor wat betreft de overige posten met betrekking tot de materiële schade zijn deze naar de mening van de raadsvrouw onvoldoende door de benadeelde partij onderbouwd. De vordering dient ten aanzien van die posten dan ook afgewezen dan wel niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de raadsvrouw. Voor wat betreft de immateriële schade is de raadsvrouw van mening dat deze ook niet voldoende door de benadeelde partij is onderbouwd, nu de bijgevoegde uitspraak niet vergelijkbaar is met de onderhavige zaak. De raadsvrouw acht een bedrag van € 300,= toewijsbaar.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [X] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
Materiële schade
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten "kledingschade", "kosten rugmassage" en "reiskosten" is naar het oordeel van de rechtbank voldoende door de benadeelde partij onderbouwd. Hoewel de post "eigen risico ziektekosten 2012" niet voldoende door de benadeelde partij is onderbouwd, is het aannemelijk dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij dan ook hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.063,47.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten "kosten schoonheidsbehandeling" en "kosten plastisch chirurgie" de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de benadeelde partij de vordering ten aanzien van deze posten onvoldoende heeft onderbouwd en de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële schade
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.250,= hoofdelijk toewijzen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien de hoogte van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen.
Totaal toe te wijzen bedrag
De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een totaalbedrag van € 2.313,47. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 2 november 2011 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte hoofdelijk dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.313,47, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [X].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de op de 'lijst van inbeslaggenomen voorwerpen' onder 1, 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen (1. een revolver, [merk], gasrevolver; 2. twee stuks munitie, [merk]; 3. een huls, [merk]; 4. drie patronen, [merk]) zullen worden onttrokken aan het verkeer, dat het onder 5 genummerde voorwerp (5. een pet) zal worden verbeurdverklaard en dat de onder 6 en 7 genummerde voorwerpen (6. een schoen; 7. sportkleding, NIKE slat) zullen worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft omtrent het beslag geen standpunt ingenomen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
1. een revolver, [merk], gasrevolver;
2. twee stuks munitie, [merk];
3. een huls, [merk];
4. drie patronen, [merk],
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp, te weten een pet, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
6. een schoen;
7. sportkleding, NIKE slat.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
Benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [X] gedeeltelijk en hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [X], een bedrag van € 2.313,47, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel - met betrekking tot de gevorderde materiële schade - niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering - met betrekking tot de gevorderde immateriële schade - voor het overige af;
legt aan verdachte hoofdelijk op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.313,47, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 2 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van [X];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 (drieëndertig) dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
Beslag
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen, te weten:
1. een revolver, [merk], gasrevolver;
2. twee stuks munitie, [merk];
3. een huls, [merk];
4. drie patronen, [merk];
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 5 genummerde voorwerp, te weten:
5. een pet;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 6 en 7 genummerde voorwerpen, te weten:
6. een schoen;
7. sportkleding, NIKE slat.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs. A.J.J.M. Weijnen en M.T. Renckens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2012.
mr. Weijnen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1521 2011232356 van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd pagina's 1 t/m 623).