beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2011/4
rekestnummer: HA RK 11-84
parketnrs: 09/753633-09, 09/647523-10 en 09/925795-10
datum beschikking: 8 augustus 2011
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
1. [VERZOEKER A.],
wonende te [woonplaats], en
2. [VERZOEKER B.],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
raadsman mr. G.J. van der Meer, advocaat te Amsterdam,
strekkende tot wraking van:
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Verzoekers hebben op 11 februari 2011 tijdens de behandeling van de tegen hen aangebrachte strafzaken de politierechter gewraakt.
1.2. Het wrakingsverzoek is op 11 februari 2011 door deze wrakingskamer behandeld. Verzoekers hebben bij die gelegenheid alle leden van de wrakingskamer gewraakt. Op 17 mei 2011 heeft ten overstaan van drie rechters van de rechtbank Breda, de behandeling plaatsgevonden van de wraking van de leden van de wrakingskamer. Bij beslissing van 20 mei 2011 is het verzoek tot wraking afgewezen.
1.3. Tegen de beslissing van 20 mei 2011 is door verzoekers hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 15 juli 2011 heeft het gerechtshof verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
1.4. Bij brief van 20 mei 2011 heeft de griffier van de rechtbank mr. Van der Meer verzocht ten behoeve van de behandeling van het verzoek tot wraking van de politierechter, zo spoedig mogelijk zijn verhinderdata en die van zijn cliënten aan de wrakingskamer te doen toekomen. In reactie op deze brief heeft mr. Van der Meer bij fax van 26 mei 2011 bericht nog geen verhinderdata te kunnen opgeven. Voorts berichtte hij dat de verdediging overweegt niet op de zitting van de wrakingskamer te verschijnen en te volstaan met een schriftelijk(e) standpunt(uitwisseling).
1.5. Bij brief van 30 mei 2011 heeft de griffier mr. Van der Meer bericht dat de wrakingskamer hem tot uiterlijk 17 juni 2011 de gelegenheid geeft om een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek te geven en dat uitstel van die termijn niet mogelijk is. In dezelfde brief is medegedeeld dat, ondanks dat mr. Van der Meer overweegt geen mondelinge behandeling te wensen, toch een datum voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek gepland zal worden. Mr. Van der Meer is tot 1 juni 2011 in de gelegenheid gesteld alsnog verhinderdata op te geven.
1.6. Bij brief van 19 juli 2011 is mr. Van der Meer, onder verwijzing naar voormelde brief van 30 mei 2011, in kennis gesteld van het feit dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 25 juli 2011.
1.7. Mr. Van der Meer heeft bij fax van 21 juli 2011 verzocht om aanhouding van de mondelinge behandeling. Tevens heeft hij de wrakingskamer verzocht op voorhand een (gemotiveerde) beslissing te nemen op het verzoek om tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek te mogen filmen. Op 22 juli 2011 heeft de griffier mr. Van der Meer telefonisch medegedeeld dat de zitting op 25 juli 2011 doorgang zal vinden en dat ter zitting beslist zal worden op de in zijn fax van 21 juli 2011 opgenomen verzoeken.
1.8. Per fax d.d. 24 juli 2011 heeft mr. Van der Meer bericht dat verzoekers hebben besloten niet op de zitting aanwezig te zijn en dat verzoekers tegen de beslissing van het gerechtshof van 15 juli 2011 cassatieberoep zullen instellen.
1.9. Op 25 juli 2011 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Er is niemand verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker.
2.1. Verzoekers zijn overgegaan tot wraking van de politierechter omdat zij van mening zijn dat de politierechter met de afwijzing van het verzoek om filmopnames te mogen maken, reeds heeft beslist over de verdere strafvervolging.
3. Het standpunt van de politierechter.
3.1. De politierechter heeft te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
4.1. Met betrekking tot het verzoek om aanhouding overweegt de wrakingskamer als volgt.
Zoals uit het onder 1 geschetste procesverloop blijkt is de verdediging ruimschoots in de gelegenheid gesteld opgave te doen van verhinderdata en voorts om een schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek in te dienen. Binnen de daarvoor gestelde termijnen is door de wrakingskamer geen enkele reactie ontvangen en is de datum voor de behandeling van het wrakingsverzoek vastgesteld op 25 juli 2011. Gelet hierop acht de wrakingskamer geen redenen aanwezig de mondelinge behandeling nog langer aan te houden. Het verzoek om aanhouding wordt daarom afgewezen.
4.2. Nu niemand ter zitting is verschenen, hebben verzoekers geen belang bij een beslissing op het verzoek om van de behandeling van het wrakingsverzoek filmopnamen te mogen maken. Zij zullen in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3. De wrakingskamer overweegt voorts als volgt.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.4. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
4.5. Tijdens de terechtzitting van de politierechter heeft de verdediging namens verzoekers gevraagd om van het proces filmopnamen te mogen maken. De politierechter heeft, onder verwijzing naar hetgeen op een eerdere zitting (1 september 2010) hieromtrent was besloten, beslist dat filmen niet is toegestaan. De wrakingskamer overweegt dat het de politierechter vrij staat een dergelijke ordemaatregel te treffen. Dit geeft geen grond te vrezen dat het deze rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is hierdoor ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt.
4.6 De wrakingskamer stelt vast dat verzoekers, op geen enkele wijze gebruik hebben gemaakt van de hen geboden mogelijkheid hun reeds op 11 februari 2011 ingediende wrakingsverzoek toe te lichten of opgave te doen van verhinderdata. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekers misbruik maken van hun bevoegdheid tot indiening van een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 515, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom zal worden bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van de politierechter niet in behandeling zal worden genomen.
- wijst het verzoek om aanhouding af;
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek tot het maken van filmopnamen;
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van de politierechter in de onderhavige zaak niet in behandeling zal worden genomen;
- beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekers p/a mr. G.J. van der Meer;
• de officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil;
• de politierechter mr. [X.].
Aldus ter terechtzitting van deze rechtbank uitgesproken op 8 augustus 2011 door mrs. L. Alwin, G.P. van Ham en Y.J. Wijnnobel-van Erp, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier.