ECLI:NL:RBSGR:2012:BV0791

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405745 / HA RK 11-651 Wrakingnummer 2011/51
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek Glencore tegen rechter mr. [X] in civiele procedure tegen Sempra

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 9 januari 2012 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van de vennootschap Glencore Energy UK Limited tegen rechter mr. [X]. Het wrakingsverzoek werd ingediend op 25 oktober 2011, naar aanleiding van een comparitie van partijen die op 8 juli 2011 had plaatsgevonden in een civiele procedure tussen Glencore en J.P. Morgan Commodities Sàrl (voorheen Sempra Oil Trading Sàrl). Glencore stelde dat het beginsel van hoor en wederhoor was geschonden, omdat zij niet de gelegenheid had gekregen om haar standpunt volledig naar voren te brengen, terwijl Sempra dat wel had kunnen doen. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet tijdig was ingediend, aangezien er meer dan drieënhalve maand was verstreken tussen de comparitie en de indiening van het verzoek. Bovendien was er een periode van meer dan vijf weken verstreken na de laatste correspondentie van de rolrechter voordat Glencore het wrakingsverzoek indiende. De wrakingskamer concludeerde dat Glencore niet-ontvankelijk moest worden verklaard in haar verzoek tot wraking, en dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet diende te worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de mrs. E. Rabbie, J.W. du Pon en D.G.J. Dop, met J. Kriense Lokker als griffier.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/51
zaak-/rekestnummer: 405745 / HA RK 11-651
zaak-/rolnummer: 383387 / HA ZA 10-4473
datum beschikking: 9 januari 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
GLENCORE ENERGY UK LIMITED,
hierna te noemen 'Glencore',
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
verzoekster,
advocaat mr. J.J.O. Zandt te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
J.P. MORGAN COMMODITIES SÀRL,
voorheen genaamd Sempra Oil Trading Sàrl,
hierna te noemen 'Sempra',
gevestigd te Genève, Zwitserland,
advocaat mr. W.P. den Hertog te Den Haag,
strekkende tot wraking van:
Mr. [X],
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen 'mr. [X]'.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Op 8 juli 2011 heeft ten overstaan van mr. [X] een comparitie van partijen plaatsgevonden in de zaak van Glencore tegen Sempra met betrekking tot een vordering tot schadevergoeding. Tijdens de comparitie is door Glencore een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Sempra heeft een akte met bijlagen genomen. Het proces-verbaal van de comparitie is buiten aanwezigheid van partijen opgesteld en op 14 juli 2011 aan hen toegezonden.
1.2. Bij fax van 29 juli 2011 heeft mr. Zandt namens Glencore gereageerd op het proces-verbaal. Namens Sempra heeft mr. M.M. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam, bezwaar gemaakt tegen aanhechting van de fax van 29 juli 2011 aan het proces-verbaal. Mr. [X] heeft vervolgens de fax aangemerkt als een akte en zij heeft Sempra in de gelegenheid gesteld met een antwoordakte te reageren. Ondanks protesten van Glencore heeft Sempra op 14 september 2011 de antwoordakte genomen. Bij brief van 19 september 2011 heeft de rechtbank de protesten van Glencore afgewezen. De zaak is naar de rol verwezen voor vonnis. Als uitspraakdatum is vastgesteld 18 januari 2012.
1.3. Op 25 oktober 2011 heeft Glencore een verzoek tot wraking van mr. [X] ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 19 december 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Namens Glencore is mr. Zandt verschenen en namens Sempra mr. M.M. van Leeuwen, advocaat te Rotterdam. Het wrakingsverzoek is door mr. Zandt aan de hand van de door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. Mr. Van Leeuwen heeft daar mondeling op gereageerd.
