ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ9992

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758410-10, 09/900121-09 (tul)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak met meerdere verdachten en ernstige geweldsdelicten

In deze strafzaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 29 juni 2011 uitspraak gedaan in een complexe zaak waarin de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij een reeks ernstige strafbare feiten. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van diefstal met geweld, afpersing, bedreiging met geweld, en het voorhanden hebben van vuurwapens. De feiten vonden plaats in de periode van juli tot en met augustus 2010, met als belangrijkste incidenten een geplande overval op een geldloper in Vlaardingen en meerdere geweldsdelicten tegen verschillende slachtoffers in Den Haag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten zich hebben voorbereid op de overval door het verzamelen van wapens, bivakmutsen en andere benodigdheden. Tijdens de uitvoering van hun plannen hebben zij geweld gebruikt tegen de slachtoffers, waaronder bedreigingen met vuurwapens en fysieke mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en medeverdachten zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast is de verdachte verplicht gesteld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen, gezien de recidive van de verdachte en de ernst van de huidige feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers 09/758410-10, 09/900121-09 (tul)
Datum uitspraak: 29 juni 2011
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Rijnmond", Stadsgevangenis Hoogvliet te Rotterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 10 januari 2011, 6 april 2011 en 9 juni tot en met 15 juni 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.M. Robert en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1. (Vlaardingen)
hij op of omstreeks 29 juli 2010 te Vlaardingen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [eigenaar bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [eigenaar bedrijf] en/of een of meer medewerkers van het bedrijf [bedrijf] te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere
deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s),
- (rijdende in een auto voorzien van gestolen kentekenplaten) is/zijn gereden naar het bedrijf [bedrijf] en/of
- voornoemd bedrijf heeft/hebben geobserveerd, en/of
- uit de auto is gestapt om naar het bedrijf te gaan en/of
- (daarbij) een of meer vuurwapens en/of een of meer bivakmutsen en/of een of meer tierips en/of een of meer handschoenen en/of een plattegrond van de
omgeving van het bedrijf [bedrijf] bij zich had(den),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 afh/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2010 tot en met 29 juli 2010 te Vlaardingen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het onder bedreiging van en/of met gebruik van een of meer vuurwapens wegnemen, althans afhandig maken, van een geldbedrag toebehorende aan [bedrijf] en/of [eigenaar bedrijf], hetgeen zou opleveren diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, strafbaar gesteld in de artikelen 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, althans een met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een of meer vuurwapen(s) en/of bivakmuts(en) en/of handschoenen en/of tierips en/of een auto voorzien van gestolen kentekenplaten en/of een plattegrond van de omgeving van het bedrijf [bedrijf] bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. (Leyweg - deel 1)
hij op of omstreeks 30 juli 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [B] plaats laten nemen op de achterbank van een (driedeurs)auto, en/of
- meermalen, althans eenmaal, (dreigend) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op die [B] en/of (dreigend) een mes getoond aan die [B], en/of die [B] meermalen, althans eenmaal, geslagen, en/of
- (zo) een dreigende sfeer gecreëerd en/of in stand gehouden waardoor die [B] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en/of te gaan en staan waar hij wilde gaan en/of staan;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 afh/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 30 juli 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 190 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zeggen tegen die [B] dat die [B] geld moest betalen en/of geld van zijn
bankrekening moest pinnen en/of dat als die [B] geen geld zou hebben zijn
pols zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- plaatsen en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of de knie en/of het lichaam van die [B], en/of,
- meermalen, althans eenmaal, slaan in het gezicht van die [B], en/of
- tonen van een mes aan die [B];
art 312 lid 2 afh/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 afh/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 30 juli 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] heeft gedwongen tot de afgifte van 190 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele
toebehorende aan die [B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zeggen tegen die [B] dat die [B] geld moest betalen en/of geld van zijn
bankrekening moest pinnen en/of dat als die [B] geen geld zou hebben zijn
pols zou worden doorgesneden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
- plaatsen en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en/of de knie en/of het lichaam van die [B], en/of,
- meermalen, althans eenmaal, slaan in het gezicht van die [B], en/of
- tonen van een mes aan die [B];
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. (Leyweg - deel 2)
hij op of omstreeks 30 juli 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met een ander of anderen met het oogmerk om zich en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [B] te dwingen tot afgifte van ongeveer 6000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [B] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
- die [B] heeft gedwongen te knielen, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [B] heeft geplaatst, en/of
- die [B] meermalen, althans eenmaal, een klap heeft gegeven met een
vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die [B] en/of
- tegen die [B] gezegd dat die [B] binnen 10 dagen 6000 euro aan hem/hen, verdachte(n), moest afgeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 juli 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [B] meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend
- die [B] gedwongen te knielen, en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [B] geplaatst, en/of
- die [B] meermalen, althans eenmaal, een klap gegeven met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen/op het hoofd van die [B];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid l/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
4. (Polo - deel 1)
hij op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kelderbox gelegen aan de [adres 1], althans een kelderbox behorende bij het perceel gelegen aan de [adres 2], weg te (doen) nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die
kelderbox te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading onder zijn/hun bereik te (doen) brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een ruit van een toegangsdeur met een koevoet, althans een voorwerp, heeft ingegooid en/of heeft ingeslagen en/of heeft geforceerd en/of
- het slot van de deur van de kelderbox met een koevoet en/of schroevendraaier, althans een voorwerp, heeft geopend en/of heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[C] en/of een of meer anderen op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage ter uitvoering van door [C] en/of een ander of anderen voorgenomen misdrijf om met het met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een kelderbox gelegen aan de [adres 1], althans een kelderbox behorende bij het perceel gelegen aan de [adres 2], weg te (doen) nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [X], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die kelderbox te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn gading onder zijn/hun bereik te (doen) brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- een ruit van een toegangsdeur met een koevoet, althans een voorwerp, heeft ingegooid en/of heeft ingeslagen en/of heeft geforceerd en/of
- het slot van de deur van de kelderbox met een koevoet en/of schroevendraaier, althans een voorwerp, heeft geopend en/of heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-
Gravenhage en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
5. (Polo deel '2' - geweldshandelingen)
hij op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, geplaatst op de borst en/of buik, althans het lichaam, van die [C];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [C] en/of met een mes een of meer steekbewegingen gemaakt richting het been, althans het lichaam, van die [C];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [C]) met een mes heeft gesneden in het gezicht en/of meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [C] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
6. (Polo - deel 3)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 juli 2010 tot en met 1 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] heeft gedwongen tot de afgifte van 170 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- het meermalen, althans eenmaal, slaan tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [C] en/of
- het dichtknijpen van de keel van die [C], en/of
- het zeggen tegen die [C] dat hij geld moest betalen;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 1 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Nootdorp, gemeente Pijnacker Nootdorp, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met een ander of anderen met het oogmerk om zich en/of zijn mededader(s) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] te dwingen tot afgifte van ongeveer 1000 euro, althans enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [C] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
- meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [C] heeft geslagen en/of
- de keel van die [C] heeft dichtgeknepen en/of
- tegen die [C] heeft gezegd dat als [C] nu niet naar zijn vriendin zou gaan om geld te halen het lichaam van die [C] worden opgesneden met een mes, althans woorden van gelijke strekking en aard,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid l/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7. (Klarinet)
hij op een of meer tijstippen op of omstreeks 24 augustus 2010 te Rijswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [D], meermalen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend
- tegen die [D] gezegd dat hij met hem/hen, verdachte(n), mee
moest gaan, en/of
- tegen die [D] gezegd dat hij, verdachte(n), niet in de maling
moest nemen want anders zou hij een paar klappen krijgen, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- zich begeven naar de woning van die [D] en/of (daarbij) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of zichtbaar voor die [D] bij zich gehad en/of (vervolgens) bij die woning aangebeld en/of op de deur gebonst;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
8. (Korrel - vuurwapens)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 29 juli 2010 tot en met 24 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Vlaardingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het kaliber 7.65 mm (telkens) voorhanden heeft gehad
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
art 55 lid 3 ahf/sub a Wet wapens en munitie
art 47 lid l/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juli 2010 tot en met 24 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Rijswijk en/of Vlaardingen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal (een) wapen(s) van categorie 1 onder 7°, te weten een C02-pistool, zijnde (een) voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp (telkens) voorhanden heeft gehad
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 31 lid 1 Wet wapens en munitie
art 47 lid l/afh sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich, al dan niet samen met een ander of anderen, schuldig heeft gemaakt aan een poging overval, een wederrechtelijke vrijheidsberoving, tweemaal een afpersing/diefstal met geweld en tweemaal een poging daartoe, een poging inbraak, een mishandeling, een bedreiging meermalen gepleegd, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en een gaspistool.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 2 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief, 3 primair, 4 primair, 5 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief, 6 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 7 en 8 eerste en tweede alternatief/cumulatief vermelde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van zaaksdossier (ZD) Vlaardingen, hetgeen onder 1 ten laste is gelegd, primair vrijspraak bepleit. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Het handelen van cliënt en zijn medeverdachten is niet beïnvloed door externe omstandigheden. Cliënt dient dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsman.
