ECLI:NL:RBSGR:2012:BV2597

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
391535 - FA RK 11-2699
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van adoptieverzoek en vaststelling van geboortegegevens van minderjarigen in het kader van draagmoederschap

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 18 januari 2012 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure waarbij verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], de adoptie van twee minderjarigen hebben verzocht. De moeder van de minderjarigen, die in India verblijft, is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen zijn geboren uit een draagmoedercontract tussen de moeder en [verzoeker 2], waarbij de moeder via IVF zwanger is geworden. De rechtbank heeft de juridische status van [verzoeker 2] als vader beoordeeld en geconcludeerd dat hij op basis van Britse wetgeving als juridisch vader kan worden erkend. Dit is van belang voor de adoptieprocedure, aangezien de adoptie niet kan plaatsvinden zolang het gezamenlijk gezag van de moeder en [verzoeker 2] niet is beëindigd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende gewijzigde omstandigheden zijn om het gezamenlijk gezag van de moeder en [verzoeker 2] te beëindigen, gezien het feit dat de minderjarigen in Nederland verblijven en de moeder in India. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is dat [verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag over hen wordt belast. De adoptie door [verzoeker 1] kan pas worden toegewezen nadat de beslissing over het gezag onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft de beslissing over de adoptie en de vaststelling van de geboortegegevens aangehouden tot 1 mei 2012.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de namen van de minderjarigen zoals vermeld in de Indiase geboorteakten als oorspronkelijke namen moeten worden erkend. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en heeft de beschikking uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 11-2699
Zaaknummer: 391535
Datum beschikking: 18 januari 2012
Adoptie
Beschikking op het op 5 april 2011 ingekomen verzoekschrift van:
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
hierna verzoekers, dan wel [verzoeker 1] en [verzoeker 2],
wonende te 's-Gravenhage,
advocaat: mr. P.J. Montanus te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
1. [de moeder],
hierna: de moeder,
verblijvende op een onbekend adres in India.
2. de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,
zetelend te 's-Gravenhage,
hierna: de ambtenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift;
- de brief met bijlagen d.d. 11 april 2011 van de zijde van verzoekers;
- de brieven d.d. 23 mei 2011 en 31 mei 2011 van de ambtenaar;
- de brief d.d. 5 augustus 2011 van de zijde van verzoekers;
- de brief d.d. 15 september 2011 van de zijde van verzoekers.
Op 21 december 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekers en hun advocaat;
- de ambtenaar in de personen van de heer A.R. Baptiste en mevrouw J.A.M. de Koning.
De moeder is - hoewel behoorlijk opgeroepen - niet ter terechtzitting verschenen.
Verzoek en verweer
Het verzoek - zoals dat thans luidt - strekt ertoe dat de rechtbank:
- primair: de adoptie uitspreekt van de minderjarigen:
* [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], India;
* [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], India,
door [verzoeker 1];
- subsidiair: [verzoeker 2] belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarigen en vervolgens de adoptie van de minderjarigen door [verzoeker 1] uitspreekt;
- de geboortegegevens van de minderjarigen vaststelt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.
De ambtenaar heeft ten aanzien van de Indiase geboorteakten van de minderjarigen opgemerkt dat hierin niet de gegevens van de moeder zijn opgenomen, zodat inschrijving van deze akten in de registers van de burgerlijke stand in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Ten aanzien van de Britse geboorteakten van de minderjarigen heeft de ambtenaar opgemerkt dat hierin wel de gegevens van de moeder zijn opgenomen. Nu in deze akten [verzoeker 2] als vader is vermeld, suggereren deze akten dat de minderjarigen zouden zijn geboren staande het huwelijk van de moeder en [verzoeker 2]. Nu dit niet het geval is, zou ook inschrijving van deze akten in de registers van de burgerlijke stand strijd opleveren met de openbare orde. De ambtenaar is van mening dat overeenkomstig artikel 1:25c lid 3 van het Burgerlijk Wetboek tot vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarigen moet worden overgegaan. Hierbij zal moeten worden bezien of er sprake is van een juridisch vaderschap van [verzoeker 2] en hoe dit tot stand is gekomen, zodat dit afzonderlijk kan worden toegevoegd in latere vermeldingen aan de Nederlandse geboorteakten. Vervolgens kunnen latere vermeldingen betreffende adoptie door [verzoeker 1] aan de akten worden toegevoegd.
Feiten
* [verzoeker 2] en de moeder hebben op 22 juni 2009 een draagmoedercontract gesloten.
* De moeder is via IVF (plaatsing van embryo's ontstaan uit eicellen van een onbekende donor en zaadcellen van [verzoeker 2]) zwanger geworden van de minderjarigen.
* Op [geboortedatum] zijn de minderjarigen uit de moeder geboren.
* De moeder heeft de minderjarigen nimmer verzorgd en opgevoed. De minderjarigen verblijven vanaf hun geboorte in het gezin van verzoekers.
* Blijkens de informatie uit de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente 's-Gravenhage wonen verzoekers sedert juli 2008 tezamen op hun huidige adres.
