Uitspraak
(gemachtigde: [A])
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
- 28 september 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 246.865 (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking heffingsrente;
- 17 september 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het jaar 2006 opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 81.524 (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij gegeven boetebeschikking, verliesvaststellingsbeschikking en beschikking heffingsrente;
- 30 augustus 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het jaar 2007 opgelegde navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 95.181 (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- 7 oktober 2011 op het bezwaar van eiser tegen de aan hem voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2007 opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting van € 76.533 (aanslagnummer [nummer]) en de daarbij gegeven boetebeschikking en beschikking heffingsrente.
Zitting
Beslissing
Overwegingen
31 december 2007 zijn opgelegd.
- voor 2005: betalingen aan derden in de vorm van zogenoemde cashbacks voor € 206.680 en privégebruik auto € 8.698;
- voor 2006: cashbacks € 57.875 en privégebruik auto € 7.951. De verliesvaststellingsbeschikking is vastgesteld op nihil;
- voor 2007: € 87.287 wegens hogere omzet en € 7.894 wegens privégebruik auto.