ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4377

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2011/30 HA RK 11-358
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in het faillissement van de Stichting. Het verzoeker, de voorzitter van de Stichting, stelde dat de rechter-commissaris ten onrechte goedkeuring had verleend aan een overeenkomst die hij op 15 juni 2010 met de curator had gesloten. Deze overeenkomst betrof de verplichting van verzoeker om het faillissementstekort te voldoen uit de verkoopopbrengst van zijn woning. Verzoeker was van mening dat de rechter-commissaris een ernstige fout had gemaakt, wat zijn vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter-commissaris had geschaad.

De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. Artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker was al sinds juni 2010 op de hoogte van de overeenkomst, en de enkele omstandigheid dat een schuldeiser eind april 2011 de nietigheid van de overeenkomst had ingeroepen, maakte dit niet anders. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters L. Alwin, G.P. van Ham en J.G.J. Brink, in aanwezigheid van griffier J. Kriense Lokker.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/30
rekestnummer: HA RK 11-358
faillissementsnummer: 10-396
datum beschikking: 8 augustus 2011
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in het faillissement van:
de stichting [A.],
verder te noemen: de Stichting,
gevestigd te [plaats];
ingediend door:
[verzoeker],
voorzitter van de Stichting,
wonende te [woonplaats],
verder te noemen: verzoeker,
strekkende tot wraking van:
Mr. [X.]
rechter-commissaris in het faillissement van de Stichting,
verder te noemen: de rechter-commissaris.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. De Stichting is bij uitspraak van deze rechtbank van 25 mei 2010 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. W.J.B. van Nielen, advocaat te 's-Gravenhage, tot curator en mr. [X.] tot rechter-commissaris.
1.2. De curator heeft met verzoeker op 15 juni 2010 een overeenkomst gesloten waarbij verzoeker zich vrijwillig heeft verplicht het totale faillissementstekort te voldoen, voorzover dit kan worden voldaan uit (het aandeel van) de verkoopopbrengst van de woning van verzoeker. Door één van de schuldeisers, [schuldeiser Z.], is eind april 2011 de vernietiging op grond van de actio pauliana ingeroepen.
1.3. Bij brief van 16 juni 2011 heeft verzoeker de rechter-commissaris gewraakt.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
2.1. Op 25 juli 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker en curator mr. W.J.B. van Nielen zijn verschenen. De rechter-commissaris heeft op 17 juni 2011 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Mr. Van Nielen heeft bij brief van 22 juni 2011 gereageerd op het eveneens door verzoeker ingediende verzoek tot zijn ontslag als curator. Een kopie van die brief heeft mr. Van Nielen aan de wrakingskamer doen toekomen. Het wrakingsverzoek is door verzoeker ter zitting toegelicht.
3. Het standpunt van verzoeker.
3.1. Verzoeker voert aan dat de rechter-commissaris een zeer ernstige fout heeft gemaakt door goedkeuring te verlenen aan de tussen hem en de curator gesloten overeenkomst. Ter onderbouwing van het verzoek, dat volgens hem door meerdere crediteuren wordt ondersteund, voert hij aan dat de overeenkomst eind april 2011 door [Z.] (een andere schuldeiser) nietig is verklaard. De overeenkomst heeft een jaar lang de uitdrukkelijke instemming van de rechter-commissaris gehad. De voortgang van het faillissement was op die overeenkomst gebaseerd. Door de fout van de rechter-commissaris heeft verzoeker ernstige twijfel over de onpartijdigheid van het verdere verloop van het faillissement.
3.2. Verzoeker voert voorts aan door de advocaat van [Z.] per post te zijn geïnformeerd over de ingeroepen nietigheid van de overeenkomst. Hij verblijft weinig in Nederland en heeft de brief in de tweede week van mei 2011 gelezen. Hij heeft vervolgens contact gehad met zijn adviseurs, is weer in het buitenland geweest en heeft uiteindelijk besloten een verzoek tot wraking in te dienen.
4. Het standpunt van de rechter-commissaris.
4.1. De rechter-commissaris heeft schriftelijk bericht niet in de wraking te berusten. Zij voert allereerst aan dat het wrakingsverzoek tardief is gedaan, aangezien verzoeker reeds sinds juni 2010 bekend is met de overeenkomst. De door een schuldeiser ingeroepen pauliana kan er niet toe leiden dat de rechter-commissaris ineens niet meer onpartijdig zou zijn. Voorts voert zij aan dat een eventuele verstoring van de vertrouwensrelatie tussen verzoeker en de curator geen grond is voor wraking. De overeenkomst is gesloten met als doel de schuldeisers in het faillissement en de privéschuldeisers van verzoeker een passende oplossing aan te bieden en het faillissement op een spoedige en bevredigende wijze te kunnen afwikkelen. Niet valt in te zien op welke wijze sprake zou kunnen zijn van feiten of omstandigheden die de rechterlijke onpartijdigheid zouden schaden nu één van de privéschuldeisers van verzoeker de overeenkomst aanvecht.
5. De beoordeling.
5.1. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker voert aan dat de op 15 juni 2010 tussen hem en de curator gesloten overeenkomst ten onrechte de goedkeuring van de rechter-commissaris heeft gekregen. Het verzoek is derhalve gebaseerd op de inhoud van een overeenkomst die reeds meer dan een jaar bij verzoeker bekend is. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek te laat is ingediend. De enkele omstandigheid dat één van de overige schuldeisers eind april 2011 de nietigheid van de overeenkomst heeft ingeroepen maakt dit niet anders.
5.2. Ook indien ervan uitgegaan dient te worden dat de schriftelijke mededeling van [Z.] van eind april 2011 gezien moet worden als feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 37 lid 1 Rv., kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden gesteld dat het op 16 juni 2011 ontvangen wrakingsverzoek is gedaan zodra dit aan verzoeker bekend is geworden. Verzoeker heeft ter zitting verklaard in de tweede week van mei 2011 een brief van de advocaat van [Z.] te hebben gelezen waarin hij werd geïnformeerd over de ingeroepen nietigheid van de overeenkomst. Pas ongeveer 5 weken daarna ontvangt de rechtbank het wrakingsverzoek.
5.3. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek tot wraking van de rechter-commissaris.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk is zijn verzoek tot wraking;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker [verzoeker]
• de curator mr. W.J.B. van Nielen;
• de rechter-commissaris mr. [X.].
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2011 door mrs. L. Alwin, G.P. van Ham en J.G.J. Brink, rechters, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier.