ECLI:NL:RBSGR:2012:BW5565

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
409922 / FT RK 11-3578
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de rechtbank 's-Gravenhage

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De verzoeker, geboren in 1976 en woonachtig in Nederland, had op 27 december 2011 een verzoekschrift ingediend voor de schuldsaneringsregeling. Tijdens de behandeling op 13 april 2012, bijgestaan door mr. M.M. Hoving, werd duidelijk dat de verzoeker aanvankelijk enkel een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord wilde indienen. Echter, door de onlosmakelijke verbinding tussen de verzoeken, was hij genoodzaakt ook een verzoek tot schuldsanering in te dienen. De rechtbank overwoog dat de wetgeving, zoals vastgelegd in de Faillissementswet, natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen, de keuze biedt tussen surseance van betaling of een schuldsaneringsregeling. De verzoeker gaf aan zijn onderneming met 10 à 11 personeelsleden te willen voortzetten en een schuldregeling met zijn schuldeisers te willen treffen. De rechtbank concludeerde echter dat het niet aannemelijk was dat de verzoeker de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen. Daarom werd het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling afgewezen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

rekestnummer: 409922 / 11-3578
nummer verklaring: KAB0511100019
uitspraakdatum: 27 april 2012
RECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE
SECTOR CIVIEL RECHT - MEERVOUDIGE KAMER
[verzoeker],
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats],
verzoeker,
heeft op 27 december 2011 een verzoekschrift bijlagen ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling.
Het verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is op 13 april 2012 behandeld. Verzoeker is, bijgestaan door mr. M.M. Hoving, verschenen en gehoord. De rechtbank heeft ter terechtzitting meegedeeld dat meervoudig uitspraak zal worden gedaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verzoeker heeft ter terechtzitting verzocht om - indien het verzoek ex artikel 287a van de Faillissementswet wordt afgewezen - hem uit te laten omtrent het al dan niet handhaven van zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling. Uitgaande van handhaving van het verzoek overweegt de rechtbank als volgt.
Zoals ook is overwogen in het arrest van de Hoge Raad d.d. 14 oktober 2005 (LJN: AT6856) blijkt uit de parlementaire geschiedenis van de Wet van 25 juni 1998, Stb. 445, waarbij de schuldsaneringsregeling in de Faillissementswet werd opgenomen, dat de regering de schuldsaneringsregeling mede heeft willen openstellen voor natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen, maar daarbij heeft benadrukt dat dergelijke personen zullen moeten kiezen tussen surseance of schuldsaneringsregeling (Kamerstukken II 1992-1993, 22969, nr. 3, blz. 24):
"De opzet van het wetsvoorstel is deze dat de natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent, een keuze zal moeten maken. Of hij opteert voor de schuldsaneringsregeling met als consequentie dat ten genoegen van de schuldeisers zoveel mogelijk activa te gelde worden gemaakt, of hij kiest ervoor om zijn zelfstandig beroep of bedrijf voort te zetten, derhalve met behoud van de bedrijfsinventaris en dergelijke, althans zonder dat de liquidatie daarvan voorop staat. Ook in het laatste geval evenwel zal de schuldenaar die in financiële moeilijkheden verkeert, behoefte kunnen hebben aan een adempauze. Deze schuldenaar kan daartoe de surseance van betaling aanvragen.
In het wetsvoorstel is overigens voorzien in de mogelijkheid dat de natuurlijke persoon die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefent en aan wie de surseance van betaling voorlopig is verleend, kan verzoeken de surseance in te trekken onder het gelijktijdig van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat de schuldenaar in samenwerking met de bewindvoerder in de surseance kan bezien of de toepassing van de surseance zal worden voortgezet of dat de schuldsaneringsregeling alsnog de voorkeur verdient."
Verzoeker heeft evenwel ter terechtzitting te kennen gegeven dat het zijn intentie is om zijn onderneming voort te (kunnen) zetten en dat hij daarom met zijn schuldeisers tot een schuldregeling wenst te komen. Hij heeft tevens meegedeeld dat hij eigenlijk alleen een verzoek tot toepassing van een dwangakkoord (als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet) wilde indienen, maar dat hij genoodzaakt was tevens een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen aangezien beide verzoeken bij één verzoekschrift dienen te worden gedaan.
Nu de rechtbank er van uit dient te gaan dat verzoeker beoogt zijn onderneming met 10 á 11 personeelsleden voort te zetten, is onvoldoende aannemelijk dat hij de uit de - mede op vereffening gerichte - schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. Reeds hierom zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling van:
[verzoeker]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats], NEDERLAND,
wonende te [adres]
[postcode en woonplaats].
Gewezen door mrs. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, C.M. Derijks en R. Cats, allen lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2012 in tegenwoordigheid van D.D. Vorst, griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te 's-Gravenhage.