ECLI:NL:RBSGR:2011:BR1581

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-758765-10
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen van poging doodslag in het kader van afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B, die werd beschuldigd van medeplegen van poging doodslag en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 25 september 2010 te Leidschendam, verdachte samen met medeverdachte A en anderen betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met het slachtoffer X. Tijdens deze confrontatie werd X ernstig gewond door schotverwondingen. De officier van justitie had gevorderd dat verdachte wettig en overtuigend bewezen zou worden verklaard voor de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de poging doodslag. Hoewel er sprake was van een nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte A gericht op de afpersing, ontbraken de aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte ook betrokken was bij het geweld tegen het slachtoffer. De rechtbank sprak verdachte vrij van het medeplegen van de poging doodslag, maar veroordeelde hem wel voor afpersing, waarbij hij onder bedreiging van geweld 3000 euro van het slachtoffer had afgedwongen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 30 maanden, met inachtneming van de tijd die verdachte al in voorarrest had doorgebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758765-10
Datum uitspraak: 12 juli 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ten terechtzittingen van 22 maart 2011 (pro forma), 7 juni 2011 (pro forma) en 28 juni 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.A.C. Banning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.C. Herrewijnen, advocaat te Rotterdam, namens mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [X] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zich naar het Fluitpolderplein te Leidschendam-Voorburg heeft begeven, en/of
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een of meerdere vuurwapen(s) heeft / hebben gepakt, en/of
- dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) een / die vuurwapen(s) op voornoemde [X] heeft/hebben gericht, en/of
- dat hij, verdachte, of zijn mededader (terwijl voornoemde [X] zich op korte afstand van hem, verdachte, en/of die mededader bevond) meermalen, althans eenmaal, de trekker van een vuurwapen heeft overgehaald, en/of
- dat hij, verdachte, of zijn mededader een of meer kogels in het lichaam van de voornoemde [X] heeft geschoten terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke voorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten afpersing en/of diefstal met geweld en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die feiten/dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 288 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [Y] en/of [X] heeft gedwongen tot de afgifte van 3000 euro, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [Y], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) hebben/heeft gepakt, en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op voornoemde [X] en/of voornoemde [Y] hebben/heeft gericht, en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij) hebben/heeft gezegd: "bring the money" en/of "geef geld" en/of "waar is het geld", en/of
- (terwijl voornoemde [X] zich op korte afstand van verdachte en/of zijn mededader bevond) verdachte of zijn mededader meermalen, althans eenmaal, de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of een of meer kogels in het lichaam van de voornoemde [X] heeft geschoten;
artikel 317/47 Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 25 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3000 euro, in elk geval enig goed geheel of ten dele toebehorende aan [Y], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [Y] en/of [X] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) hebben/heeft gepakt, en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer vuurwapen(s) op voornoemde [X] en/of voornoemde [Y] hebben/heeft gericht, en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij) hebben/heeft gezegd: "bring the money" en/of "geef geld" en/of "waar is het geld", en/of
- (terwijl voornoemde [X] zich op korte afstand van verdachte en/of zijn mededader bevond) verdachte of zijn mededader meermalen, althans eenmaal, de trekker van dat vuurwapen heeft overgehaald en/of een of meer kogels in het lichaam van de voornoemde [X] heeft geschoten;
artikel 312/47 Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging doodslag en voorts aan het medeplegen van een afpersing.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van beide feiten wordt vrijgesproken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
3.3.1. Inleiding
Op zaterdagavond 25 september 2010 gaan drie mannen op aanwijzing van een hen onbekende vierde man, die zij bij het Centraal Station in Den Haag ontmoeten naar het Fluitpolderplein in Leidschendam. Daar zou een ontmoeting plaatsvinden met het oog op, volgens de drie mannen, de mogelijke koop van een auto. Bij die ontmoeting wordt geschoten door verdachte en [X], één van de drie mannen, raakt daarbij ernstig gewond. Een van de andere mannen, [Y], zegt daarbij te zijn beroofd van een bedrag van € 3.000.
