ECLI:NL:RBSGR:2012:BV6081

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5263 AW
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren inzake bezoldiging politie en dienstongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 januari 2012 uitspraak gedaan in een beroepsprocedure die voortvloeide uit een geschil over de bezoldiging van een politieambtenaar. De eiser, die wegens langdurige arbeidsongeschiktheid een korting op zijn bezoldiging had ontvangen, maakte bezwaar tegen het besluit van de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden. De korpsbeheerder had de eiser medegedeeld dat zijn ziekte niet als een dienstongeval of beroepsziekte werd aangemerkt, waardoor de korting op zijn bezoldiging gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van de bezwaren beoordeeld en vastgesteld dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was. De rechtbank oordeelde dat de brief van de korpsbeheerder, waarin het verzoek van de eiser om zijn ziekmelding als dienstongeval te beschouwen werd afgewezen, geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was, maar een nadere motivering van een eerder besluit. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde de bezwaren van de eiser niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat de korpsbeheerder het door de eiser betaalde griffierecht diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5263 AW
uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 25 januari 2012 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser,
en
de korpsbeheerder van het politiekorps Haaglanden, verweerder
(gemachtigde: mr. M.C.J. van den Brekel).
Procesverloop
Bij e-mailbericht van 5 oktober 2009 heeft eiser verweerder verzocht zijn ziekmelding van die dag aan te merken als dienstongeval.
Bij besluit van 10 maart 2010 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij op 5 oktober 2009 arbeidsongeschikt is geworden, dat gedurende de eerste 26 weken recht bestaat op doorbetaling van de volledige bezoldiging en dat zijn bezoldiging op grond van artikel 38 van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) wordt gekort:
- met ingang van 6 april 2010 tot 5 oktober 2010 met 10%;
- met ingang van 5 oktober 2010 tot 5 april 2011 met 20% en
- met ingang van 5 april 2011 met 30%.
Bij brief van 26 september 2010 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij brief van 17 januari 2011 heeft verweerder het verzoek van eiser van
5 oktober 2009 afgewezen.
Bij brief van 4 februari 2011 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de brief van
17 januari 2011.
Bij besluit van 13 mei 2011 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 21 juli 2011 (lees: 21 juni 2011) beroep ingesteld tegen het besluit van 13 mei 2011.
Verweerder heeft de stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 2 november 2011 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], kantoorgenote van de gemachtigde van verweerder. Voorts is verschenen [B].
Overwegingen
1 De rechtbank gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1 Bij e-mailbericht van 5 oktober 2009 heeft eiser verweerder verzocht zijn ziekmelding van die dag aan te merken als dienstongeval.
1.2 Bij besluit van 10 maart 2010 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij op
5 oktober 2009 arbeidsongeschikt is geworden, dat gedurende de eerste 26 weken recht bestaat op doorbetaling van de volledige bezoldiging en dat er twee redenen bestaan om na 26 weken de bezoldiging volledig door te betalen:
1. wanneer eiser in het belang van zijn genezing, door de Arbodienst wenselijk geachte (andere) arbeid verricht voor tenminste 80% van de voor hem geldende arbeidstijd.
2. wanneer de ziekte, waardoor hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, is veroorzaakt door een dienstongeval of beroepsziekte, of indien de ziekte het gevolg is van een zwangerschap.
Verweerder acht voornoemde twee redenen niet van toepassing. De bezoldiging van eiser wordt derhalve gekort:
- met ingang van 6 april 2010 tot 5 oktober 2010 met 10%;
- met ingang van 5 oktober 2010 tot 5 april 2011 met 20% en
- met ingang van 5 april 2011 met 30%.
Eiser heeft bij brief van 26 september 2010, ontvangen bij verweerder op
29 september 2010, bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3 Bij brief van 17 januari 2011 heeft verweerder het verzoek van eiser van
5 oktober 2009 afgewezen omdat geen sprake is van een dienstongeval. Ten overvloede is medegedeeld dat geen sprake is van een beroepsziekte of een beroepsincident.
Bij brief van 4 februari 2011 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de brief van
17 januari 2011.
1.4 Bij het thans bestreden besluit van 13 mei 2011 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
Met betrekking tot het bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2010
2 De rechtbank overweegt dat de ontvankelijkheid van het bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2010 ambtshalve dient te worden beoordeeld.
