2. Feiten
De kantonrechter gaat op grond van de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling van het volgende uit.
2.1 [werknemer], thans 53 jaar, is op [datum indiensttreding] bij [werkgever Hillegom] in dienst getreden.
2.2 Eind 1999 heeft [werknemer] gesolliciteerd bij de rechtsvoorganger van [werkgever Katwijk] en is daar begin 2000 in dienst getreden. Rond die tijd is de echtgenote van [werknemer] ernstig ziek geworden. [werkgever] was hiervan op de hoogte.
2.3 [werknemer] is op dit moment nog steeds werkzaam bij [werkgever Katwijk], laatstelijk in de functie van directeur particulieren, tegen een salaris van € 9.413,33 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag en 13e maand).
2.4 Medio 2008 heeft [werkgever] besloten om het bestuursmodel te wijzigen in die zin, dat zou worden overgegaan naar een statutaire directie.
2.5 In november 2008 heeft [werkgever] in een gesprek met [werknemer] aangegeven dat hij – mede in het licht van de wijziging van het bestuurmodel – volgens [werkgever] niet de juiste persoon is om in de toekomst de functie van directeur particulieren te vervullen.
2.6 Medio 2009 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen partijen over de mogelijkheden voor [werknemer] om hem te begeleiden naar een voor hem passende functie bij een andere lokale [werkgever] dan wel bij [werkgever Nederland].
2.7 Op 7 september 2009 is [werknemer] uitgevallen wegens ziekte. Bij zijn ziekmelding heeft [werkgever] aan [werknemer] verzocht zijn functie als directeur particulieren neer te leggen.
2.8 Partijen hebben op 21 september 2009 opnieuw gesproken over de toekomst van [werknemer] binnen de [werkgever].
2.9 Op 16 oktober 2009 is de echtgenote van [werknemer] overleden.
2.10 Bij brief van 5 februari 2010 heeft [werkgever] aan [werknemer] onder meer het volgende voorgelegd:
- Aanvang re-integratie op 1 maart 2010;
- Tijdens en na re-integratie gaat [werknemer] op zoek naar een andere passende functie op directieniveau;
- [werknemer] legt per 1 maart 2010 zijn functie van directeur particulieren neer;
- Vanaf de start van de re-integratie krijgt [werknemer] in principe een jaar de tijd om, met behulp van [werkgever], elders een andere dienstbetrekking te vinden.
2.11 [werknemer] heeft hierop schriftelijk gereageerd en een tegenvoorstel gedaan.
2.12 Bij brief van 25 maart 2010 heeft [werkgever] aan [werknemer] laten weten dat hij een periode van 12 maanden krijgt om elders een baan te zoeken, ingaande 1 augustus 2010. Indien aan het einde van de periode van 12 maanden nog geen zicht is op een baan elders, zullen partijen tijdig in overleg treden over de wijze van beëindiging van het dienstverband. Deze brief is door beide partijen voor akkoord ondertekend.
2.13 De re-integratie is gestart op 15 april 2010 en met ingang van 22 september 2010 is [werknemer] weer volledig arbeidsgeschikt.
2.14 Op 1 oktober 2010 is [werknemer] opnieuw arbeidsongeschikt geraakt vanwege een hartaanval.
2.15 De bedrijfsarts heeft bij brief van 1 maart 2011 aan [werkgever] bericht dat zij met [werknemer] heeft afgesproken dat hij zich voor 1 april 2011 hersteld zal melden.
2.16 Omstreeks april 2011 zijn bij [werknemer] tumoren op zijn nieren geconstateerd. Na onderzoek bleken deze goedaardig te zijn.
2.17 Bij brief van 30 juni 2011 heeft [werkgever] [werknemer] voorgesteld om de termijn van 12 maanden te verlengen tot 1 januari 2012 en hem voorts een voorstel voor een beëindigingovereenkomst toegestuurd. Deze overeenkomst houdt ondermeer in dat indien [werknemer] op1 januari 2012 nog geen andere baan heeft gevonden, hij een vergoeding van € 100.000,00 bruto zal ontvangen.
2.18 [werknemer] heeft zich op 1 juli 2011 beter gemeld.
2.19 Partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over de verlenging van de zoektermijn en de hoogte van de vergoeding. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen. Hierdoor is de zoektocht van [werknemer] naar een andere functie binnen de [organisatie van werkgever] stil komen te liggen.