Verdachte en zijn broer, medeverdachte [A] ontkennen dit en hebben verklaard, dat de ontmoeting was bedoeld om te komen tot overdracht van cocaïne en dat het schieten een ongeluk is geweest.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir in het midden gelaten of de ontmoeting draaide om de koop van een auto of om de koop van cocaïne. De verdediging heeft zich echter op het standpunt gesteld, dat het onwaarschijnlijk is dat het ging om een autoverkoop en dat de verklaringen van de drie mannen om die reden onbetrouwbaar zijn. Daarnaast zijn er volgens de verdediging nogal wat tegenstrijdigheden tussen en in de verklaringen van de drie mannen aan te wijzen, welke de betrouwbaarheid aantasten.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel, dat de verklaringen van de drie mannen op belangrijke punten vragen oproepen. De vraag rijst bijvoorbeeld, waarom er zo'n intensief telefoonverkeer tussen een zo groot aantal personen nodig is om te komen tot een afspraak, waarbij zoveel mensen op een zaterdagavond een mogelijk te kopen tweedehands auto gaan bekijken, overigens op een moment dat de zon al is ondergegaan en er geen mogelijkheden meer zijn om de auto (na een eventuele verkoop) op naam van de koper over te schrijven.
De rechtbank kan dan ook niet uitsluiten, dat de verklaring van met name de medeverdachte, dat het ging om de verkoop van een hoeveelheid cocaïne, juist is. In dat licht bezien zal de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer en zijn begeleiders kritisch bezien. Anderzijds kan er niet aan worden voorbij gegaan, dat - ook als het op 25 september 2010 ging om drugs en niet om een auto - sprake kan zijn van een afpersing of een zogenaamde ripdeal. Immers ook de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte vinden niet steeds ondersteuning in wat anderen hebben verklaard of in de resultaten van onderzoek en dienen derhalve evenzeer kritisch te worden bezien.
3.3.2. De vaststaande feiten
In de middag van 25 september 2010 vond er een intensief telefonisch contact plaats tussen [X], "[naam]" (een contact van [X] die in diens telefoon bekend stond onder deze naam) en een onbekend gebleven man NN12.
Met de auto van [Y], met [Z] achter het stuur gaat [X] mee naar het het Centraal Station in Den Haag, waar een vierde man wordt opgehaald, NN1, die gebruik maakt van een telefoonnummer [nummer 1] en met wie die dag al eerder telefonisch contact is geweest. Deze NN1 wijst hen de weg naar het Fluitpolderplein in Leidschendam, zo verklaren de drie mannen3. Deze NN1 heeft rond die tijd ook telefonisch contact met de nummers [nummer 2] en [nummer 3], respectievelijk in gebruik bij de medeverdachte [A]5 en verdachte6. Verdachte en medeverdachte bevinden zich in een flatgebouw, [flatgebouw], gelegen in de directe omgeving van het Fluitpolderplein, zo heeft verdachte ter terechtzitting verklaard. Na aankomst op het Fluitpolderplein, verlaat NN1 de auto van de drie mannen en gaat kennelijk ook het gebouw [flatgebouw] binnen. Na enige tijd keert hij terug en gaat weer in de auto zitten, rechts achterin, zo hebben de drie mannen verklaard. [Z] zit nog steeds achter het stuur, [Y] zit achter hem, [X] zit op de bijrijderstoel.
Op enig moment komen verdachte en zijn broer naar de auto. In elk geval medeverdachte [A] heeft, zo heeft hij verklaard, een vuurwapen bij zich.
3.3.3. Afpersing/ripdeal (feit 2)
Zowel de verklaring van [Z] - dat hij nog probeerde weg te rijden, dat NN1 uitstapte toen de twee mannen aankwamen, dat hij een pistool op zijn hoofd gericht zag en dat er om geld werd gevraagd7- als de verklaring van [Y] - dat zeker één van de aankomende mannen een pistool had, dat NN1 die in de auto naast hem zat ineens naast zijn portier stond en om geld vroeg8 - vinden steun in de verklaringen van toevallige passanten. Een van de passanten spreekt over een vechtpartij rondom de auto, een worsteling, waarbij werd geduwd en getrokken of geslagen9. [Y] geeft in zijn reeds aangehaalde verklaring aan, dat hij ook een enveloppe met € 3.000 heeft afgegeven.
Duidelijk is dat het hier niet ging om onderhandelingen over de prijs van te leveren koopwaar. Dat er geld is afgeperst of weggenomen, kan ook worden afgeleid uit de verklaring van getuige [getuige M], de toenmalige vriendin van verdachte. Wat ook de exacte reden was voor haar aanvankelijk zwijgen, nadat zij zich realiseerde, dat verdachte inmiddels contact had met een andere vrouw, heeft zij verklaard en tegenover de rechter-commissaris bevestigd, dat haar verdachte en zijn broer (medeverdachte [A]) bij een drugsdeal waren, die uit de hand was gelopen en dat ze geld hadden gejat10.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie, dat sprake is geweest van een afpersing onder bedreiging van geweld.
3.3.4. Nauwe en bewuste samenwerking
Afgezien van zijn ontkenning dat het om een afpersing ging, heeft medeverdachte [A] verklaard, dat verdachte van niets wist en dat alleen hij een wapen bij zich had.
Ook hier is er evenwel een verklaring van de al genoemde getuige [getuige M], waaruit blijkt dat verdachte wel degelijk wist dat medeverdachte [A] een wapen bij zich had11.
Zowel [Z] als [Y] spreken in hun reeds genoemde verklaringen ook over een man met wapen aan de bestuurderskant. Nu de medeverdachte kennelijk aan de rechterzijde van de auto stond (zie hierna) zou dat NN1 kunnen zijn geweest maar het zou ook verdachte kunnen zijn geweest. Er was ook een wapen aan de bestuurderskant, getuige de aangetroffen slede12, welke overigens ook van een van de drie mannen in de auto afkomstig kan zijn. Wat daarvan zij, verdachte heeft ter terechtzitting verklaard, dat hij mee ging in de wetenschap dat het om een drugsdeal ging en dat hij daarvoor ook een nader te bepalen bedrag zou krijgen. Gelet op de al aangehaalde verklaringen van [Z] en [Y] is ook NN1 hierbij betrokken. Vijf passanten verklaren, dat zij drie mannen zien wegrennen naar de Opel Corsa13, welke auto op naam van medeverdachte stond en over welke auto verdachte en zijn medeverdachte ter terechtzitting hebben verklaard, dat zij daarmee zijn weggevlucht. Dit draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank, dat verdachte in bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [A] en met NN1 heeft gehandeld.
3.3.5. Poging doodslag
Nadat verdachte en zijn mededaders zijn weggevlucht en ook [Z] en [Y] zich uit de voeten hebben gemaakt blijft [X] gewond achter14. Hij blijkt schotverwondingen te hebben opgelopen.15
Medeverdachte [A] heeft tegenover de rechter-commissaris als getuige een verklaring afgelegd.16 Hij heeft toen verklaard, dat hij een pistool heeft gepakt toen de auto ging rijden en dat hij aan de rijdende auto is gaan hangen en dat door het gewicht, de kracht en de beweging van de auto de trekker ineens overging. Dienaangaande overweegt de rechtbank dat het forensisch onderzoek geen aanknopingspunten biedt voor een andere lezing. Los van de vraag of het nu wel of niet om een beoogde ripdeal ging, is aannemelijk dat de medeverdachte het rechterachterportier wilde openen toen de auto ging rijden. Bij gebrek aan inzicht in de positie/houding van het slachtoffer ten tijde van het schot kan geen schotbaan worden vastgesteld. Sporenonderzoek in de auto leert dat er een zwarte verkleuring zichtbaar is op de achterzijde van de stijl tussen het rechtervoor- en achterportier.17 De bemonstering op schotresten heeft evenwel niets opgeleverd. Niettemin valt niet uit te sluiten, zoals ook de officier van justitie ter terechtzitting heeft verklaard, dat de verkleuring het gevolg is van een aldaar afgegaan vuurwapen.
De rechtbank kan dan ook niet uitsluiten, dat het wapen inderdaad onbedoeld is afgegaan en dat medeverdachte [A] niet gericht op [X] heeft geschoten. Niettemin is de rechtbank van oordeel, dat de medeverdachte door een - kennelijk doorgeladen - vuurwapen ter hand te nemen en de vinger bij de trekker te houden, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het pistool zou afgaan als gevolg waarvan het slachtoffer dodelijk gewond zou kunnen raken.
Aldus is de rechtbank van oordeel, dat medeverdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een poging doodslag, zij het dat deze niet is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van de afpersing voor te bereiden of gemakkelijk te maken dan wel straffeloosheid of het bezit van het geld te verzekeren, zoals is tenlastgelegd.
Het vorenstaande brengt naar het oordeel van de rechtbank ook mee, dat verdachte van het medeplegen van de poging doodslag dient te worden vrijgesproken. Hoewel er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, gericht op de afpersing, zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel, dat ook sprake was van een zodanig nauwe en volledige samenwerking, gericht op het jegens het slachtoffer [X] uitgeoefende geweld.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat:
hij op 25 september 2010 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [Y] heeft gedwongen tot de afgifte van 3.000 euro toebehorende aan voornoemde [Y], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en zijn mededaders een of meer vuurwapens hebben gepakt, en
- verdachte en zijn mededaders daarbij hebben gezegd: "bring the money" en "geef geld" en "waar is het geld".
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. H.A.C. Banning heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en met de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op de openbare weg samen met anderen onder bedreiging met geweld geld afgeperst. Ook is daarbij tenminste één vuurwapen getrokken.
Omdat deze beroving zich lijkt te hebben afgespeeld in het criminele circuit was de verwachting wellicht gerechtvaardigd dat ingeval er niemand gewond zou zijn geraakt, verdachte en zijn mededaders ermee waren weggekomen, nu aannemelijk is dat de eigenaren van het geld geen aangifte zouden doen. Dit doet echter aan de ernst van één en ander niet af. Het feit heeft zich afgespeeld midden in een woonwijk. Dat een dergelijk feit zich ook in een woonwijk, in feite "naast de deur" kan afspelen, leidt tot gevoelens van onveiligheid bij burgers en in de maatschappij. De rechtbank rekent verdachte dit feit dan ook ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 december 2010 van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al vele malen met justitie in aanraking is gekomen, onder meer wegens geweldsdelicten. Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een reclasseringsrapport van 28 februari 2011.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank acht echter, nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit zal worden vrijgesproken, een gevangenisstraf van kortere duur dan door de officier gevorderd aangewezen.
7. De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 9.202,00 en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 9.202,00, subsidiair 81 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X].
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd, dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen is telastgelegd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 9.667,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 2 genummerde voorwerp, te weten een auto, zal worden verbeurdverklaard, nu deze als vluchtauto heeft gefungeerd.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd, dat de auto aan verdachte moet worden teruggeven.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, de auto, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit is begaan.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 24c, 33, 33a, 36f, 47 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
11. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding onder 1 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bijgewijzigde dagvaarding onder 2 eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:
#2: een personenauto, Opel Corsa, kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door
mrs. P. Poustochkine, voorzitter,
M.M. Meijers en E.E. Schotte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.J. van Zelst, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011.
Mr E.E. Schotte is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van een doorgenummerd proces-verbaal van politie Haaglanden, Wolfteam met het nummer PL1573 2010196779 (doorgenummerd p. 1 t/m 1465).
2 Proces-verbaal onderzoek historische gegevens, p. 482-485.
3 Processen-verbaal van verhoor [Y], p. 253, proces-verbaal van verhoor [X], p. 261- 269, proces-verbaal van verhoor [Z], p. 464-465.
4 Zie noot 2.
5 Proces-verbaal van verhoor [A], p. 678.
6 Proces-verbaal historische gegevens, p. 513.
7 Proces-verbaal van verhoor [Z], p. 465.
8 Proces-verbaal van 3e verhoor aangever [X], p. 336.
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 321.
10 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 27 mei 2011, onder punt 9.
11 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van 27 mei 2011, onder punt 15.
12 Proces-verbaal forensische opsporing, p. 1299 en afbeelding p. 1317.
13 Processen-verbaal van verhoor getuigen [getuige 2], p. 98, [getuige 3], p. 120, [getuige 4], p. 123, [getuige 5], p. 125 en [getuige 1], p. 321
14 Zie noot 13.
15 Proces-verbaal van verhoor aangever, p 549 en 1280 en geneeskundige verklaring p 388;
16 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris op 24 mei 2011, onder punt 5.
17 Proces-verbaal van bevindingen, p. 1368 en afbeeldingen, p. 1387, 1388, 1389.