Ten aanzien van ZD Leyweg, deel I, hetgeen onder 2 ten laste is gelegd, wat betreft deel I, eerste alternatief/cumulatief heeft de raadsman naar voren gebracht dat zijn cliënt enkel als tussenpersoon heeft gefungeerd door ten behoeve van ZD Vlaardingen het contact te leggen tussen enerzijds medeverdachte [B], de tipgever, en medeverdachte [D] en anderzijds medeverdachte [E]. Cliënt heeft een bemiddelende rol gespeeld, hetgeen ook verklaart waarom hij vervolgens redelijk makkelijk in de problemen is gekomen. Vervolgens wilden de medeverdachten via cliënt verhaal halen bij tipgever [B] en medeverdachte [D], aldus de raadsman. Voorts heeft de raadsman wat betreft het tweede en derde alternatief/cumulatief aangevoerd dat zijn cliënt wel bij het pinnen aanwezig is geweest, maar dat dit geld bestemd was voor medeverdachte [D] ter vergoeding van de onkosten welke hij had gemaakt ter voorbereiding van de te plegen overval in Vlaardingen.
Ten aanzien van ZD Leyweg, deel II, hetgeen onder 3 ten laste is gelegd, heeft de raadsman opgemerkt dat zijn cliënt met deze poging afpersing weinig of niets van doen heeft gehad en niet uit is geweest op het verkrijgen van geld.
Voor wat betreft ZD Polo, deel I, hetgeen onder 4 ten laste is gelegd, heeft de raadsman vrijspraak bepleit, nu er in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is voor de stelling dat zijn cliënt ook daadwerkelijk bij de poging inbraak in de kelderbox betrokken is geweest. Weliswaar heeft cliënt [C] destijds aangedragen voor het (mede)plegen van genoemd feit, doch cliënt heeft bij de uitvoering hiervan verder geen rol gespeeld. Zo heeft hij bijvoorbeeld niet op de uitkijk gestaan. Nu het aandragen van [C] niet als een van de verweten feitelijkheden in de tenlastelegging is opgenomen, dient cliënt wat dit feit betreft te worden vrijgesproken, aldus de raadsman. De raadsman merkt hierbij op dat de vordering inbewaringstelling op dit punt is afgewezen en dat er na die tijd geen overtuigende bewijsmiddelen bij zijn gekomen.
Ten aanzien van ZD Polo, delen II en III, hetgeen onder 5 en 6 ten laste is gelegd, heeft de raadsman aangevoerd dat voor een bewezenverklaring van de bedreigingen en (poging) afpersing van [C] onvoldoende bewijs voorhanden is. Voorts heeft hij met betrekking tot de verwondingen aan de hand en het gelaat van [C] gesteld dat deze door [C] zelf kunnen zijn veroorzaakt tijdens het inslaan van de ruit bij de poging inbraak en dus niet noodzakelijkerwijs het gevolg zijn van enige handeling van zijn cliënt.
Ook met betrekking tot ZD Klarinet, hetgeen onder 7 ten laste is gelegd, heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat op een zeker moment bij enkele medeverdachten het idee is opgekomen dat er verhaal moest worden gehaald, omdat de in ZD Vlaardingen geplande overval was mislukt en er door deze medeverdachten risico's waren gelopen. Vervolgens werd besloten om in dat kader langs te gaan bij de woning van medeverdachte [D]. Cliënt heeft vervolgens zijn medeverdachten bewust de verkeerde kant op gestuurd. Toen cliënt en zijn medeverdachten vervolgens toch bij de woning van medeverdachte [D] waren aangekomen, heeft cliënt zich direct aan de rest van de gebeurtenissen onttrokken, aldus de raadsman. Tot slot heeft de raadsman er op gewezen dat alleen medeverdachte [D] spreekt over de aanwezigheid van een vuurwapen bij zijn woning die avond.
Ten aanzien van ZD Korrel, hetgeen onder 8 ten laste is gelegd, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
Algemeen
De verdachte heeft als bijnaam "[bijnaam A]".1 Medeverdachte [F] wordt "[bijnaam F]" of "[bijnaam F]"2 genoemd, medeverdachte [E] "[bijnaam E]"3 en medeverdachte [H] "[bijnaam H]"4.
Vlaardingen
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij betrokken is geweest bij het plan om een overval te plegen op (een geldloper van) een bedrijf in Vlaardingen5. Het idee voor de overval was afkomstig van medeverdachte [B] en is via medeverdachte [D] bij de verdachte terecht gekomen. Vervolgens heeft de verdachte medeverdachte [E] benaderd die op zijn beurt personen zou zoeken die deel wilden nemen aan de overval. Vervolgens heeft de verdachte samen met [B] en [D] de omgeving van het bedrijf in Vlaardingen verkend6, waarbij [B] nog aanvullende informatie heeft verschaft. Het plan was om de Poolse geldloper bij aankomst van de vrachtwagen bij het bedrijf in Vlaardingen een portemonnee met daarin een bedrag van mogelijk € 20.000,- afhandig te maken7. Afgesproken werd dat dit bedrag vervolgens zou worden verdeeld tussen de verdachte en medeverdachte [E]. [E] zou een deel van zijn deel afstaan aan [F] en verdachte zou zijn deel delen met [D], [B] en [C].
Op de avond van de overval hebben verdachte en zijn medeverdachten zich verzameld bij een café aan de [adres] te 's-Gravenhage. Na een voorbespreking8 zijn de verdachte, medeverdachten [D] en [F] in de witte Volkswagen Polo van [D], voorzien van gestolen kentekenplaten9, naar het bedrijf in Vlaardingen gereden. Zij hadden bivakmutsen, ducktape, handschoenen en tie-wraps bij zich10. Medeverdachte [F] had een tas bij zich en vertelde de verdachte dat hij een wapen bij zich had11. De verdachte zelf had twee messen bij zich12.
