ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4408
Rechtbank 's-Gravenhage
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot wraking van kantonrechter in civiele procedure
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 augustus 2011 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek werd ingediend door de gemachtigde van de verzoekster, H.A.M. Over de Vest, naar aanleiding van een zitting op 6 juli 2011, waar de kantonrechter mr. [X.] de inleidende dagvaarding als niet voldaan aan de substantiëringsplicht had beoordeeld. De verzoekster was van mening dat de kantonrechter niet meer onpartijdig kon oordelen, omdat hij haar had gewezen op de tekortkomingen in de dagvaarding en daarbij een aantal opmerkingen had gemaakt die de deurwaarder als hooghartig en respectloos ervoer.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De door de verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden gaven volgens de wrakingskamer geen aanleiding om te vrezen dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. Het oordeel van de kantonrechter over de dagvaarding werd als een juridisch oordeel beschouwd, waartegen geen wrakingsverzoek kan worden ingediend. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekster niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat de kantonrechter partijdig was.
De beslissing om het verzoek tot wraking af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en de procesgang in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd aan alle betrokken partijen, inclusief de kantonrechter, toegezonden.