ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5514
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.A. van Steen
- M. Moussault
- H. Dragtsma
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in jeugdstrafzaak wegens gebrek aan wettig bewijs en uitsluiting NFI-rapport
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 november 2011 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, zware mishandeling en mishandeling van een persoon genaamd [slachtoffer C]. De tenlastelegging was gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 22 oktober 2010, waarbij de verdachte de aangever met een mes zou hebben gestoken. Tijdens de zitting op 7 november 2011 werd het onderzoek gehouden met gesloten deuren. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank de verdachte wettig en overtuigend bewezen zou verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat er, naast de aangifte van de aangever, geen andere steunbewijs in het dossier aanwezig was. Hierdoor was niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank oordeelde ook dat de benadeelde partij in de kosten van de verdediging moest worden veroordeeld, maar deze kosten werden begroot op nihil. Een belangrijk aspect van de uitspraak was de uitsluiting van het NFI-rapport als bewijs, omdat de rechtbank oordeelde dat de inbeslagname van de messen niet conform de geldende regels was uitgevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat het bewijs niet betrouwbaar was en niet kon worden gebruikt in de beoordeling van de zaak.
De uitspraak benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een zorgvuldige behandeling van bewijsmateriaal door de opsporingsinstanties. De rechtbank heeft de verdachte op basis van het ontbreken van wettig bewijs vrijgesproken, waardoor de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk werd verklaard.