3 De rechtbank overweegt dat de Bezwarenadviescommissie Rechtspositionele Besluiten (hierna: de Commissie) in haar advies van 29 april 2010 er van is uitgegaan dat eiser het besluit van 10 maart 2010 heeft ontvangen. Eiser heeft thans ter zitting medegedeeld dat dit juist is. De rechtbank stelt vast dat op het besluit van 10 maart 2010 geen verzenddatum is vermeld. Derhalve dient te worden uitgegaan van de datum van ontvangst van voornoemd besluit door eiser. Dit betekent dat, uitgaande van ontvangst op uiterlijk 31 maart 2010, de bezwaartermijn uiterlijk op woensdag 12 mei 2010 is geëindigd.
Het bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2010 is eerst bij brief van 26 september 2010 gemaakt, derhalve na afloop van de bezwaartermijn.
4 Eiser heeft in bezwaar aangevoerd dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is. Hij stelt dat hij tijdig en veelvuldig vergeefs om hulp heeft gevraagd, hetgeen blijkt uit de e-mailberichten van 5 oktober 2009 en 23 maart 2010. Zijn leidinggevende heeft hem voorgehouden dat nog geen besluit was genomen. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij ernstig ziek was en last had van heftige bijwerkingen van de hem voorgeschreven medicatie in verband met een post-traumatisch stressstoornis (PTSS).
5.1 De rechtbank overweegt dat, anders dan in het advies van de Bezwarenadvies-commissie Rechtspositionele Besluiten van 29 april 2010 is vermeld, het e-mailbericht van de leidinggevende van eiser van 23 maart 2010 niet kan leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Het besluit van 10 maart 2010 is door eiser eind maart 2010 ontvangen, derhalve na verzending van voornoemd e-mailbericht.
5.2 Voor zover eiser heeft verwezen naar zijn medische situatie en de bijwerking van
medicijnen, overweegt de rechtbank dat eiser tijdens de hoorzitting op 18 oktober 2010 in het kader van de verschoonbaarheid van het bezwaar op dit punt is verzocht om toezending van een verklaring van een (huis)arts en een kopie van de bijsluiter van de hem voorgeschreven medicijnen. Eiser heeft verweerder bij brief van 19 oktober 2010 te kennen gegeven dat verweerder zich kan wenden tot de bedrijfsarts.
De rechtbank heeft niet de overtuiging kunnen krijgen dat eiser door zijn psychische gezondheidstoestand niet in staat was zelf tijdig een (voorlopig) bezwaarschrift in te dienen of namens hem te laten indienen. Eiser heeft zijn standpunt niet met medische gegevens onderbouwd en de voorhanden zijnde gedingstukken brengen ook overigens de onmogelijkheid daartoe niet met zich mee.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb, die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
6 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte de termijnoverschrijding verschoonbaar heeft geacht en het bezwaarschrift van eiser van
26 september 2010 ontvankelijk heeft geacht.
Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder c, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van 26 september 2010 gericht tegen het besluit van 10 maart 2010 niet-ontvankelijk te verklaren.
Met betrekking tot het bezwaar tegen de brief van 17 januari 2011
7 De rechtbank overweegt dat reeds in het besluit van 10 maart 2010 door verweerder is overwogen dat de redenen op grond waarvan de bezoldiging na 26 weken volledig kunnen worden doorbetaald, te weten indien sprake is van een dienstongeval of beroepsziekte, niet van toepassing zijn. Hieruit volgt dat reeds een oordeel is gegeven over de vraag of sprake is van een dienstongeval of beroepsziekte.
De brief van 17 januari 2011 kan derhalve niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Deze brief dient te worden aangemerkt als een nadere motivering van het eerder genomen besluit van 10 maart 2010. Dat de brief van 17 januari 2011 een lay-out heeft van een beschikking kan hier niet aan afdoen.
8 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte het bezwaarschrift van eiser van 4 februari 2011 ontvankelijk heeft geacht.
Het beroep is in zoverre gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van 4 februari 2011 gericht tegen het de brief van 17 januari 2011 niet-ontvankelijk te verklaren.
9 De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de nota van [C], advocaat, van
27 mei 2011 ad € 506,05. Deze advocaat heeft eiser in de bezwaarprocedure bijgestaan.
Niet gebleken is dat deze advocaat eiser heeft bijgestaan in de beroepsprocedure en dat de betreffende nota betrekking heeft op (rechts)bijstand in deze procedure.
Verweerder dient wel het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage
1 verklaart het beroep gegrond;
2 vernietigt het bestreden besluit van 13 mei 2011;
3 verklaart het bezwaar van 26 september 2010 niet-ontvankelijk;
4 verklaart het bezwaar van 4 februari 2011 niet-ontvankelijk;
5 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
6 bepaalt dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht, te weten € 152,--, vergoedt;
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, mr. D.G.J. Dop en
mr. G.A.C.M. van Ballegooij in aanwezigheid van A.J. Faasse - van Rossum, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.