* [verzoeker 1] heeft de Nederlandse nationaliteit.
* [verzoeker 2] en de minderjarigen zijn Brits burger.
Beoordeling
Adoptie - rechtsmacht en toepasselijk recht
Gezien bovengemelde feiten acht de rechtbank voldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer aanwezig om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.
Toepasselijk is het Nederlandse recht, met dien verstande dat de vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de biologische ouders van de minderjarige, in beginsel wordt beantwoord naar de regels die het nationale recht van de minderjarige daarover bevat.
Inhoudelijke beoordeling - afstammingskwestie
Eerst dient te worden beoordeeld of [verzoeker 2] naar Nederlands recht als juridisch vader van de minderjarigen kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de moeder ten tijde van de geboorte van de minderjarigen ongehuwd was.
Weliswaar suggereert de tekst van het tussen [verzoeker 2] en de moeder gesloten standaard-draagmoedercontract op verschillende plaatsen dat de moeder gehuwd zou zijn met de "confirming party", maar uit de aanvullende stukken bij het draagmoedercontract blijkt eenduidig dat de "confirming party" een broer van de moeder is. De rechtbank acht het gelet hierop voldoende aannemelijk dat het standaard-draagmoedercontract abusievelijk niet op alle pagina's aan de feitelijke situatie - te weten dat de "confirming party" niet de echtgenoot maar de broer van de moeder is - is aangepast.
Verder kan uit de stukken worden opgemaakt dat [verzoeker 2] een rechtshandeling heeft verricht waardoor hij zowel op de Indiase als de Britse geboorteakten van de minderjarigen als juridisch vader is vermeld. Ingevolge artikel 10:101 lid 1 juncto artikel 10:100 van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen waarbij familierechtelijke betrekking zijn vastgesteld, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte, in Nederland van rechtswege erkend, tenzij daaraan geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan of de erkenning kennelijk in strijd met de openbare orde zou zijn. Ingevolge artikel 10:101 lid 2 BW is er met betrekking tot de erkenning in elk geval sprake van strijd met de openbare orde indien: a. deze is verricht door een Nederlander die naar Nederlands recht niet bevoegd is tot erkenning van het kind, b. wat de toestemming van de moeder of het kind betreft, niet is voldaan aan de vereisten die het toepasselijke - in casu het Indiase - recht stelt of c. indien de akte kennelijk op een schijnhandeling betrekking heeft. Nu [verzoeker 2] de Britse nationaliteit heeft, de moeder - blijkens het draagmoedercontract - heeft ingestemd met het ouderschap van [verzoeker 2] en voorts niet gebleken is dat sprake is van een schijnhandeling, dient de door [verzoeker 2] verrichte rechtshandeling waardoor hij in ieder geval naar Brits recht juridisch vader is geworden van de minderjarigen te worden erkend. Derhalve kan [verzoeker 2] naar Nederlands recht worden aangemerkt als juridisch vader van de minderjarigen en kan het verzoek tot adoptie van de minderjarigen door [verzoeker 1] worden beoordeeld.
Beoordeling primaire verzoek
Vaststaat dat zowel [verzoeker 2] als de moeder belast zijn met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. Gezien het adoptievereiste van artikel 1:228 lid 1 onder g BW is het primaire verzoek tot adoptie derhalve niet toewijsbaar. De rechtbank ziet geen reden om - zoals het gerechtshof te 's-Gravenhage in zijn uitspraak van 22 oktober 2003 (LJN AN7583) wel heeft gedaan - aan dit vereiste voorbij te gaan, nu in onderhavige zaak geen sprake is van een impasse waardoor nimmer aan dit vereiste voldaan zou kunnen worden.
De rechtbank zal derhalve overgaan tot de beoordeling van het subsidiaire verzoek van verzoekers.
Beoordeling subsidiaire verzoek
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek om [verzoeker 2] alleen te belasten met het gezag over de minderjarigen.
Op grond van artikel 1:253n BW kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in de artikelen 1:251a lid 1, 1:252 lid 1, 1:253q lid 5 of 1:277 lid 1, beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Hoewel het gezamenlijk gezag van [verzoeker 2] en de moeder naar de letter niet valt onder het gezamenlijk gezag zoals hierboven omschreven, is de rechtbank van oordeel dat artikel 1:253n BW bij gebrek aan een andere voorziening ook van toepassing is op de beëindiging van het van rechtswege ontstane gezamenlijk gezag van [verzoeker 2] en de moeder.
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende sprake is van gewijzigde omstandigheden. Immers ten tijde van het ontstaan van het gezag van de moeder verbleven de minderjarigen nog in India, terwijl zij thans bij verzoekers in Nederland verblijven.
