ECLI:NL:RBSGR:2012:BW1646

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/31682
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de gezinsband tussen pleegkinderen en referent in het kader van nareis asiel

In deze zaak hebben eisers een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ingediend in het kader van nareis asiel, zodat zij als pleegkinderen bij hun referent konden verblijven. Het geschil draait om de vraag of de gezinsband tussen eisers en referent verbroken is. Eisers zijn na het vertrek van referent achtergebleven in het gezin van de echtgenote van referent en hun biologische kinderen. Dit gezin is naar Addis Abeba gereisd voor interviews op de Nederlandse ambassade, waarbij de echtgenote en de biologische kinderen een mvv hebben ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de gezinsband niet verbroken is, omdat eisers na het vertrek van referent deel zijn blijven uitmaken van het gezin. De rechtbank verwijst naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van referent als uitgangspunt moet worden genomen. De rechtbank concludeert dat verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de gezinsband verbroken is, en verklaart het beroep gegrond. Verweerder moet binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 11/31682,
V-nummers: [nummer1], [nummer2] en [nummer3]
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in het geding tussen
[naam1], [naam2] en [naam3], eisers,
gemachtigde: mr. H.E. Visscher, advocaat te Dordrecht,
en
de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder,
gemachtigde: mr. M.I. Graafland, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 3 januari 2011 afwijzend beslist op de aanvragen van eisers tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) in het kader van nareis.
Tegen dit besluit hebben eisers bij faxbericht van 27 januari 2011 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij besluit van 28 september 2011 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben eisers bij faxbericht van 30 september 2011 beroep ingesteld.
De zaak is op 1 februari 2012 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Referent is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. M.C.M. van der Mark, kantoorgenote van gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Het wettelijk kader
Op grond van artikel 7 van het Souverein Besluit van 12 december 1813 is verweerder bevoegd tot het verlenen van een visum, waaronder begrepen een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv).
Ingevolge artikel 72, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt een beschikking omtrent de afgifte van een visum, waaronder begrepen een mvv, voor de toepassing van dit hoofdstuk gelijkgesteld met een beschikking omtrent een verblijfsvergunning regulier gegeven krachtens deze wet.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is Onze Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling die als echtgenoot of echtgenote of minderjarig kind feitelijk behoort tot het gezin van de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, die dezelfde nationaliteit heeft als die vreemdeling en gelijktijdig met deze vreemdeling Nederland is ingereisd dan wel is nagereisd binnen drie maanden, nadat aan de vreemdeling, bedoeld onder a tot en met d, de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, is verleend.
Ingevolge artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) handelt het
bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer
belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig
zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
2.2. Het bestreden besluit
In het bestreden besluit handhaaft verweerder de weigering aan eisers een mvv in het kader van nareis asiel te verstrekken omdat niet aannemelijk is gemaakt dat referent en eisers hebben samengeleefd door tegenstrijdigheden in de verklaringen. Weliswaar is een aantal tegenstrijdigheden afdoende verklaard, er resteren nog tegenstrijdigheden in de interviews. Het is niet aannemelijk dat referent en eisers hebben samengeleefd. Subsidiair dient, als de gezinsband al bestaan zou hebben, deze als verbroken beschouwd te worden door de opname in een ander gezin. In het verweerschrift van 9 januari 2012 heeft verweerder de tegenstrijdigheden niet langer tegengeworpen, maar de gezinsband is verbroken waardoor de weigering gehandhaafd blijft. Bij pleegkinderen is niet het vereiste dat de opname in een ander gezin duurzaam dient te zijn. De gezinsband wordt al verbroken geacht bij opname in een ander gezin. Dat referent eisers financieel steunt is onvoldoende onderbouwd en doet niet af aan de conclusie dat de gezinsband verbroken is. Dat eisers niet hebben kunnen reageren op het rapport van bevindingen maakt het besluit niet onzorgvuldig nu de rapporten zijn overgelegd bij de beschikking in primo en eisers in de gronden van bezwaar en beroep genoegzaam de mogelijkheid hebben gehad hierop te reageren.
2.3. De gronden van beroep
Eiser stelt zich op het standpunt dat op basis van de werkinstructie van verweerder 2011/12 (AUB) het rapport van de interviews ter beschikking van referent gesteld hadden moeten worden voor een reactie. Nu dit niet is gebeurd en het gewicht dat verweerder aan de verklaringen toekent, is het besluit onzorgvuldig. Uit de verslagen blijken verschillen in vraagstelling waardoor verschillend geantwoord wordt. Dit betekent echter niet dat de antwoorden tegenstrijdig zijn. Voorts zijn verschillen in beantwoording ontstaan door vertaling door verschillende tolken en ambtenaren en sommige woorden worden verschillend uitgesproken of hebben meerdere betekenissen. Van opname in een ander gezin is geen sprake, het betreft noodopvang. Referent heeft verzocht om een spoedige behandeling van de mvv-verzoeken van eisers in verband met de afgifte mvv aan de echtgenote. De echtgenote zag zich door de geldigheidsbeperking van de mvv gedwongen vooruit te reizen. Gelet op de leeftijd van eisers is het noodzakelijk dat iemand onderdak en voedsel verzorgt, waarvoor referent financieel zorg draagt. De weigering is in strijd met de Gezinsherenigingsrichtlijn. De hoorplicht is geschonden.