Aangekomen bij het bedrijf in Vlaardingen bleek dat de verdachten te laat waren, omdat de geldloper inmiddels al was gearriveerd en in het gebouw was. De verdachten hebben vervolgens besloten om te posten en af te wachten wat er verder zou gebeuren. De verdachte is vervolgens uitgestapt. Hij was op dat moment gekleed in een zwarte jas met de zwarte capuchon over zijn hoofd. Vervolgens werd er vanuit een bestelbus die op het bedrijventerrein stond geparkeerd met groot licht op de auto met daarin de verdachten geschenen. Vervolgens is verdachte weer in de auto gestapt en zijn verdachte en zijn medeverdachten met gedoofde lichten achter de wegrijdende bestelbus aangereden en vervolgens weggereden in de richting van Delft. 13
De verklaring van medeverdachte [B]
Medeverdachte [B] heeft verklaard dat hij financiële problemen had en dat hij dat heeft besproken met medeverdachte [D]. Ook heeft hij het idee met [D] besproken om het bedrijf van zijn oom in Vlaardingen, genaamd [bedrijf], te overvallen. Medeverdachte [D] heeft tegen medeverdachte [B] gezegd dat hij wel wat jongens kende die hem konden helpen. Medeverdachte [B] heeft vervolgens een plattegrond gemaakt met daarop de situatie ter plaatse, waaronder de indeling van het pand van [bedrijf] en de locaties van de beveiligingscamera's.14 Verder heeft hij verteld hoe laat de vrachtwagen zou arriveren, hoeveel mensen er bij het bedrijf aanwezig zouden zijn, hoe deze mensen er uit zouden zien en wat de hoogte zou zijn van het bedrag aan contanten dat ter plaatse aanwezig zou zijn. Ook heeft hij met verdachte en medeverdachte [D] de omgeving van het bedrijf in Vlaardingen verkend.15
Voorts heeft medeverdachte [B] verklaard dat hij verdachte met medeverdachte [E] heeft horen bellen. Zij bespraken hoe ze de overval zouden aanpakken en dat de verdachte drie echte pistolen mee wou en een neppe.16 Ook heeft de verdachte gezegd dat hij de eigenaar van het bedrijf, tevens de oom van medeverdachte [B], in zijn been zou schieten.17 Volgens medeverdachte [B] zou het plan zijn geweest om de man met het tasje met geld te pakken en dan te schieten. Het zou binnen plaatsvinden en het personeel zou vastgebonden worden met tie-wraps.18
Verklaring van medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat hij medeverdachte [B] in contact heeft gebracht met verdachte. Medeverdachte [B] heeft verdachte en medeverdachte [D] verteld over een transportbedrijf van zijn oom. Daar zouden twee mannen komen, een Poolse man en een Hindoestaanse man. Er zou sprake zijn van een tasje met daarin ongeveer € 15.000,- tot € 20.000,-. Verdachte heeft dit vervolgens weer aan medeverdachte [E] verteld. Vervolgens is er een week overheen gegaan en er is meerdere keren over gesproken. De opbrengst zou worden verdeeld tussen verdachte en medeverdachte [E] 19. Verdachte zou op zijn beurt een deel aan onder meer medeverdachte [B] geven. Voorts zijn de verdachte en medeverdachten [D] en [B] gezamenlijk naar het bedrijf gereden waar medeverdachte [B] onder meer de locatie van het bedrijf, de camera's en een plek waar de auto geparkeerd kon worden, heeft laten zien.20
Medeverdachte [D] heeft voorts verklaard dat de overval zou plaats vinden op een donderdag.21 Die dag is medeverdachte [D] met zijn auto, voorzien van gestolen nummerborden, samen met verdachte en medeverdachte [F] naar Vlaardingen gereden. Medeverdachte [F] had een tasje bij zich met daarin twee wapens en tie-wraps.22 Medeverdachte [D] moest voor de bivakmutsen, handschoenen en ducktape zorgen.23 Er was ook een plattegrond, waarop medeverdachte [B] had aangewezen waar de camera's stonden.24 Op de bewuste dag hebben medeverdachte [D], [F] en [verdachte] aldaar met de auto achter de bosjes gestaan25. Op dat moment zagen zij de vrachtwagen al staan26. Naast de vrachtwagen stond een gele bus. Op enig moment is verdachte uit de auto gestapt27. Kort hierop is verdachte weer in de auto gestapt. Zij hebben alle drie in de auto hun bivakmuts opgezet.28 Wat betreft de wapens heeft medeverdachte [D] verklaard dat medeverdachte [F] die avond in de auto in antwoord op een vraag van verdachte heeft gezegd dat het om echte vuurwapens ging.29 Voorts heeft medeverdachte [D] gehoord dat medeverdachte [F] ook hebben gezegd dat een van de twee wapens een 7.65 mm betrof.30 Medeverdachte [D] heeft daarnaast het CO2-pistool aangewezen als een wapen dat aanwezig was op de avond van de overval.31 Hij heeft gezien dat medeverdachte [F] in de auto een wapen aan verdachte heeft gegeven. Mederverdachte [D] heeft gezien dat verdachte de slede van dit wapen naar achteren haalde en op dat moment heeft medeverdachte [D] een kogel gezien. Verder heeft hij medeverdachte [F] het wapen horen doorladen.32
Op enig moment is de gele bus met groot licht het bedrijventerrein afgereden. Verdachte en zijn medeverdachten zijn vervolgens met gedoofde lichten achter de bestelbus aangereden en hebben het bedrijventerrein verlaten.
Medeverdachte [D] heeft verdachte horen zeggen dat hij de oom van [B] wel door de knieën zou schieten.33
De verklaring van medeverdachte [F]
Medeverdachte [F] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [D] tegen hem en medeverdachte [E] hadden gezegd dat zij een klusje hadden waar zij € 30.000,- mee konden verdienen. Het ging om een transportbedrijf van de oom van medeverdachte [B]. Medeverdachte [F] is vervolgens op een avond samen met verdachte en medeverdachte [D] naar het transportbedrijf gegaan.34 Medeverdachte [F] had een rugzakje met een touwtje erin bij zich.35
Verklaring van medeverdachte [E]
Medeverdachte [E] heeft verklaard dat hij van medeverdachte [F] had gehoord dat medeverdachte [B] de verdachte en medeverdachten [F] en [D] had gestuurd om een vrachtwagen te rippen. Ze hadden in ieder geval twee vuurwapens bij zich.36 De overval zou zijn mislukt omdat er allemaal bewaking of politie was.
Verklaring van medeverdachte [G]
Medeverdachte [G] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachten [D] en [F] de overval gingen plegen en dat zij een CO2-pistool en een [merk] bij zich hadden.37
Verklaring van verdachte [C] (ZD Polo)
Verdachte [C] heeft verklaard dat hij de kentekenplaten in de nacht van woensdag 28 juli 2010 op donderdag 29 juli 2010 heeft gestolen. Medeverdachte [D] heeft de kentekenplaten op donderdagochtend, 29 juli 2010, opgehaald omdat ze de platen die dag nodig hadden.38
Verklaring van getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dar er tussen 17 juli 2010 en 31 juli 2010 in de avond iets is gebeurd.39 Hij was die avond bij het bedrijf aanwezig. Toen hij weg wilde rijden in zijn gele bedrijfsauto, een Mercedes Sprinter, zag hij tegenover het bedrijf aan de overkant van de straat een kleine personenauto staan. Vervolgens heeft hij het groot licht aangezet. Hij zag op de bestuurdersstoel en de bijrijderstoel personen zitten. Hij heeft een rondje gereden en bij terugkomst heeft hij nogmaals het groot licht aangedaan. Op dat moment zag hij een manspersoon, gekleed in een lange zwarte glimmende jas met bontkraag met de capuchon over zijn hoofd, de bosjes uitlopen en links achterin de kleine personenauto stappen.40 Vervolgens is de getuige weggereden en werd hij gevolgd door de personenauto waarvan de lichten waren gedoofd. Uiteindelijk is de personenauto de andere kant opgereden.
Verklaring van getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat haar man in de periode van 17 juli 2010 tot en met 31 juli 201041 in Suriname verbleef. In die periode, op een donderdag42, was zij in hun bedrijf aanwezig toen de vrachtwagen van het bedrijf terug kwam van zijn ritten. Op een gegeven moment is getuige [getuige 1] met de gele bedrijfsauto43 naar huis gegaan. Onderweg heeft hij gebeld dat hij bij het wegrijden een verdacht persoon had gezien, die op een warme dag in een dikke jas liep.44 Hierop is hij naar het bedrijf teruggekeerd en heeft hij de boel in de gaten gehouden.
Bevindingen aangetroffen spullen bij doorzoeking Volkswagen Polo
In de witte Volkswagen Polo van medeverdachte [D] is een situatieschets en een navigatiesysteem aangetroffen. Uit de data van het navigatiesysteem blijkt dat het adres [adres] te Vlaardingen is ingevoerd. Na onderzoek op het internet wordt geconcludeerd dat de situatieschets gedetailleerd overeen komt met de locatie [adres] te Vlaardingen. Derhalve kan worden vastgesteld dat genoemde locatie de locatie betreft alwaar een overval was beraamd.45 Op het adres [adres] te Vlaardingen blijkt het bedrijf [bedrijf] gevestigd te zijn.46
Oordeel van de rechtbank
Uit bovenstaande verklaringen volgt dat de verdachte op 29 juli 2010 samen met medeverdachten [D] en [F] naar Vlaardingen is gegaan met als doel het plegen van een overval op (een geldloper van) het bedrijf [bedrijf] te Vlaardingen. Zij hebben hiertoe voorbereidingshandelingen uitgevoerd, namelijk het eerder die week verkennen van de locatie van de voorgenomen overval door verdachte en medeverdachten [D] en [B], de aanschaf van bivakmutsen, handschoenen en ducktape, het meenemen van tie-wraps, het door [B] laten maken van een plattegrond van het bedrijf met daarop aangegeven de locaties van de camera's en het voorzien van de auto van medeverdachte [D] van gestolen kentekenplaten op 29 juli 2010. Voorts hebben verdachte en medeverdachten [D] en [F] het bedrijf op 29 juli 2010 geobserveerd. In de auto waren op dat moment een vuurwapen en een C02-wapen aanwezig. Voorts staat vast dat verdachte op enig moment uit de auto is gestapt. Nu hierover door verdachte en zijn medeverdachten verschillende en tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd, laat de rechtbank in het midden of de verdachte op dat moment alleen zijn capuchon of een bivakmuts op had en of hij een vuurwapen in zijn hand had. Voorts kan de rechtbank niet met voldoende zekerheid vaststellen op welk moment verdachte precies is uitgestapt en wat hij op dat moment van plan was te gaan doen. Onder deze omstandigheden kan derhalve niet worden vastgesteld dat de handelingen die verdachte en zijn medeverdachten tot het moment dat zij zijn weggereden hebben verricht van dien aard zijn dat het niet anders kan dan dat zij naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf. Dit betekent dat de rechtbank tot de conclusie komt dat niet bewezen kan worden geacht dat sprake is geweest van een begin van uitvoering van de overval en daarmee van een strafbare poging. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot overval.