3. Het standpunt van verzoeker.
Glencore voert ter onderbouwing van haar wrakingsverzoek aan dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Zij stelt daartoe (samengevat en onder meer) het volgende:
* de comparitie is beëindigd zonder dat Glencore de gelegenheid heeft gehad alles naar voren te brengen wat zij wenste, terwijl Sempra die gelegenheid wel kreeg;
* nadat Glencore bij fax van 29 juli 2011 een overzicht had gegeven van de onjuistheden in het proces-verbaal heeft zij geen "algemene" reactiemogelijkheid meer gehad, terwijl Sempra die mogelijkheid wel heeft gehad en daarvan op 14 september 2011 ook gebruik heeft gemaakt;
* de rechter heeft reeds voorafgaande aan de comparitie blijk gegeven van een vooringenomen oordeel omtrent de bewijslastverdeling in reconventie;
* door reeds voorafgaand aan de comparitie bewijsstukken op te vragen die betrekking hadden op de vordering in conventie heeft de rechter de schijn van vooringenomenheid gewekt, nu bewijs omtrent die vordering slechts in een (zeer) subsidiair geval aan de orde kan komen.
4. Het standpunt van Sempra.
Mr. Van Leeuwen heeft bij fax van 31 oktober 2011 het standpunt van Sempra medegedeeld en dat standpunt ter zitting gehandhaafd. Zijn conclusie is dat het wrakingsverzoek veel te laat is ingediend en - slechts ten overvloede - dat het inhoudelijk ongegrond is.
5. Het standpunt van mr. [X].
5.1. Mr. [X] stelt zich primair op het standpunt dat Glencore niet-ontvankelijk verklaard dient te worden omdat het verzoek niet is gedaan zodra de feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden aan verzoekster bekend zijn geworden.
5.2. Subsidiair is mr. [X] van mening dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding is geweest. Zij heeft daartoe (samengevat en onder meer) aangevoerd dat Glencore uitgebreid de gelegenheid heeft gehad ter comparitie het woord te voeren, dat het door haar opvragen van stukken voorafgaand aan de comparitie slechts bij wege van instructie plaatsvond en geen enkel oordeel inhield, en dat, toen de opmerkingen omtrent het proces-verbaal van de zijde van Glencore als akte waren aangemerkt, aan Sempra in het kader van hoor en wederhoor het recht toekwam hierop met een antwoordakte inhoudelijk te reageren.
6. De beoordeling.
6.1. Artikel 37, eerste lid, Rv bepaalt dat een verzoek tot wraking gedaan dient te worden zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Het op 25 oktober 2011 ingekomen wrakingsverzoek heeft betrekking op de comparitie van partijen van 8 juli 2011 en op de daarop volgende correspondentie. De correspondentie is geëindigd met een brief van de rolrechter mr. Mendlik van 19 september 2011. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek tot wraking niet tijdig is gedaan nu er tussen de comparitie van partijen en de indiening van het verzoekschrift ruim drieënhalve maand is verstreken en er tussen de laatste brief en de indiening van het verzoekschrift ruim vijf weken zijn verstreken.
6.2. Glencore heeft nog betoogd dat de gronden voor wraking zich langzaam hebben ontwikkeld en uiteindelijk in de beslissing van 19 september 2011 (brief van mr. Mendlik) zijn geculmineerd. Ook indien dat standpunt als juist zou moeten worden aanvaard, neemt dit niet weg dat ook dan nog steeds sprake is van een termijn van ruim vijf weken ná 19 september 2011 die Glencore ongebruikt heeft gelaten. Ook de door Glencore nog aangevoerde omstandigheid dat zij in Londen is gevestigd en dat tussen haar vertegenwoordigers en haar raadslieden overleg heeft moeten plaatsvinden alvorens tot wraking is overgegaan, doet er niet aan af dat het wrakingsverzoek redelijkerwijs niet geacht kan worden te zijn gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aan Glencore bekend waren geworden.
6.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Glencore in haar verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7. De beslissing.
De wrakingskamer:
- verklaart Glencore niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
• Glencore p/a mr. Zandt;
• Sempra p/a mr. Den Hertog;
• mr. [X].
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, J.W. du Pon en D.G.J. Dop, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2012.