ECLI:NL:RBSGR:2011:BR7105
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verzuimboete vennootschapsbelasting en hoorplicht
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een verzuimboete van € 2.460 die is opgelegd aan eiseres in verband met het niet tijdig indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009. Eiseres heeft de aangifte pas op 5 november 2010 ingediend, terwijl de deadline was gesteld op 27 september 2010. De inspecteur van de Belastingdienst heeft de boete opgelegd zonder eiseres te horen, omdat hij van mening was dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt en stelt dat zij het beboetbare feit niet heeft begaan.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur in strijd heeft gehandeld met de hoorplicht zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verwijst naar artikel 48 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie, dat de rechten van de verdediging waarborgt. De rechtbank concludeert dat eiseres recht heeft op een zorgvuldige behandeling van haar bezwaren en dat het horen in de bezwaarfase essentieel is om meningsverschillen over de feiten te kunnen oplossen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank draagt de inspecteur op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, ditmaal na eiseres op de juiste wijze te hebben gehoord. Tevens wordt het door eiseres betaalde griffiegeld van € 302 aan haar vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 augustus 2011, en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.