Uit het hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat door de verdachte en zijn medeverdachten de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen, in de zin van art. 46 Sr, met het oog op de gezamenlijke uitvoering van een diefstal met geweld waren voltooid. Wat betreft dit onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred bij de verdachte, nu hij het voornemen van het plegen van de overval heeft afgebroken op het moment dat hij een vrouw en een kind/kinderen zag. De rechtbank overweegt als volgt. Zowel verdachte als zijn medeverdachten [D] en [F] hebben verklaard dat zij na aankomst ter plaatse op enig moment een vrouw en een kind/kinderen bij het bedrijf hebben gezien. Voorts hebben zij ieder voor zich verklaard dat dit (mede) de reden was waarom zij uiteindelijk hun plan niet hebben doorgezet en zijn weggereden. Nog daargelaten dat de aanwezigheid van onverwachte personen in het bedrijf niet kan worden aangemerkt als een van de wil van verdachte afhankelijke omstandigheid (vgl. HR 27 november 2001, LJN AD4484), geldt dat uit de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachten na het zien van de vrouw en kind(eren) niet direct zijn vertrokken. Verdachte en zijn medeverdachten zijn nog enige tijd op hun positie gebleven, kennelijk om af te wachten "wat er verder zou gebeuren". Voorts hebben verdachte en zijn medeverdachten allen verklaard over een groot licht, afkomstig van een (bestel)bus die op het terrein van [bedrijf] stond geparkeerd en in hun richting scheen, hetgeen toen bij verdachten de indruk zou hebben gewekt dat men bij het bedrijf [bedrijf] 'iets in de gaten had'. Dit zou volgens verdachte (mede) de reden zijn geweest dat hij weer plaatsnam in de auto, nadat hij eerder was uitgestapt. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachten het bedrijventerrein opzettelijk bij de eerste mogelijkheid met gedoofde lichten verlaten en zijn in de richting van Delft gereden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de doorslaggevende reden om de overval te staken het vermoeden van betrapping door één van de medewerkers van het bedrijf is geweest. Nu een besluit waartoe men door omstandigheden (zoals een groot risico op ontdekking) wordt gedwongen niet kan gelden als een omstandigheid van de wil van de dader afhankelijk als bedoeld in art. 46b Sr, zal de rechtbank het verweer verwerpen.
Leyweg deel 1
Aangifte
Aangever [B] heeft verklaard dat hij op vrijdag 30 juli 201047 na werktijd, omstreeks 22:00 uur, bij medeverdachte [D] in de auto is gestapt. Vervolgens hebben ze verdachte opgehaald, waarna aangever achter in de auto plaats heeft genomen en verdachte op de bijrijderstoel. Hierna zijn ze verder gereden. Terwijl de auto op de Vaillantlaan te Den Haag voor een rood stoplicht stond te wachten, heeft aangever [B] verdachte tegen een groepje jongens horen zeggen: "Die jongen zit achterin".48 Hierop is medeverdachte [F] naar de auto toegelopen, heeft hij gevraagd: "welke jongen is het", en heeft hij achter in de auto plaatsgenomen naast aangever [B]. In de auto heeft medeverdachte [F] een pistool tegen het hoofd van aangever [B] gedrukt 49, waarna verdachte zich heeft omgedraaid op de bijrijderstoel en met gebalde vuist meerdere malen in het gezicht van aangever [B] geeft geslagen.50 Zowel verdachte als medeverdachte [F] heeft tegen aangever gezegd geld van hem te willen hebben. Voorts heeft verdachte aangever [B] bedreigd door te zeggen de pols van de aangever [B] te zullen doorsnijden als hij geen geld had, waarbij hij aangever [B] een mes heeft getoond.51 Nadat aangever [B] had gezegd geen geld te hebben, heeft verdachte tegen aangever gezegd dat hij dan maar geld moest gaan pinnen. Onderweg naar de pinautomaat is aangever [B] meerdere malen geslagen en heeft medeverdachte [F] een pistool op de knie van aangever [B] gericht.52 Vervolgens heeft verdachte aan aangever [B] de pincode van zijn bankrekening gevraagd, waarna aangever [B] de pincode heeft afgegeven. Hierna zijn aangever [B] en verdachte op de Leyweg te Den Haag uit de auto gestapt en naar de pinautomaat gelopen, terwijl medeverdachte [F] vanuit de auto een pistool op aangever [B] gericht heeft gehouden. Aangever [B] heeft eerst zijn saldo moeten opvragen, hetgeen € 190,- bleek te zijn, waarna een bedrag van € 20,- en € 170,- is gepind. Het geld is beide keren door verdachte uit de pinautomaat gepakt53 , waarna in de auto het geld is verdeeld tussen verdachte en medeverdachte [F]. Aangever [B] heeft over deze reeks van gebeurtenissen voorts verklaard dat hij doodsbang is geweest en dat hij uit angst niet heeft durven wegrennen.54
Verklaring van de verdachte
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [D] en aangever [B] hem die avond gezamenlijk hebben opgehaald met de auto van [D]. Verdachte heeft toen tegen aangever [B] gezegd dat de jongens met hem wilden praten over Vlaardingen. Onderweg zijn ze medeverdachte [F] tegen gekomen. Verdachte heeft toen tegen medeverdachte [F] gezegd dat aangever [B] in de auto zat, waarna medeverdachte [F] bij hen in de auto is gestapt. Op enig moment daarna zijn verdachte en aangever [B] uit de auto gestapt en naar een pinautomaat gelopen omdat aangever [B] zou gaan pinnen. Omdat het pinnen door aangever [B] erg lang duurde, heeft verdachte voor aangever [B] gepind.55
Verklaring van medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat hij na het werk samen met aangever [B] in zijn auto, een VW Polo met twee deuren56 [de rechtbank begrijpt: zijdeuren], verdachte heeft opgehaald. Vervolgens heeft hij medeverdachte [F] op de Vaillantlaan te Den Haag zien lopen. Hij is in opdracht van verdachte gestopt. Medeverdachte [F] is toen ingestapt57 en vervolgens is medeverdachte [D] verder gereden. Naast hem op de bijrijderstoel zat verdachte, achter medeverdachte [D] zat medeverdachte [F] en aangever [B] zat achter verdachte.58 Mede verdachte [D] heeft verder verklaard dat hij heeft gehoord dat er in de auto een pistool werd doorgeladen en heeft via zijn spiegel en over zijn schouder gezien dat medeverdachte [F] een vuurwapen op het hoofd van aangever [B] heeft gezet.59 Ondertussen is aangever [B] geslagen door verdachte. Aangever is zeker tien keer vol op zijn hoofd geslagen door verdachte en medeverdachte [F].60 [D] heeft verdachte en medeverdachte [F] horen roepen dat ze geld wilden hebben van aangever.61 Verder heeft hij verdachte tegen aangever [B] horen zeggen dat hij nu van hun was. Aangever [B] had geen kans om weg te komen.62
Aangever [B] heeft in opdracht van verdachte bij de pinautomaat op de Leyweg al zijn geld van zijn rekening moeten halen. In de auto is het geld geteld, hetgeen in totaal € 190,- bleek te zijn. 63 Dit bedrag is vervolgens verdeeld tussen verdachte en medeverdachte [F].64
Verklaring van medeverdachte [F]
Medeverdachte [F] heeft verklaard dat hij de aangever een paar goede klappen heeft gegeven.65
Voorts heeft medeverdachte [F] verklaard dat verdachte en medeverdachte [D] ineens voor zijn neus stonden, waarna verdachte tegen medeverdachte [F] heeft gezegd: "Ik heb hem, ik heb die jongen". Medeverdachte [F] heeft vervolgens de autodeur geopend, heeft verdachte naar voren geduwd en is achterin de auto gaan zitten. Onderweg heeft verdachte ook een paar klappen op het hoofd of in het gezicht van aangever [B] gegeven.66
Medeverdachte [F] heeft bevestigd dat hij tegen verdachte heeft gezegd dat hij aangever naar hem toe moest brengen als hij die kankerlijer had gevonden. Hij wilde aangever duidelijk maken dat hij zulke grappen niet moet maken.67
Medeverdachte [F] heeft voorts verklaard dat ze onderweg bij de Leyweg68 zijn gestopt en dat hij heeft gezien dat de aangever en de verdachte gingen pinnen.69
Bevindingen camerabeelden pinautomaat
Op camerabeelden van een pinautomaat, gevestigd aan de Leyweg te Den Haag betreffende pintransacties ter zake van bankrekeningnummer [nummer], pasnummer [pasnummer], op 30 juli 201070 is onder meer te zien dat verdachte in het gezelschap van aangever [B] geld uit de pinautomaat pakt71, daarna een bedrag van € 20,- in zijn hand heeft72 en handelingen verricht bij de pinautomaat. 73
Transactieoverzicht bankrekeningnummer [nummer]
Blijkens een transactieoverzicht74 betreffende bankrekeningnummer [nummer] op naam van aangever [B] is op 30 juli 2010 met pasnummer [pasnummer] om 23:20 uur een bedrag van € 20,- en om 23:21 uur een bedrag van € 170,- opgenomen.