De rechtbank kan slechts bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarigen noodzakelijk moet worden geacht dat [verzoeker 2] met het eenhoofdig gezag over hen wordt belast. Zij overweegt hiertoe dat de moeder door het ondertekenen van het draagmoedercontract uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van de kinderen. De rechtbank wijst op hetgeen in artikel IV, onder g van het contract wordt bepaald: "She is fully aware that after birth of the child, wether single or twins or triplets, she will have no right or authority over and in respect of the child and that she shall handover the child to the Intended Father." Daar komt bij dat, nu de moeder in India verblijft terwijl de kinderen in Nederland wonen, ook niet te verwachten valt dat de moeder in de toekomst op enigerlei wijze invulling zal geven aan het ouderlijk gezag. Nu [verzoeker 2] en de moeder geen contact met elkaar hebben en verzoekers ook niet weten waar de moeder verblijft, is een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening niet mogelijk. Onder al deze omstandigheden acht de rechtbank het in het belang van de kinderen noodzakelijk om het verzoek om [verzoeker 2] alleen met het gezag over hen te belasten toe te wijzen.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om vervolgens de adoptie van de minderjarigen door [verzoeker 1] uit te spreken eerst kan worden toegewezen nadat de beslissing waarbij [verzoeker 2] alleen met het gezag over de minderjarigen wordt belast onherroepelijk zal zijn geworden. De rechtbank zal iedere beslissing met betrekking tot het adoptieverzoek daarom pro forma aanhouden tot 1 mei 2012. Desalniettemin zal de rechtbank vooruitlopend op de onherroepelijkheid van de gezagsbeslissing thans reeds het adoptieverzoek beoordelen.
Verzoekers hebben ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het adoptieverzoek met elkaar samengeleefd. Zij hebben de minderjarigen op [geboortedatum minderjarigen] in hun gezin opgenomen en hebben hen sindsdien derhalve gedurende ten minste één jaar verzorgd en opgevoed.
De biologische moeder is behoorlijk opgeroepen. Zij is echter niet in de procedure verschenen en heeft het verzoek niet tegengesproken. Uit de omstandigheid dat [verzoeker 1] onderhavig adoptieverzoek samen met [verzoeker 2] heeft ingediend, maakt de rechtbank op dat [verzoeker 2] het adoptieverzoek van [verzoeker 1] ondersteunt. Geen der ouders spreekt het adoptieverzoek derhalve tegen.
Nu aan de overige vereisten van de artikel 1:227 en 1:228 BW - voor zover in deze zaak van toepassing - is voldaan, ligt het verzoek tot adoptie van de minderjarigen door [verzoeker 1] voor toewijzing gereed, zodra deze beschikking waarbij het eenhoofdig gezag over de minderjarigen aan [verzoeker 2] wordt toegekend onherroepelijk is geworden.
Vaststellen geboortegegevens
Nu de beslissing ten aanzien van het adoptieverzoek zal worden aangehouden, zal de rechtbank tevens de beslissing ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarigen aanhouden. De rechtbank ziet echter aanleiding om hieromtrent reeds het volgende te overwegen.
Ten tijde van hun geboorte stonden de minderjarigen alleen in familierechtelijke betrekking tot de moeder. Immers, de rechtshandeling die tot het juridisch vaderschap van [verzoeker 2] heeft geleid, is pas na de geboorte van de minderjarigen door [verzoeker 2] verricht.
Derhalve hadden de minderjarigen op het moment van hun geboorte - overeenkomstig het op dat moment voor hen geldende Indiase recht - een namenreeks, hetgeen ook blijkt uit de Indiase geboorteakten, te weten: "[minderjarige 1]" en "[minderjarige 2]". Derhalve dienen deze namenreeksen als oorspronkelijke namen van de minderjarigen te worden aangemerkt.
De namen van de minderjarigen luiden thans volgens de Britse geboorteakten:
- [minderjarige 1];
- [minderjarige 2].
Deze naamsvaststelling, waarbij sprake is van een geslachtsnaam en meerdere voornamen, dient op grond van artikel 10:19 BW te worden erkend in Nederland.
Nu er in onderhavige zaak geen akten van erkenning zijn opgemaakt, kunnen er geen latere vermeldingen betreffende erkenning aan de geboorteakten worden toegevoegd. Omdat het wel noodzakelijk is om het vaderschap van [verzoeker 2] zichtbaar te maken op de in Nederland op te maken geboorteakten van de minderjarigen, heeft de ambtenaar voorgesteld om een last te geven tot vermelding van het na de geboorte ontstane vaderschap van [verzoeker 2] op de geboorteakten van de minderjarigen in de rubriek overige vermeldingen. Tevens kunnen in deze rubriek ook de - tegelijk met het vaderschap van [verzoeker 2] ontstane - huidige namen van de minderjarigen (geslachtsnaam en voornamen) worden opgenomen.
De rechtbank zal de beslissing op het verzoek tot het vaststellen van de geboortegegevens van de minderjarigen aanhouden tot 1 mei 2012 pro forma.
Beslissing
De rechtbank:
*
wijst het primaire verzoek af;
*
bepaalt dat voortaan alleen aan [verzoeker 2], wonende te 's-Gravenhage, het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
* [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], India;
* [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], India,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing inzake de adoptie van de minderjarigen door [verzoeker 1] en de vaststelling van de geboortegegevens van de minderjarigen aan tot 1 mei 2012 pro forma.
*
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W. de Wit, H.A.G. Nijman en B. Meijer, kinderrechters, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2012.