zaaknummers: AWB 10/7462, 11/3528 en 11/3530
uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2012 in de zaak tussen
[eiser], te Noordwijk,
(gemachtigde: mr. J. Geelhoed),
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Lever).
Het ontwerp van het hierna te noemen bestreden besluit I alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 6 maart 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief, ingekomen bij verweerder op 16 april 2008, heeft eiser een zienswijze naar voren gebracht.
Bij besluit van 9 maart 2010, verzonden 15 september 2010, (bestreden besluit I) heeft verweerder vrijstelling verleend op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) aan Proper Stok Groep B.V. te Rotterdam, ten behoeve van het project op het Bollenbadterrein genaamd Bloemenzee, bestaande uit een zwembad met voorzieningen, 203 woningen, een parkeerkelder en de bij het project behorende inrichting aan de Nieuwe Zeeweg 65, te Noordwijk.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, ingenomen onder zaaknummer AWB 10/7462.
De ontwerpen van de hierna te noemen bestreden besluiten II en III, alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 16 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen.
Bij brief van 26 januari 2011 heeft eiser een zienswijze ingediend.
Bij besluiten van 2 maart 2011 heeft verweerder aan Heijmans Vastgoed Realisatie B.V. reguliere bouwvergunning verleend voor de bouw van 198 woningen en een parkeergarage aan de Nieuwe Zeeweg 65, te Noordwijk (bestreden besluit II) en voor het bouwen van een zwembad aan de Nieuwe Zeeweg 63, te Noordwijk (bestreden besluit III).
Eiser heeft eveneens tegen deze twee besluiten beroep ingesteld, ingenomen onderscheidenlijk onder de zaaknummers AWB 11/3528 en AWB 11/3530.
Verweerder heeft terzake van de drie beroepen een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 december 2011. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Abspoel-Jonkhout en C. Versnel, bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.1. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of eiser als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
1.2. Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. Ten tijde van het nemen van bestreden besluit I was nog het streekplan 'Zuid-Holland West' (het streekplan) van toepassing.
1.3. Eiser is eigenaar van gronden gelegen in deelgebied De Nes 1, dat in het streekplan de aanduiding 'Stads- en dorpsgebied' heeft. Sinds 2003 heeft hij met de gemeente gesprekken gevoerd over de toekomstige ontwikkeling van dit gebied en de mogelijkheid om daar woningbouw te realiseren.
2. Volgens eiser zal deelgebied De Nes 1 ten gevolge van de bij het bestreden besluit I verleende vrijstelling, moeten worden ingericht als park. Deze 'Groen-voor-Rood'-compensatie is nodig op grond van structurerend element 13 van het Streekplan Zuid-Holland West, omdat de vrijstelling tot gevolg heeft dat woningen worden gebouwd in een gebied dat in het streekplan is aangeduid als 'Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen'. Uit de ten bevoeve van de vrijstelling door gedeputeerde staten van Zuid-Holland verleende verklaring van geen bezwaar leidt eiser af dat het stads- en dorpsgebied in gebied De Nes 1 niet kan worden gerealiseerd. Eiser meent dat hij,om die reden als belanghebbende moet worden aangemerkt.
3. Verweerder heeft gesteld dat het Bollenbadterrein binnen de bebouwingscontour ligt. Er kan binnen deze rode contour volgens de 'Groen-voor-Rood'-regeling worden gewisseld tussen gebieden met de aanduiding 'Stads- en dorpsgebied' en gebieden die zijn aangewezen als 'Openluchtrecreatiegebied of stedelijk groen'. Compensatie voor de bebouwing in Bloemenzee moet volgens verweerder in deelgebied De Nes 1 gevonden worden. Het plangebied De Nes 1 zal moeten worden ingericht als 'Openluchtrecreatiegebied' of stedelijk groen. Deze verschuiving is vastgelegd met de door gedeputeerde staten verleende verklaring van geen bezwaar. De (planvorming voor) daadwerkelijke inrichting van De Nes 1 maakt, volgens verweerder, echter geen deel uit van de bestreden besluiten. Pas op het moment dat concrete planvorming aan de orde is, kan eiser hiertegen ageren. Verweerder heeft daarbij opgemerkt dat - indien het bestemmingsplan voor gebied 'De Nes 1' wordt vernietigd - elders binnen de rode contour compensatie moet worden gezocht.
4.1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb - in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d, van de deze wet - kan alleen een belanghebbende beroep tegen een besluit instellen.
4.2. Artikel 1:2, eerste lid, van de Awb verstaat onder belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
5.1. De wetgever heeft deze eis gesteld om te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang, als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient sprake te zijn van een voldoende objectief bepaalbaar eigen, persoonlijk belang dat een betrokkene in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
5.2. In de ruimtelijke onderbouwing van het project is vermeld dat compensatie voor de bebouwing in Bloemenzee in een gedeelte van het gebied De Nes moet plaatsvinden.
Op basis van structurerend element 13 van het streekplan wordt binnen de rode contouren per saldo uitgegaan van behoud van functies. Als transformaties onvermijdelijk zijn, zal de handelende gemeente moeten aangeven hoe deze functies worden gecompenseerd.
Deze verschuiving van functies is door het vrijstellingsbesluit en de door gedeputeerde staten van Zuid-Holland verleende verklaring van geen bezwaar mogelijk geworden, maar voor eisers eigendom niet definitief bepaald.
5.3. Over de bestemming van eisers gronden in deelgebied De Nes 1 dient nog nadere besluitvorming plaats te vinden door middel van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan voor dat gebied. Eiser kan tegen het besluit tot vaststelling van dat (ontwerp)bestemmingsplan in een later stadium desgewenst rechtsmiddelen aanwenden. De rechtbank stelt vast dat eiser nu feitelijk opkomt tegen de toepassing van een in het streekplan opgenomen structurerend element, en dat daartegen geen beroep kan worden ingesteld, omdat dit geen concrete beleidsbeslissing is. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 15 februari 2006 (LJN: AV1770). Gelet hierop kan het belang van eiser in de thans aan de orde zijnde procedures slechts als een afgeleid belang worden aangemerkt.
5.4. Ter zitting heeft eiser zich nog op het standpunt gesteld dat hij - gelet op de jurisprudentie van de Afdeling - ondanks de afstand van ongeveer 600 meter tot het bouwplan, gezien de openheid van het landschap en het zicht dat hij daardoor op het bouwplan zal hebben, direct belanghebbende is. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Op grond van de gedingstukken is de rechtbank gebleken dat eiser vanwege de afstand van zijn woning tot het bouwplan en tussenliggende woonbebouwing vanuit zijn woning niet of nauwelijks zicht zal hebben op het bouwplan. Aan het zichtcriterium wordt in eisers geval dan ook niet voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank moet voorts de ruimtelijke uitstraling van het bouwplan bij de woning van eiser minimaal worden geacht, zodat hij om deze redenen evenmin als belanghebbende kan worden aangemerkt.
5.5. Gelet hierop onderscheidt het belang van eiser zich niet in voldoende mate van dat van een willekeurige andere inwoner van Noordwijk.
6. Hieruit volgt dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Dirks, mr. C.T. Aalbers en mr.dr. L.M. Koenraad, rechters, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2012.
Afschrift verzonden naar partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.