Oordeel van de rechtbank
Uit de verklaringen van de aangever en de medeverdachte [D] volgt dat de verdachte samen met medeverdachte [F] de aangever [B] op 30 juli 2010 van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden door hem op zodanige wijze plaats te laten nemen op de achterbank van een driedeursauto, dat aangever [B] afhankelijk werd van de medewerking van verdachte en medeverdachte [F] indien hij de auto wilde verlaten, en door hem vervolgens onder bedreiging met een vuurwapen en een mes in die auto mee te nemen naar een pinautomaat. Verdachte heeft samen met medeverdachte [F] de aangever verschillende malen in zijn gezicht geslagen, een vuurwapen op hem gericht gehouden, hem een mes getoond en hem daarbij bedreigd met de woorden dat zijn pols zou worden doorgesneden als hij de verdachten geen geld zou geven. Met dit geweld en deze bedreiging met geweld hebben de verdachten de aangever gedwongen geld te pinnen. De verdachte is met de aangever meegelopen en heeft het geld, in totaal € 190,-, zelf uit de automaat gepakt. Het geld is vervolgens onder de verdachte en medeverdachte [F] verdeeld. Naar het oordeel van de rechtbank is er in een dergelijk geval sprake van diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij tussen verdachte en medeverdachte [F] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Concluderend acht de rechtbank de onder 2 als eerste cumulatief/alternatief en tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvoor veroordelen.
Leyweg deel 2
Aangifte
Aangever [B] heeft verklaard dat hij na het pinnen in de auto van medeverdachte [D] met de verdachten naar een bouwplaats is gebracht. Eenmaal op het bouwterrein aangekomen is aangever [B] uitgestapt en heeft hij een jongen die [bijnaam E] werd genoemd, op een bankje zien zitten. Hij heeft voor deze jongen moeten knielen waarna hem is gezegd dat hij binnen tien dagen € 6.000,- moest betalen.75 Medeverdachte [F] heeft een vuurwapen tegen zijn hoofd gehouden en met dit wapen op zijn achterhoofd geslagen.76 Verdachte heeft aangever [B] met gebalde vuisten in zijn gezicht geslagen. 77
Voorts heeft aangever [B] verklaard dat medeverdachte [E] de leiding had en instructies gaf en dat verdachte en medeverdachte [F] de meeste bedreigingen hebben geuit.78 Hij heeft bij verdachte een mes gezien en bij medeverdachte [F] een vuurwapen.79
Verklaring van de verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat aangever [B] op zijn knieën heeft gezeten en 80 dat aangever [B] bij de auto van medeverdachte [D] een klap heeft gekregen.81
Verklaring van medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat hij in opdracht van verdachte naar de Meppelweg is gereden.82 Tijdens deze rit heeft medeverdachte [D] verdachte horen zeggen dat zij "naar de grote man, de leider [bijnaam E] zouden gaan"83. Daar aangekomen heeft medeverdachte [D] gezien dat medeverdachte [E] op een bankje zat84, waarna aangever [B] uit de auto is gehaald en heeft moeten knielen85. Medeverdachte [F] heeft weer het vuurwapen tegen het hoofd van aangever [B] gezet en hem hiermee op het achterhoofd geslagen.86 Medeverdachte [D] heeft gehoord dat tegen aangever [B] werd gezegd dat hij binnen tien dagen € 5.000,- euro moest betalen, later werd dit € 6.000,-.87 Medeverdachte [E] bleef herhalen dat aangever [B] € 5.000,- à € 6.000,- moest betalen.88
Vervolgens zijn ze weer in de auto gestapt en is aangever [B] op station Hollands Spoor afgezet.89
Verklaring van medeverdachte [F]
Medeverdachte [F] heeft verklaard dat aangever [B] door verdachte en medeverdachte [D] bij de Meppelweg voor medeverdachte [E] is gebracht en dat hij aangever [B] op zijn knieën heeft zien zitten. Verdachte heeft aangever [B] een paar klappen tegen zijn hoofd gegeven en er is door de een € 5.000,- en door de ander € 6.000,- geschreeuwd.90
Verklaring van medeverdachte [E]
Medeverdachte [E] heeft verklaard dat hij op een bankje op het bouwveldje bij de Meppelweg heeft gezeten91. Aldaar heeft hij gezien dat verdachte aangever [B] uit de auto heeft gehaald en hem een paar klappen heeft gegeven. Vervolgens heeft verdachte aangever [B] bij hem gebracht en gedwongen op zijn knieën te gaan zitten.92 Aangever [B] heeft klappen, waaronder met het vuurwapen, gekregen van onder meer verdachte en medeverdachte [F]. Verdachte en medeverdachte [F] hebben beiden verschillende bedreigingen geuit. Medeverdachte [E] heeft gehoord dat tegen aangever [B] is gezegd: "Die vrachtwagen is niet gekomen, je moet geen kanker grappen maken, je gaat maar € 6.000,- binnen 10 dagen ophoesten."93 Ook hebben zij met het vuurwapen tegen het hoofd van aangever [B] geprikt, op een wijze waarbij de loop op het hoofd van de aangever was gericht.94
Oordeel van de rechtbank
Op grond van bovenstaande verklaringen van aangever, medeverdachte [D], medeverdachte [F] en medeverdachte [E] komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd aangever een bedrag van ongeveer € 6.000,- af te persen. Daarbij is aangever door verdachte en medeverdachte [F] geslagen, waaronder met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en heeft hij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen zijn hoofd geplaatst gekregen. Dit alles is gebeurd terwijl aangever werd gedwongen geknield voor medeverdachte [E] op de grond te zitten.
De verklaring van verdachte dat hij in de veronderstelling verkeerde dat er slechts gepraat zou worden acht de rechtbank, mede gelet op het onder 2 bewezenverklaarde feit, niet aannemelijk. Voor de stelling dat de rol van verdachte beperkt zou zijn geweest zijn, gelet op voorgaande verklaringen, verder geen aanknopingspunten.
De rechtbank komt alles overwegende tot een bewezenverklaring van de onder 3 primair tenlastegelegde poging tot afpersing van aangever [B] tezamen en in vereniging met anderen gepleegd.
Polo deel 1
Aangifte door [X]
Aangever [X] heeft aangifte gedaan van inbraak in de kelderbox behorende bij zijn woning gelegen aan de [adres 2] in Den Haag, waarvan de ingang van de kelderbox is gelegen aan de [adres 1] te Den Haag. Er is niets weggenomen.95
Aangifte door [C]
Aangever [C] heeft verklaard dat hij op 31 juli 2010 door verdachte en medeverdachte [D] is opgehaald. In totaal waren ze met zeven personen en twee auto's.
Aangever [C] moest van verdachte inbreken in een kelderbox in de buurt van de tramhalte aan de [straat]96. Aangever [C] heeft geprobeerd de deur te openen met een schroevendraaier en een koevoet, hetgeen niet lukte. Uiteindelijk is verdachte er ook bijgekomen en heeft verdachte geprobeerd met de koevoet en de schroevendraaier de deur open te krijgen.97 Toen dit niet lukte is verdachte boos geworden en heeft aangever [C] van verdachte de ruit van de toegangsdeur moeten inslaan. Aangever [C] heeft dit gedaan met de koevoet. Verdachte is op dat moment weer weggelopen. Vervolgens kreeg aangever [C] de binnendeur ook niet open, waarna verdachte, medeverdachte [D] en een andere jongen er bij zijn gekomen.98 Nadat deze laatste jongen had voorgedaan hoe aangever [C] de deur open moest maken, hebben aangever [C] en medeverdachte [D] de deur naar de kelderbox opengemaakt. Uiteindelijk is er niets meegenomen omdat de goederen die verdachte en zijn medeverdachten zochten, er niet lagen.99
Verklaring van verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij bij een poging inbraak in een kelderbox in Den Haag op 1 augustus 2010 aanwezig is geweest. Op een gegeven moment heeft hij gezien dat de hand van aangever [C] stuk was.100
Verklaring van medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachten [F] en [E] bij de inbraak bij de kelderbox aanwezig zijn geweest.101 Op een gegeven moment is hij door medeverdachte [E] naar de groep personen bij de kelderbox gestuurd. Aldaar heeft hij gezien dat de ruit van de portiekdeur naar de kelderboxen ingeslagen was102. Toen het aangever [C] niet lukte om de deur open te krijgen, heeft medeverdachte [F] het voorgedaan, waarna medeverdachte [D] en aangever [C] de deur hebben geopend.103
Oordeel van de rechtbank
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen met anderen heeft ingebroken in de kelderbox, gelegen aan de [adres 1] te Den Haag en behorende bij de woning gelegen aan de [adres 2] te Den Haag. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de gebezigde verklaringen van de medeverdachte en aangever [C] volgt dat verdachte zich met dat doel tezamen met anderen naar genoemde kelderbox heeft begeven. Anders dan verdachte heeft verklaard acht de rechtbank daarnaast bewezen dat verdachte aldaar ook zelf braakhandelingen heeft verricht. Daarmee is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Nu uiteindelijk uit de kelderbox niets is weggenomen, is het bij een voltooide poging tot diefstal met braak in vereniging gebleven.
