ECLI:NL:RBSGR:2011:BR4377
Rechtbank 's-Gravenhage
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens te late indiening
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 8 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter-commissaris in het faillissement van de Stichting. Het verzoeker, de voorzitter van de Stichting, stelde dat de rechter-commissaris ten onrechte goedkeuring had verleend aan een overeenkomst die hij op 15 juni 2010 met de curator had gesloten. Deze overeenkomst betrof de verplichting van verzoeker om het faillissementstekort te voldoen uit de verkoopopbrengst van zijn woning. Verzoeker was van mening dat de rechter-commissaris een ernstige fout had gemaakt, wat zijn vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter-commissaris had geschaad.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek tot wraking niet ontvankelijk was, omdat het verzoek te laat was ingediend. Artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker was al sinds juni 2010 op de hoogte van de overeenkomst, en de enkele omstandigheid dat een schuldeiser eind april 2011 de nietigheid van de overeenkomst had ingeroepen, maakte dit niet anders. De wrakingskamer concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek.
De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters L. Alwin, G.P. van Ham en J.G.J. Brink, in aanwezigheid van griffier J. Kriense Lokker.