ECLI:NL:RBSGR:2012:BV1697

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12 / 70 en Awb 12 / 982
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen voortzetting vrijheidsbeperkende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 januari 2012 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van de beroepen van eisers tegen de voortzetting van een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd op grond van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eisers, van Azerbeidzjaanse nationaliteit en verblijvende te Vught, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister voor Immigratie en Asiel, die hen een vrijheidsbeperkende maatregel had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beroepen zich richten tegen de voortzetting van deze maatregel en heeft zich vervolgens de vraag gesteld of deze beroepen ontvankelijk zijn.

De rechtbank oordeelt dat het voortduren van de vrijheidsbeperkende maatregel niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wet biedt geen mogelijkheid voor een vervolgberoep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, in tegenstelling tot de vrijheidsontnemende maatregelen waarvoor een vervolgberoep wel is toegestaan. De rechtbank verwijst naar de totstandkoming van de Vw 2000, waaruit blijkt dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een andere regeling voor vrijheidsontnemende en vrijheidsbeperkende maatregelen.

Op basis van deze overwegingen concludeert de rechtbank dat er in dit geval geen beroep bij de bestuursrechter openstaat tegen het voortduren van de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank verklaart de door eisers ingestelde beroepen niet-ontvankelijk en wijst erop dat tegen deze uitspraak geen hoger beroep openstaat. De uitspraak is gedaan door rechter C.F.E. van Olden-Smit, in aanwezigheid van griffier W.G.M. de Boer.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/70 en AWB 12/982
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2012
inzake
[eiser] geboren op 23 december 1971 (eiser),
[eiseres] geboren op 16 augustus 1975 (eiseres),
beiden van Azerbeidzjaanse nationaliteit,
allen verblijvende te Vught,
mede namens hun minderjarige kind,
gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde mr. A.M. Westerhuis,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel,
te Den Haag,
verweerder.
Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 31 oktober 2011 heeft verweerder aan eisers een vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000) opgelegd. Eisers is daarbij opgedragen met ingang 4 november 2011 te verblijven in de gemeente Vught.
Bij uitspraak van 22 november 2011 zijn de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Hiertegen hebben eisers op 2 januari 2012 wederom beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De rechtbank is van oordeel dat de thans ingestelde beroepen zich richten tegen de voortzetting van de krachtens artikel 56 van de Vw 2000 opgelegde maatregel en ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het tegen de voortzetting van de maatregel ingestelde beroep ontvankelijk moet worden geacht. Zij beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.
2. Vastgesteld moet worden dat geen sprake is van een geval waarin beroep wordt ingesteld tegen een besluit als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het voortduren van de maatregel van vrijheidsbeperking is immers niet aan te merken als een besluit of daarmee gelijk te stellen handeling in de zin van de Awb. In de Vw 2000 is voorts, gelet op artikel 96 van de Vw 2000, de mogelijkheid van een vervolgberoep opengesteld voor wat betreft het opleggen van de vrijheidsontnemende maatregel (bewaring). Een soortgelijke regeling ontbreekt voor wat betreft de vrijheidsbeperkende maatregel. Dat de wetgever hier ook uitdrukkelijk voor heeft gekozen blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de tekst, behorend bij de totstandkoming van de Vw 2000 (MvT, TK 1998-1999, 26 732, nr. 3), waarin is aangegeven dat voor de vrijheidsontnemende maatregelen in de artikelen 91 (oud) en verder een afzonderlijke, op de aard van die maatregelen toegesneden regeling voor de rechtsbescherming is opgenomen, waarbij is gekozen voor periodieke, ambtshalve beoordeling van het besluit tot oplegging of verlenging van de vrijheidsontneming. Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin worden gesteld dat de wetgever heeft bedoeld - naast de bestaande mogelijkheid van het instellen van beroep bij de rechtbank tegen het besluit tot oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel - de mogelijkheid in het leven te roepen van een vervolgberoep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat in een geval als het onderhavige, waarbij aan de orde is het voortduren van een vrijheidsbeperkende maatregel, geen beroep bij de bestuursrechter openstaat. Hiermee volgt de rechtbank eisers dan ook niet in hun verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Groningen van 30 juni 2011, LJN BQ9894, waarbij een vervolgberoep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel ontvankelijk is geacht.
3. Gelet op het voorgaande dienen de door eiser ingestelde beroepen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door C.F.E. van Olden-Smit als rechter in tegenwoordigheid van
W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2012.
?
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.