Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 11/34704
Datum uitspraak: 24 mei 2012
Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
[naam eiser 1],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer]
[naam eiser 2],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
[naam eiseres 1],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
[naam eiseres 2],
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [nummer], en
[naam eiseres 3],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer]
allen van Somalische nationaliteit,
eisers,
gemachtigde mr. G.J. van der Graaf,
de Minister van Buitenlandse Zaken,
Visadienst,
verweerder.
Op 8 juli 2010 hebben eisers bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Kampala (Uganda) aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) met als verblijfsdoel ‘gezinshereniging’ bij Ikraam Hassan Abdi (hierna: referente) in het kader van nareis.
Bij besluit van 10 maart 2011 heeft verweerder de aanvragen afgewezen. Tegen dit besluit hebben eisers bij brief van 18 maart 2011 bezwaar gemaakt.
Op 26 oktober 2011 hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift.
Bij besluit van 1 november 2011 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Bij brief van 19 december 2011 hebben eisers de rechtbank verzocht het beroep van 26 oktober 2011 aan te merken als zijnde mede gericht tegen het besluit van 1 november 2011.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 9 februari 2012. Eisers zijn verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.M. Ehrencron-Plante.
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Ingevolge artikel 6:20, vierde lid, van de Awb wordt, indien een bestuursorgaan hangende een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaarschrift
een besluit neemt, het beroep mede geacht te zijn gericht tegen dat nieuwe besluit.
Het beroep van 26 oktober 2011 tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar moet mitsdien mede geacht worden gericht te zijn tegen het besluit van 1 november 2011.
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar
3. Nu verweerder inmiddels een beslissing heeft genomen op het bezwaar van eisers hebben eisers geen belang meer bij hun beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. Dit leidt ertoe dat zij in dit beroep niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Nu eisers op 20 september 2011, nadat de beslistermijn was verstreken, verweerder in gebreke hebben gesteld en het beroepschrift op 26 oktober 2011, derhalve na de termijn als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb, hebben ingediend acht de rechtbank wel termen aanwezig tot een kostenveroordeling van verweerder in de kosten die eisers ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand hebben moeten maken. Deze worden begroot op € 109.25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift niet tijdig, met de wegingsfactor 0,25 (zeer licht)).
.
Het beroep tegen het besluit van 1 november 2011.
4. Referente is bij besluit van 21 september 2009 met ingang van 29 oktober 2008 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [naam eiser 1] is de echtgenoot van referente, [naam eiser 2] en [naam eiseres 1] zijn de pleegkinderen van referente en [naam eiseres 2] en [naam eiseres 3] zijn de zusjes van referente. Zij beogen allen verblijf bij referente.
5. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen en de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard, omdat niet aannemelijk is dat eisers feitelijk deel hebben uitgemaakt van het gezin van referente zoals dat bestond op het moment waarop referente het land van herkomst heeft verlaten. Verweerder komt tot dit oordeel, gelet op tegenstrijdigheden in de verklaringen tussen referente en eisers.
6. Hiermee kunnen eisers zich niet verenigen. Op hetgeen zij in dit verband hebben aangevoerd, zal in het navolgende worden ingegaan.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Ten aanzien van de stelling van eisers dat artikel 4:7 van de Awb geschonden is nu zij niet in de gelegenheid zijn gesteld kennis te nemen van de inhoud van de verslagen van de gehouden interviews en niet geconfronteerd zijn met de gestelde tegenstrijdigheden, overweegt de rechtbank als volgt.
9. Ingevolge artikel 4:7, eerste lid, van de Awb dient een bestuursorgaan bij de afwijzing van een aanvraag de aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn zienswijze naar voren te brengen (a) indien de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen en (b) die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.
10. De rechtbank is van oordeel dat artikel 4:7 van de Awb op de onderhavige aanvragen van toepassing is nu de Vw 2000 geen van deze bepaling afwijkende regeling kent.
11. Voorts stelt de rechtbank vast dat verweerder de aanvragen heeft afgewezen gelet op tegenstrijdigheden in de verklaringen tussen referente en eisers. Derhalve steunt de afwijzing naar het oordeel van de rechtbank op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen en afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt. Artikel 4:7, eerste lid, van de Awb is derhalve van toepassing.
12. Verweerder heeft de aanvraag echter afgewezen zonder toepassing te geven aan artikel 4:7, eerste lid, van de Awb, welk gebrek in bezwaar, door eisers alsnog de mogelijkheid te bieden op enigerlei wijze hun zienswijze ter zake te geven, niet is hersteld, zodat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
13. Om het besluit van 1 november 2011 alsnog op de voet van artikel 6:22 van de Awb, zoals door verweerder gevraagd, in stand te laten, ziet de rechtbank geen aanleiding. Artikel 4:7 van de Awb is geen vormvoorschrift als in artikel 6:22 van de Awb bedoeld. Artikel 4:7 van de Awb strekt er immers toe zo vroeg mogelijk in de besluitvorming de mogelijkheid te hebben de relevante feiten, via betwisting over en weer, nader vast te doen stellen. Dat is geen vormvoorschrift.
Voorts ziet de rechtbank evenmin aanleiding de zaak anderszins zelf finaal te beslechten. Een gebrek als bedoeld in artikel 4:7 van de Awb kan immers beter, dat betekent in dit geval, even snel en op minder formele wijze, in een nieuwe bezwaarprocedure worden hersteld.
14. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en zal het besluit van 1 november 2011 worden vernietigd wegens schending van artikel 4:7 van de Awb. Verweerder zal een nieuw besluit op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak
15. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 874,-- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift gericht tegen het besluit van 1 november 2011 en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken.
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 1 november 2011 gegrond;
- vernietigt het besluit van 1 november 2011;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers, begroot op € 983,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Wessels-Harmsen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2012.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).