Polo deel 2
Aangifte
Aangever [C] heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2010 bij de Esso op de Valkenboslaan door verdachte is bedreigd met een vuurwapen104. Verdachte heeft het vuurwapen daarbij op zijn buik105 danwel borst106 gericht.
Voorts heeft aangever [C] verklaard dat zij na de mislukte inbraak in de kelderbox naar een afgelegen plek zijn gegaan waar hij opnieuw door verdachte is bedreigd, ditmaal met een mes.107 Verdachte heeft geprobeerd met het mes in zijn benen te steken.108 Ook is hij door verdachte met het mes in zijn gezicht gesneden.109 Hierbij heeft hij een sneetje op zijn linkerwang en aan zijn linkeroor opgelopen.110
Tot slot heeft aangever [C] verklaard dat hij de hele avond met de vlakke hand klappen heeft gekregen van verdachte en van de anderen die er bij waren.111
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 augustus 2010 samen met aangever [C] en medeverdachte [D] in de auto van [D] naar de Esso aan de Valkenboslaan te Den Haag is gegaan. Ter plaatse waren meer mensen aanwezig, waaronder medeverdachte [F]. Hij heeft aldaar even een CO2-pistool112 van [F] in zijn handen gehad. Voorts heeft verdachte verklaard dat de in de auto van [D] aangetroffen vleesmessen zijn messen zijn.113
Verklaring medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat hij samen met verdachte aangever [C] heeft opgehaald, waarna ze naar de Esso aan de Valkenboslaan zijn gegaan. Bij de Valekenboslaan was ook medeverdachte [F] aanwezig. Medeverdachte [F] heeft een CO2-pistool114 vanuit zijn broeksband gepakt en aan verdachte gegeven. Vervolgens heeft verdachte het wapen met de loop naar voren gericht tegen het middenrif van aangever [C] gezet en hierbij gezegd: "Zie je deze, zie je deze? Beter fok jij niet op anders krijg je deze door je lichaam heen." 115
Vervolgens heeft medeverdachte [D] verklaard dat hij na de inbraak in de kelderbox samen met verdachte, medeverdachten [E] en [F] en twee voor hem onbekende personen naar een parkeerterrein is gegaan. Hier heeft verdachte aangever [C] bij de keel gepakt en tegen een schutting geduwd, waarna verdachte aangever [C] meerdere malen met de vlakke hand heeft geslagen en de punt van een mes tegen zijn wang heeft gezet. Voorts heeft verdachte stekende bewegingen in de richting van de benen van aangever [C] gemaakt.116
Verklaring medeverdachte [G]
Medeverdachte [G] heeft verklaard dat hij op enig moment in de auto bij medeverdachte [E] heeft gezeten. Nadat [C] was teruggekomen met een snee en bloed aan zijn hand, heeft hij iemand tegen verdachte horen zeggen dat verdachte aangever [C] manieren moest leren. Vervolgens heeft hij gehoord dat verdachte om een mes vroeg, waarna medeverdachte [D] een aardappelschilmesje uit de auto heeft gepakt en aan verdachte heeft gegeven. Vervolgens heeft hij gezien dat verdachte een mes tegen het gezicht van [C] heeft gezet.117 Daarna heeft medeverdachte [G] gezien dat verdachte aangever [C] met zijn ene hand bij zijn jas of shirt vast heeft gehouden en gelijktijdig snijdende bewegingen in het gezicht van aangever [C] heeft gemaakt118
Verklaring van medeverdachte [E]
Medeverdachte [E] heeft verklaard dat "het" is begonnen bij de Esso aan de Valkenboslaan te Den Haag, alwaar medeverdachte [F] een gaspistool aan verdachte heeft gegeven waarna verdachte het pistool onder/tegen de kin van aangever [C] heeft gezet.119
Aantreffen messen
In het voertuig van medeverdachte [D] zijn in de kofferbak twee vleesmessen aangetroffen. Voor de bestuurdersstoel is tevens een vleesmes aangetroffen.120
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat verdachte, telkens samen met een ander, aangever [C] heeft bedreigd door een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op zijn borst te plaatsen, een mes aan aangever [C] te tonen, stekende bewegingen in de richting van de benen van aangever [C] te maken en hem te mishandelen door hem te slaan en met een mes in zijn gezicht te snijden, ten gevolge waarvan aangever [C] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Voor de stelling van de raadsman dat het bij aangever [C] geconstateerde letsel in zijn gezicht en aan zijn oor niet door verdachte zou zijn veroorzaakt, doch reeds eerder ten tijde van de poging inbraak in de kelderbox, biedt het dossier, mede gelet op de verklaringen van zowel aangever [C] als de medeverdachten hieromtrent, geen enkel aanknopingspunt.
Polo deel 3
Aangifte
Aangever [C] heeft verklaard dat hij na het incident op de parkeerplaats waarbij hij onder meer door verdachte in zijn gezicht gesneden was, samen met verdachte en medeverdachte [D] in de auto heeft gezeten. In de auto heeft verdachte hem wederom met de vlakke hand geslagen en heeft verdachte tegen aangever [C] gezegd dat hij geld van hem wilde hebben. Samen zijn zij naar het huis van aangever [C] gereden, waarna hij verdachte € 30,- heeft gegeven. Vervolgens zijn aangever [C], verdachte en medeverdachte [D] naar een pinautomaat bij de Fahrenheitstraat gereden waar aangever € 110,- heeft gepind en aan verdachte heeft gegeven. Daarna heeft verdachte tegen aangever [C] gezegd dat hij nog diezelfde avond € 1.000,- euro van aangever wilde hebben en dat zij daarvoor naar de vriendin van aangever [C] zouden gaan. Verdachte heeft voorts tegen aangever gezegd dat als aangever niet naar zijn vriendin zou gaan, hij het hele lichaam van aangever [C] open zou snijden.121
Aangever heeft voorts verklaard dat de € 140,- die hij aan verdachte heeft gegeven, bestond uit 5 briefjes van € 20,- en 4 briefjes van € 10,-.122
Verklaring van verdachte
De verdachte heeft verklaard dat hij na de poging inbraak in de kelderbox op 1 augustus 2010 samen met aangever [C] en medeverdachte [D] in de auto van [D] heeft gezeten. Op enig moment heeft hij € 30,- van aangever [C] gekregen. Vervolgens heeft aangever [C] € 110,- gepind en aan verdachte gegeven. Daarna zijn ze naar de vriendin van aangever [C] gereden.123
Verklaring getuige [getuige 3]
Getuige [getuige 3] heeft op woensdag 4 augustus 2010 verklaard dat zij aangever [C] afgelopen zaterdag op zondagnacht bij haar huis in Nootdorp uit een Volkswagen Polo had zien stappen en dat hij haar had gezegd dat hij € 860,- nodig had en dat zij dat aan hem moest geven. Voorts heeft zij aangever [C] horen zeggen dat hij zonder dat geld niet weer in de auto kon gaan zitten omdat dan zijn buik opengesneden zou worden. De getuige heeft gezien dat aangever [C] doodsbang was.124
Verklaring getuige [getuige 4]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat aangever [C] haar op 1 augustus 2010125 heeft verteld dat hij bedreigd werd door de jongens. Getuige [getuige 4] heeft twee jongens gezien, waaronder een Antilliaanse jongen, en een auto.126
Verklaring medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard dat hij in de nacht van 1 augustus 2010 heeft gezien dat aangever [C] door verdachte is geslagen. Verder heeft hij gehoord dat verdachte voor de deur van de woning van aangever [C] in Den Haag tegen aangever [C] heeft gezegd dat hij al zijn geld aan verdachte moest afgeven. Vervolgens heeft verdachte de keel van aangever dichtgeknepen en heeft verdachte aangever [C] in de straat waar de pinautomaat zit waar aangever [C] heeft gepind, met gebalde vuist tegen zijn oor heeft geslagen. Voorts heeft medeverdachte [D] verklaard dat hij heeft gezien dat aangever [C] daarna is gaan pinnen en het geld aan verdachte heeft gegeven.127 Vervolgens heeft hij gehoord dat verdachte tegen aangever zegt dat hij € 1000,- van aangever [C] wil en in aanvulling daarop zegt: "Je hebt me 140 gegeven je moet nu nog 860 geven. Weet je wat we gaan naar je vriendin toe". 128 Nadat aangever [C] heeft aangegeven dat hij dat niet wil, heeft verdachte tegen hem gezegd "Wat nou nee? We gaan gewoon naar je vriendin of wil je afgemaakt worden?"129
Aangetroffen geld bij verdachte
In de fouillering van verdachte is een bedrag van € 140,- aangetroffen, bestaande uit 4 briefjes van € 10,- en 5 briefjes van € 20,-.130
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [D] door geweld en bedreiging met geweld aangever [C] een bedrag van € 140,- heeft afgeperst en heeft gepoogd een bedrag van € 860,- af te persen.
