ECLI:NL:RBSGR:2011:BT2778

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/29268, 11//29270 en 11/29272
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd aan Iraakse gezinnen

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die is opgelegd aan een Iraaks gezin door de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De maatregel verplichtte de eisers, met ingang van 5 september 2011, om te verblijven op een gezinslocatie in de gemeente Katwijk. De eisers, bestaande uit twee ouders en hun drie minderjarige kinderen, stelden dat deze maatregel hun bewegingsvrijheid zodanig beperkte dat het karakter ervan gelijkstond aan een vrijheidsontnemende maatregel, wat in strijd is met artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De rechtbank heeft de beroepen op 21 september 2011 behandeld, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. M.C. Heijnneman, en de verweerder door mr. M.A.M. Janssen.

De rechtbank oordeelde dat de opgelegde maatregel niet in overeenstemming was met de wet, omdat de bewoordingen van de maatregel de eisers verhinderden het terrein van de gezinslocatie te verlaten. Dit leidde tot een onaanvaardbare beperking van hun bewegingsvrijheid. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond en vernietigde de bestreden besluiten van 2 september 2011. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 874,00. De rechtbank benadrukte dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet zo verstrekkend mag zijn dat deze het karakter van een vrijheidsontnemende maatregel heeft, en dat dit vooral geldt voor gezinnen met minderjarige kinderen.

De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen in het vreemdelingenrecht, vooral in situaties waarin de belangen van minderjarige kinderen in het geding zijn. De rechtbank heeft de zaak op een zorgvuldige manier beoordeeld, rekening houdend met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, en heeft de belangen van de betrokken gezinnen vooropgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/29268, AWB 11//29270 en AWB 11/29272
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2011
inzake
[eiser A], geboren op [datum] 1967,
[eiser B], geboren op [datum] 1969,
en hun 3 minderjarige kinderen, en
[eiser C], geboren op [datum] 1991,
allen van Iraakse nationaliteit,
verblijvende te [plaats],
eisers,
gemachtigde mr. M.C. Heijnneman,
tegen
de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. M.A.M. Janssen.
Procesverloop
Bij besluiten van 2 september 2011 heeft verweerder met toepassing van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) aan eisers de verplichting opgelegd met ingang van 5 september 2011 te verblijven op de gezinslocatie in de gemeente [gemeente].
Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.
De beroepen zijn behandeld op de zitting van 20 september 2011, waar eisers zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
1. De rechtbank beoordeelt of de toepassing van de maatregel ex artikel 56 van de Vw 2000 in overeenstemming is met de wet en bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is.
2. Namens eisers is - kort gezegd - het onder meer aangevoerd dat eisers onnodig in hun vrijheid worden beperkt.
3. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw 2000 kan door verweerder, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft dan wel rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d en e, van de Vw 2000.
4. Ingevolge artikel 5.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) kan de maatregel van beperking van vrijheid van beweging, bedoeld in artikel 56, eerste lid Vw 2000, bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
5. Volgens het in paragraaf A6/4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) neergelegde beleid mogen de opgelegde beperkingen ex artikel 56 Vw 2000 niet zo verstrekkend zijn, dat zij het karakter van een vrijheidsontnemende maatregel hebben, noch dienen zij ertoe om de uitzetting van een vreemdeling te verzekeren. Alleen in uitzonderingsgevallen, met name indien de uitzetting (nog) niet kan plaatsvinden en de toepassing van een andere vrijheidsbeperkende maatregel niet in aanmerking komt, kan deze maatregel in het kader van de openbare orde of nationale veiligheid toegepast worden. Hoewel de maatregel niet aan een wettelijke termijn gebonden is, dienen ook hierbij de beginselen van proportionaliteit (doelmatigheid) en subsidiariteit (kan een lichter middel toegepast worden) in acht genomen te worden. De vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vw - al dan niet in combinatie met een toezichtsmaatregel op grond van artikel 54, tweede lid, Vw - kan worden opgelegd in een daartoe bestemde vrijheidsbeperkende locatie. Vanuit de vrijheidsbeperkende locatie zal intensieve facilitering van (zelfstandige) terugkeer plaatsvinden. De vrijheidsbeperking op grond van artikel 56 Vw 2000 in de vrijheidsbeperkende locatie zal in beginsel uiterlijk twaalf weken worden opgelegd. In het belang van het kind dient vrijheidsontneming slechts als uiterste maatregel en slechts gedurende korte duur te worden gehanteerd. Daarom wordt ten aanzien van gezinnen met minderjarige kinderen zo veel mogelijk volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in plaats van een vrijheidsontnemende maatregel om het vertrek voor te bereiden. Hierbij valt ook te denken aan gezinnen met minderjarige kinderen waarvan één ouder in bewaring is gesteld.
6. Blijkens de besluiten van 2 september 2011 heeft verweerder aan eisers de maatregel op grond van artikel 56 Vw 2000 opgelegd omdat het belang van de openbare orde dit vordert. Bij deze besluiten zijn eisers opgedragen om met ingang van 5 september 2011 te verblijven ‘op de gezinslocatie in de gemeente Katwijk’.
7. De rechtbank stelt vast dat uit de bewoordingen van de bij de bij de bestreden besluiten opgelegde maatregel volgt dat eisers het terrein van de gezinslocatie niet mogen verlaten. Ter zitting heeft verweerders gemachtigde aangegeven dat hij ervan uitgaat dat eisers het terrein wel mogen verlaten mits zij maar binnen de gemeente blijven. Deze veronderstelling kan echter niet afdoen aan de ondubbelzinnige bewoordingen van de bestreden besluiten. Hierdoor is de bewegingsvrijheid van eisers zodanig beperkt, dat de opgelegde maatregel het karakter heeft van een vrijheidsontnemende maatregel, hetgeen in strijd is met artikel 56 van de Vw 2000. De beroepen zijn gegrond. De bestreden besluiten dienen te worden vernietigd.
8. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 874,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 437,00;
• wegingsfactor 1.
De zaken worden worden op de voet van artikel 3 van het Bpb als samenhangende zaken beschouwd.
9. Aangezien ten behoeve van eisers een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de bij de besluiten van 2 september 2011 aan eisers opgelegde verplichting te verblijven op de gezinslocatie in de gemeente Katwijk;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. W.C.E. Winfield als rechter in tegenwoordigheid van W.G.M. de Boer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2011.
<HR>
<i>Ingevolge artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.</i>
Afschriften verzonden: