ECLI:NL:RBSGR:2011:BV1140

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/4945
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzuimboete wegens niet tijdig indienen van aangifte vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 oktober 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vennootschap, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres was een verzuimboete van € 2.460 opgelegd gekregen wegens het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009. Eiseres had op 26 januari 2011 bezwaar aangetekend tegen de boetebeschikking, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 28 april 2011. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de boetebeschikking vernietigd.

De rechtbank overwoog dat eiseres zich op afwezigheid van alle schuld beriep. De bewijslast lag bij eiseres om aan te tonen dat zij alle redelijke zorg had betracht om de aangifte tijdig in te dienen. Eiseres had uitstel aangevraagd voor het indienen van de aangifte, maar dit verzoek was niet verleend omdat het betrekking had op een ander tijdvak. Eiseres had contact opgenomen met haar gemachtigde, een professioneel accountantskantoor, en mocht erop vertrouwen dat het uitstelverzoek correct was behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiseres voldoende zorg had betracht en dat de verzuimboete niet terecht was opgelegd.

De rechtbank heeft ook de proceskosten aan eiseres vergoed, vastgesteld op € 874, en het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 dient door verweerder te worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/4945
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 25 oktober 2011 van de enkelvoudige kamer ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaak tussen
B.V. [X], gevestigd te [Z], eiseres
(gemachtigde: [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 28 april 2011 op het bezwaar van eiseres tegen de boetebeschikking, gegeven bij de voor het jaar 2009 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2011.
Namens eiseres zijn haar gemachtigden [B] en [A] verschenen. Namens verweerder is verschenen [C].
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de boetebeschikking en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder de proceskosten tot een bedrag van € 874 aan eiseres te voldoen;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 aan haar vergoedt.
Overwegingen
1. Eiseres is uitgenodigd tot het doen van aangifte vennootschapsbelasting 2009 (hierna: de aangifte) over het tijdvak maart 2009 tot en met december 2009 (hierna: het tijdvak) voor 1 juni 2010. Met dagtekening 6 juli 2010 is aan haar een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd en met dagtekening 13 september 2010 is een aanmaning verzonden. Eiseres heeft de vereiste aangifte niet gedaan binnen de in de aanmaning gestelde termijn die eindigde op 27 september 2010. De aangifte is op 27 december 2010 ingediend.
2. Verweerder heeft met dagtekening 31 december 2010 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting voor het tijdvak opgelegd naar een belastbare winst en belastbaar bedrag van € 150.000. Gelijktijdig is aan eiseres bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 2.460 wegens het niet dan wel het niet tijdig indienen van de aangifte.
3. Eiseres heeft op 26 januari 2011 een bezwaarschrift ingediend tegen deze aanslag en boetebeschikking. Bij uitspraak op bezwaar van 28 april 2011 is het bezwaar ongegrond verklaard.
4. In geschil is enkel nog de vraag of de verzuimboete terecht en naar het juiste bedrag is opgelegd.
5. Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Zij voert daartoe - samengevat - het volgende aan. Met ingang van maart 2009 werd eiseres zelfstandig belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Gemachtigde van eiseres heeft op 27 april 2010 uitstel aangevraagd voor het indienen van de aangifte voor het tijdvak januari tot en met december 2009. Dit uitstel is niet verleend omdat het uitstelverzoek een ander tijdvak betrof dan het aangiftetijdvak. Naar aanleiding van de herinnering en de aanmaning heeft eiseres contact opgenomen met haar gemachtigde die de aangifte voor haar verzorgde. Gemachtigde van eiseres verkeerde in de veronderstelling dat de aanvraag van uitstel en de herinnering elkaar gekruist hadden. Na ontvangst van de aanmaning heeft gemachtigde van eiseres binnen 3 weken na dagtekening van de aanmaning een reactie aan verweerder gestuurd in de vorm van een nieuw uitstelverzoek. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat de boete onevenredig is in relatie tot het vermeende verzuim.
6. Ingevolge artikel 67a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, kan aan de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte en de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning tot het doen van aangifte gestelde termijn heeft gedaan (hierna: het aangifteverzuim), een verzuimboete van ten hoogste € 4.920 worden opgelegd. In § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten (hierna: het Besluit) is het bedrag van de terzake van een aangifteverzuim bij de vennootschapsbelasting op te leggen boete, nader bepaald op € 2.460 (50% van de maximale boete). Naar vaste jurisprudentie, welke jurisprudentie ten grondslag ligt aan § 4 van het Besluit, wordt bij afwezigheid van alle schuld geen boete opgelegd.
7. De stelling van eiseres dat haar gemachtigde een uitstelverzoek bij verweerder heeft ingediend en bovendien opnieuw om uitstel tot het indienen van de aangifte heeft verzocht na ontvangst, kan niet wegnemen dat het onder 6. genoemde beboetbare feit zich heeft voorgedaan.
8. Eiser heeft zich op afwezigheid van alle schuld beroepen. De bewijslast ter zake ligt bij haar. Met name dient zij, tegenover de betwisting door verweerder, aannemelijk te maken dat zij alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte binnen de gestelde termijn werd ingediend (vergelijk HR 15 juni 2007, nr. 42687, LJN: BA7184). Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
9. Eiseres heeft na ontvangst van de herinnering en de aanmaning contact opgenomen met haar gemachtigde, een professioneel accountantskantoor, en mocht naar het oordeel van de rechtbank uitgaan van de juistheid van het antwoord van haar gemachtigde dat uitstel tot het doen van aangifte was gevraagd en dit verzoek waarschijnlijk de herinnering had gekruist. Ook aan de juistheid van de reactie van haar gemachtigde naar aanleiding van de aanmaning, dat opnieuw om uitstel tot het doen van aangifte zou worden verzocht, behoefde eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet te twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, door direct na de herinnering en de aanmaning haar gemachtigde te benaderen en door af te gaan op de door deze bij haar gewekte indruk dat er, omdat uitstel was gevraagd, van een te late indiening van de aangifte geen sprake was, alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te verlangen zorg betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig werd ingediend.
10. Gelet op hetgeen onder 9. is overwogen, slaagt het beroep van eiseres op afwezigheid van alle schuld. Derhalve heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar alsmede de boetebeschikking vernietigd. De overige door gemachtigde van eiseres aangevoerde grieven behoeven derhalve geen behandeling meer.
11. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J. van Leijenhorst, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2011.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.