Klarinet
Aangifte
Aangever [D] heeft verklaard dat hij op 24 augustus 2010, omstreeks 18:00-18:30 uur is gebeld door verdachte en dat hij heeft gehoord dat verdachte kwaad op hem werd. Er is gezegd dat hij ze niet voor de gek moest houden, want anders zouden ze hem ook een paar klappen verkopen. Aangever [D] heeft op dat moment zowel met verdachte als met medeverdachten [F] en [E] gesproken. Zij hebben alle drie gezegd dat hij ze niet in de maling moest nemen en dat zij aangever wel thuis zouden brengen. Nadat aangever [D] had gezegd eigen vervoer te hebben, hebben verdachte en zijn medeverdachten gezegd dat hij dan maar achter ze aan moest rijden en dat medeverdachte [H] dan bij hem zou instappen.131
Voorts heeft aangever [D] verklaard dat hij diezelfde dag omstreeks 23:00 uur vanuit het raam, gelegen op de tweede verdieping van zijn woning aan de [adres 3] te Rijswijk, heeft gezien dat de zwarte Volkswagen Golf van medeverdachte [E] de [adres 3] kwam inrijden. Hij heeft gezien dat medeverdachte [F] is uitgestapt en naar de voordeur van zijn woning is gelopen, waarna hij heeft aangebeld en op de deur heeft gebonsd. Ook heeft hij tegen aangever [D] gezegd dat hij zijn stem had gehoord en dat hij wist dat hij thuis was.132 Aangever [D] heeft gezien dat verdachte, mede[H] en [E] in de auto zaten.
Verklaring van getuige [getuige 5]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard133 dat op 24 augustus 2010 omstreeks 23:15 uur bij haar woning, gelegen aan de [adres 3] te Rijswijk is aangebeld. De getuige heeft voor de voordeur het silhouet van een man gezien. Zij heeft gehoord dat er hierna nogmaals werd aangebeld en op de ramen werd gebonkt. Zij heeft gezien dat aangever [D] op dat moment in paniek was.
Verklaring van getuige [getuige 6]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard134 dat hij op op 24 augustus 2010, omstreeks 23:00 uur in zijn woning aan de [adres 3] te Rijswijk was en dat er zeker vijf keer werd aangebeld. Hij heeft door het non-transparante glas van de voordeur de omtrek van een persoon gezien. Hij heeft de persoon horen zeggen: "Jo [D], je bent daar man, ik hoor je stem. Ik kom alleen maar praten man." De getuige heeft deze zin als zeer dreigend ervaren.135 Vervolgens heeft hij gezien dat de man weer is weggelopen en aan de overkant van de [adres 3] andere mannen heeft ontmoet.136
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard137 dat hij op 24 augustus 2010 is opgehaald door medeverdachte [E] en dat hij die avond samen met medeverdachten [E], [H] en [F] in de zwarte Volkswagen Golf van medeverdachte [E] heeft gezeten. Voorts heeft hij verklaard dat hij in het begin van de avond met aangever [D] heeft gebeld en verschillende sms-berichten naar hem heeft verstuurd. Vervolgens zijn verdachte en zijn medeverdachten naar Rijswijk gereden, waarna de auto, aangekomen bij de woning van aangever [D], is geparkeerd en een van de inzittende is uitgestapt die vervolgens naar de deur van de woning is gelopen. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij bij de auto stond toen medeverdachte [F] het gesprek met aangever [D] heeft gevoerd.138
Verklaring van medeverdachte [F]
Medeverdachte [F] heeft verklaard139 dat hij die avond met verdachte en medeverdachten [E] en [H] was en dat zij naar de woning van aangever [D] zijn geweest. Voorts heeft hij verklaard dat verdachte die avond niet eerder weg is gegaan.
Verklaring van medeverdachte [E]
Medeverdachte [E] heeft verklaard140 dat hij op 24 augustus 2010 samen met verdachte en medeverdachten [F] en [H] met zijn auto, een zwarte Volkswagen Golf, naar de [adres 3] is gereden en dat aldaar bij de woning van aangever [D] is aangebeld.
Voorts heeft medeverdachte [E] verklaard dat zij eerder die avond alle vier aangever [D] via de telefoon hebben gesproken, waarbij onder meer is gevraagd waar aangever [D] bleef en wanneer hij zou komen.
Verklaring medeverdachte [H]
Medeverdachte [H] heeft verklaard141 dat hij samen met verdachte en medeverdachten [F] en [E] in de auto van medeverdachte [E] naar het huis van aangever [D] is gereden, dat verdachte en medeverdachten [F] en [E] aldaar zijn uitgestapt en dat hij heeft gezien dat zij in de richting van de woning van aangever [D] zijn gelopen. 142 Voorts heeft hij gehoord dat verdachte en medeverdachte [E] hebben gezegd dat zij samen hadden aangebeld. Ten slotte heeft medeverdachte [H] verklaard dat hij eerder die avond verdachte via de telefoon tegen aangever [D] heeft horen zeggen dat als hij niet zou komen, hij een paar klappen zou krijgen.143
Oordeel van de rechtbank
Gezien het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat er op 24 augustus 2010 tussen verdachte en zijn medeverdachten enerzijds en aangever [D] anderzijds telefonisch contact is geweest waarbij hem is gezegd dat hij met hen mee moest gaan en dat hij hen niet in de maling moest nemen want dat hij anders een paar klappen zou krijgen. Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachten [F], [E] en [H] vervolgens naar de woning van aangever [D] aan de [adres 3] te Rijswijk is gereden, alwaar is aangebeld en op de deur is gebonsd.
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van feitelijkheden op 24 augustus 2010, waarbij verdachte en zijn mededaders ieder voor zich op enig moment een actieve rol hebben vervuld, in onderling verband bezien met de gebeurtenissen voorafgaand aan dit feit, maakt dat er sprake is geweest van een bedreiging met zware mishandeling, gepleegd door verdachte en zijn mededaders jegens aangever [D].
Zelfs indien de rechtbank er, gelijk verdachte heeft verklaard, vanuit zou gaan dat hij zijn medeverdachten in eerste instantie een verkeerde route naar de woning van aangever [D] heeft gewezen, maakt dit het voorgaande niet anders. Nog afgezien van de actieve rol die verdachte heeft gespeeld in het geheel voorafgaand aan het arriveren bij de woning van aangever [D], volgt uit genoemde verklaringen, waaronder die van verdachte zelf, dat hij ook nog ten tijde van de handelingen bij de woning van aangever [D] aanwezig is geweest en eerst daarna is weggegaan. Het verweer van verdachte slaagt dan ook niet.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd en gelijk het standpunt van de verdediging, acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewezen dat er bij de bedreiging gebruik is gemaakt van een vuurwapen. Uitsluitend aangever [D] heeft verklaard over de aanwezigheid van een vuurwapen. De getuigen hebben hierover niet verklaard. Gelet op de stellige ontkenning hieromtrent door verdachte en zijn medeverdachten, zal de rechtbank de verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Korrel
Aantreffen CO2-wapen
Bij een doorzoeking van een perceel aan de [adres 4] te Den Haag op 10 september 2010 is een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen.144 Vastgesteld wordt dat het een CO2-pistool betreft met serienummer [nummer], welk pistool voor wat betreft afmetingen en vorm grote gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Colt, model 1911A1 en dat het derhalve een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie I onder 7° van de Wet Wapens en Munitie is.145
Verklaring [ I ]
[ I ] heeft op zondag 12 september 2010 verklaard146 dat het wapen dat bij een doorzoeking van de woning van zijn ex-vriendin aan de [adres 4] te Den Haag werd gevonden, een gaspistool betreft en dat hij dit wapen op donderdag 9 september van medeverdachte [G] heeft gekregen.
