ECLI:NL:RBSGR:2012:BV8107

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/1826 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid van een ambtenaar met mogelijk ziektebeeld

In deze zaak gaat het om een ambtenaar die in beroep is gegaan tegen de beslissing op bezwaar waarbij zijn ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid is gehandhaafd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het integriteitsbesef van de eiser tekortschiet voor de uitoefening van zijn functie. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder niet heeft uitgesloten dat dit tekortschietend integriteitsbesef mogelijk te verklaren is door een ziektebeeld, namelijk een schizoaffectieve stoornis. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 17 januari 2011 en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij eerst een onafhankelijk extern psychiater geraadpleegd dient te worden.

De eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen een besluit van 9 mei 2007, waarin zijn ontslag werd bevestigd. De rechtbank heeft in dat eerdere oordeel vastgesteld dat verweerder onvoldoende had onderbouwd dat de eiser niet de vereiste juridische vakbekwaamheid bezat. De rechtbank heeft verweerder gevolgd in zijn standpunt over het tekortschietend integriteitsbesef, maar benadrukt dat dit niet zonder meer kan leiden tot ontslag zonder rekening te houden met de mogelijke invloed van een ziektebeeld.

De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit onvoldoende is voorbereid, omdat er geen contact is geweest met een onafhankelijke psychiater, zoals eerder was opgedragen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt verweerder in de proceskosten van de eiser, die op € 1.092,50 zijn vastgesteld. Tevens dient verweerder het griffierecht van € 152,-- aan eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 14 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/1826 AW
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 februari 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats],
(gemachtige: mr. A.A. van Harmelen),
en
de minister van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr.drs. J.A. Bijker).
Zitting
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2011.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mevrouw drs. S.M. Schneider.
De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek met toepassing van artikel 8:64 van de Awb geschorst. Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat eiser zo spoedig mogelijk zal herintreden in zijn oude functie bij de Directie Personeel & Organisatie bij verweerders departement. Verweerder heeft medegedeeld dat het primaire besluit van 27 februari 2007 alsmede de beslissingen op bezwaar van 9 mei 2007 en 17 januari 2011 zullen worden ingetrokken en dat de door eiser gemaakte proceskosten zullen worden vergoed.
Eiser heeft medegedeeld dat het beroep daarna zal worden ingetrokken.
Partijen hebben de rechtbank bij brieven van 29 november 2011 medegedeeld dat geen overeenstemming is bereikt. Zij hebben daarbij verzocht het onderzoek ter zitting te
hervatten.
De nadere zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2012.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mevrouw drs. S.M. Schneider.
Overwegingen
1 Eiser heeft ter zitting voorgesteld om met behulp van een mediator tot een oplossing te komen. Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat, door de wijze van communicatie van de zijde van eiser na het gesprek tussen partijen op 14 september 2011, een vertrouwensbreuk is ontstaan en dat derhalve geen heil wordt gezien in een mediationtraject.
2 De rechtbank sluit het onderzoek ter zitting en doet onmiddellijk mondeling uitspraak.
Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen het besluit van 9 mei 2007, waarbij het besluit van 27 februari 2007 - houdende de mededeling dat eiser met ingang van 15 maart 2007 ontslag wordt verleend wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken -, is gehandhaafd. Bij uitspraak van
9 oktober 2008 van deze rechtbank (AWB 07/4521 AW) is geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat eiser niet de vereiste juridische vakbekwaamheid bezit voor de uitoefening van zijn functie. De rechtbank heeft verweerder gevolgd in zijn standpunt dat eisers integriteitsbesef tekort schiet voor de uitoefening van zijn functie. Verweerder had echter moeten uitsluiten of het tekort schietend integriteitsbesef van eiser is te verklaren of mede zijn oorzaak vindt in een ziektebeeld waaraan eiser lijdt (mogelijk een schizoaffectieve stoornis), waardoor eisers tekortschieten hem wellicht niet of in verminderde mate is toe te rekenen. De rechtbank heeft het besluit van 9 mei 2007 vernietigd en bepaald dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen. Alvorens op het bezwaar van eiser te beslissen, dient eerst het advies van een onafhankelijke externe psychiater te worden ingewonnen.
Verweerder heeft daarop een traject geïnitieerd bij de HSK Groep. Eiser heeft uiteindelijk een beroep heeft gedaan op zijn blokkeringsrecht ter zake van de resultaten van het onderzoek omdat geen sprake was van contact met een psychiater, maar van contact met psychologen. Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 17 januari 2011 overwogen dat het niet kenbaar maken van de resultaten van het psychiatrisch onderzoek voor rekening en risico van eiser komt. Het bezwaar van eiser is ongegrond verklaard, waarbij eisers tekort schietend integriteitsbesef van doorslaggevende betekenis is geweest.
De rechtbank overweegt dat eiser in het kader het onderzoek bij HSK contact heeft gehad met psychologen, ondanks het feit dat deze rechtbank eerder de opdracht heeft gegeven om een onafhankelijke externe psychiater in te schaken. Dit betekent dat het bestreden besluit van 17 januari 2011 onvoldoende is voorbereid en niet op deze wijze mocht worden genomen.
Het beroep dient derhalve gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit van
17 januari 2011 dient te worden vernietigd. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
3 De rechtbank acht voorts termen aanwezig om verweerder, met toepassing van artikel 8:75 van de Awb, te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van dit beroep gemaakte kosten. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.092,50 (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting, waarde per punt € 437,--, wegingsfactor 1) aan kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aangezien ten behoeve van eiser ter zake van dit beroep een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit van 17 januari 2011;
3 draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
4 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 1.092,50, aan de griffier te voldoen;
5 bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 152,--, vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Faasse - van Rossum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 februari 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.