2.4. Het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Eisers hebben een mvv aanvraag ingediend bij de Nederlandse vertegenwoordiging in Addis Abeba, Ethiopië, in het kader van nareis asiel om als pleegkinderen bij referent te kunnen verblijven. Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 is verlening van de verzochte verblijfsvergunning mogelijk indien de minderjarige kinderen feitelijk tot het gezin van de hoofdpersoon hebben behoord. Verweerder werpt geen tegenstrijdigheden meer tegen en neemt daarmee aan dat eisers tot het gezin van referent hebben behoord. Verweerder legt aan de afwijzing ten grondslag dat de gezinsband verbroken is door opname van eisers in een ander gezin. Het geschil dat in beroep voorligt beperkt zich tot de vraag of verweerder terecht heeft geoordeeld dat de gezinsband tussen eisers en referent verbroken is.
2.4.2. De voorwaarden van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 worden nader uitgewerkt in beleid, in paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc 2000). Hierin is opgenomen, voor zover thans van belang, dat voor niet-biologische (pleeg- of adoptie)kinderen in tegenstelling tot biologische kinderen geldt dat de gezinsband als verbroken wordt beschouwd, indien deze kinderen na vertrek van de hoofdpersoon zijn opgenomen in een ander gezin. Uit dit beleid blijkt dat de enkele opname in een ander gezin reeds voldoende is om bij pleegkinderen te concluderen dat de gezinsband is verbroken. De tijdelijkheid noch de duurzaamheid van de opname in een ander gezin zijn bij de beoordeling relevant.
2.4.3.Het is niet in geschil dat eisers geen biologische kinderen van referent zijn maar als pleegkinderen aangemerkt dienen te worden. Eisers zijn na het vertrek van referent achtergebleven in het gezin van de echtgenote van referent en de biologische kinderen van de echtgenote met referent. Dit gezin is gezamenlijk naar Addis Abeba vertrokken om, in het kader van de mvv-adviesaanvragen, deel te nemen aan interviews op de Nederlandse ambassade. Aan de echtgenote en de biologische kinderen is een mvv verstrekt. Gelet op de beperkte geldigheidsduur hebben referent en de echtgenote besloten vooruit te reizen naar Nederland, waarbij eisers zijn achtergelaten en ondergebracht bij een derde.
2.4.4. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 19 oktober 2010 (201001188/1/V1) en 7 februari 2011 (201005131), blijkt dat bij de beoordeling of de vreemdeling feitelijk behoort tot het gezin van referent de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van referent uit het land van herkomst als uitgangspunt dient te worden genomen. Na het vertrek van referent zijn eisers deel blijven uitmaken van het achtergebleven gezin van referent. Het gezin is uit het herkomstland vertrokken naar Ethiopië en pas na vertrek van de echtgenote - ingegeven door het verstrijken van de geldigheid van de MVV - zijn eisers ondergebracht in een ander gezin in Ethiopië.
2.4.5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de jurisprudentie van de Afdeling, de gezinsband dient vast te stellen ten tijde van het vertrek van de referent. Met DNA onderzoek is de gezinsband met de echtgenote en de biologische kinderen aangetoond en verweerder heeft zich ook ten aanzien van eisers op het standpunt gesteld dat zij tot het gezin van referent hebben behoord. Nu voor de beoordeling het moment van vertrek van referent het peilmoment is, dient te worden geoordeeld dat op dat moment eisers tot het achtergebleven gezin van referent behoorden.
2.4.6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat in deze omstandigheden sprake is van verbreking van de gezinsband. Eisers zijn deel blijven uitmaken van het achtergebleven gezin van referent. Hierbij speelt mee dat referent aantoonbaar heeft getracht de procedures van eisers te bespoedigen opdat het gehele gezin gezamenlijk naar Nederland kon reizen. De enge uitleg van het beleid uit paragraaf C2/6.1 van de Vc 2000 komt de rechtbank in deze onredelijk voor. Verweerder dient nader te motiveren waarom in het onderhavige geval de gezinsband als verbroken geacht dient te worden nu het peilmoment het moment is dat referent vertrekt uit het herkomstland en de gezinsband tussen eisers, referent en de echtgenote met de biologische kinderen vaststaat.
2.4.7. Het beroep is derhalve gegrond.
2.5. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenvergoeding.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen 6 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit neemt;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van €152,00 vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten die eiser in verband met de behandeling van dit beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op:
€ 874,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
- wijst verweerder aan als de rechtspersoon die voormelde proceskosten aan eiser moet vergoeden.
Aldus gegeven door mr. A.P. Hameete, rechter, en door deze en mr. S. Wierink, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,