Verklaring van verdachte
De verdachte heeft verklaard147 dat hij op 1 augustus 2010 bij de Esso aan de Valkenboslaan te Den Haag een CO2-wapen in zijn handen heeft gehad. Hij heeft een in beslag genomen wapen met serienummer [nummer] op een foto herkend als het wapen dat hij in zijn handen heeft gehad.148
Verklaring van medeverdachte [D]
Medeverdachte [D] heeft verklaard149 dat verdachte en medeverdachte [F] bij hem in de auto hebben gezeten en dat hij toen heeft gehoord dat medeverdachte [F] tegen verdachte zei dat hij twee wapens bij zich had. Vervolgens heeft medeverdachte [D] gezien dat medeverdachte [F] een pistool, door medeverdachte [D] aangeduid als "het kleinste wapen", uit een Nike-tasje heeft gehaald, waarbij door hem is gezegd dat het een 7.65 mm betrof, vervolgens aan verdachte heeft gegeven, waarna verdachte het op zijn beurt weer aan medeverdachte [F] heeft gegeven.150
Voorts heeft medeverdachte [D] het wapen met serienummer [nummer] op foto 4 herkend151 als het wapen dat aanwezig is geweest op de avond van de overval . Voorts is dit het wapen dat verdachte heeft gehad en tegen de buik van aangever [C] heeft gehouden.
Verklaring van medeverdachte [G]
Medeverdachte [G] heeft verklaard152 dat het wapen dat aangetroffen is op de [adres 4] in Den Haag in een rugtas zat en dat het een wapen van het merk Colt betrof. Voorts heeft hij verklaard dat hij het wapen de dag voor zijn aanhouding aan [I] heeft gegeven.
Voorts heeft medeverdachte [G] verklaard153 dat verdachte samen met medeverdachten [D] en [F] naar aanleiding van een tip van een Hindoestaanse jongen op enig moment samen in een witte Volkswagen Polo op pad zijn geweest om een overval te plegen en dat ze toen een tas met daarin een CO2-pistool mee hebben genomen. Ook hadden zij een pistool van het merk [merk], zwart van kleur bij zich. Over een aan hem getoonde foto met daarop een wapen met serienummer [nummer] heeft medeverdachte [G] verklaard dat dat het pistool betreft dat verdachte en medeverdachte [F] hadden meegekregen.
Verklaring van medeverdachte [E]
Medeverdachte [E] heeft verklaard154 dat hij bij de Esso aan de Valkenboslaan te Den Haag heeft gezien dat medeverdachte [F] een gaspistool aan verdachte heeft gegeven, waarna verdachte dit gaspistool onder/tegen de kin van aangever [C] heeft geduwd. Over een aan hem getoonde foto met daarop een wapen met serienummer [nummer] heeft medeverdachte [E] verklaard dat dit het gaspistool betreft waarover hij eerder heeft verklaard.155
Oordeel van de rechtbank
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 juli 2010, te weten de avond van de geplande overval te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad, nadat dit ten behoeve van dat doel door medeverdachte [E] was verstrekt. Gelet op de wisselende verklaringen hieromtrent biedt het dossier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte dit wapen ook na 29 juli 2010 nog voorhanden heeft gehad. De rechtbank zal de bewezen verklaarde periode dan ook beperken tot 29 juli 2010.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel op 29 juli 2010 als op 31 juli 2010, te weten ten tijde van de bedreiging door verdachte van aangever [C] (zie ZD Polo) tevens een C02-pistool voorhanden heeft gehad.
3.4 De bewezenverklaring
Door de inhoud van de vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3 primair, 4 primair, 5 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief, 6 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 7 en 8 eerste en tweede alternatief/cumulatief vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht:
1. (Vlaardingen)
hij in de periode van 1 juli 2010 tot en met 29 juli 2010 te Vlaardingen en elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het onder bedreiging van en met gebruik van een of meer vuurwapens wegnemen, althans afhandig maken, van een geldbedrag toebehorende aan [bedrijf] en/of [eigenaar bedrijf], hetgeen zou opleveren diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging, strafbaar gesteld in de artikelen 312 en/of 317 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een of meer vuurwapen(s) en bivakmutsen en handschoenen en tie-wraps en een auto voorzien van gestolen kentekenplaten en een plattegrond van de omgeving van het bedrijf [bedrijf] bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad;
2. (Leyweg - deel 1)
hij op 30 juli 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk[B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en/of zijn mededader met dat opzet
- die [B] plaats laten nemen op de achterbank van een driedeursauto, en
- dreigend een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op die [B] en dreigend een mes getoond aan die [B], en die [B] meermalen geslagen, en
- zo een dreigende sfeer gecreëerd en in stand gehouden waardoor die [B] enige tijd werd belet/belemmerd zich vrijelijk te bewegen en te gaan en staan waar hij wilde gaan en/of staan;
en
hij op 30 juli 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 190 euro, toebehorende aan [B], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [B], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- zeggen tegen die [B] dat die [B] geld moest betalen en/of geld van zijn
bankrekening moest pinnen en dat als die [B] geen geld zou hebben zijn
pols zou worden doorgesneden, en
- plaatsen en/of richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd en de knie en het lichaam van die [B], en
- meermalen slaan in het gezicht van die [B], en
- tonen van een mes aan die [B];
3. (Leyweg - deel 2)
hij op 30 juli 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met anderen met het oogmerk om zich en zijn
mededaders wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [B] te dwingen tot de afgifte van ongeveer 6000 euro, toebehorende aan die [B] voornoemd,
- die [B] heeft gedwongen te knielen, en
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [B] heeft geplaatst, en
- die [B] meermalen een klap heeft gegeven met een
vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [B] en
- tegen die [B] gezegd dat die [B] binnen 10 dagen 6000 euro aan hem/hen, verdachte(n), moest afgeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. (Polo - deel 1)
hij op 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een kelderbox gelegen aan de [adres 1], althans een kelderbox behorende bij het perceel gelegen aan de [adres 2], weg te nemen goederen van hun gading, toebehorende aan [X], en zich daarbij de toegang tot die kelderbox te verschaffen door middel van braak,
met zijn mededaders,
- een ruit van een toegangsdeur met een koevoet heeft ingeslagen en
- het slot van de deur van de kelderbox heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5. (Polo deel '2' - geweldshandelingen)
hij op 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, geplaatst op de borst van die [C];
en
hij op 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander [C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend een mes getoond aan die [C] en met een mes steekbewegingen gemaakt richting het been van die [C];
en
hij op 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon (te weten [C]) met een mes heeft gesneden in het gezicht waardoor voornoemde [C] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden en hij op 01 augustus 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [C]) meermalen in het gezicht heeft geslagen, waardoor voornoemde [C] pijn heeft ondervonden;
6. (Polo - deel 3)
hij in de periode van 30 juli 2010 tot en met 1 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [C] heeft gedwongen tot de afgifte van 140 euro, toebehorende aan die [C], welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het meermalen slaan tegen het gezicht van die [C] en
- het dichtknijpen van de keel van die [C], en
- het zeggen tegen die [C] dat hij geld moest betalen;
en
hij op 1 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Nootdorp, gemeente Pijnacker Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om met een ander met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [C] te dwingen tot afgifte van ongeveer 860 euro toebehorende aan die [C] voornoemd,
- meermalen tegen het gezicht van die [C] heeft geslagen en
- de keel van die [C] heeft dichtgeknepen en
- tegen die [C] heeft gezegd dat als [C] nu niet naar zijn vriendin zou gaan om geld te halen het lichaam van die [C] zou worden opgesneden met een mes,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7. (Klarinet)
hij op 24 augustus 2010 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen [D] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend
- tegen die [D] gezegd dat hij met hen, verdachten, mee
moest gaan, en
- tegen die [D] gezegd dat hij verdachten niet in de maling
moest nemen want anders zou hij een paar klappen krijgen en
- zich begeven naar de woning van die [D] en vervolgens bij die woning aangebeld en op de deur gebonsd;
8. (Korrel - vuurwapens)
hij op 29 juli 2010 te 's-Gravenhage en Vlaardingen tezamen en in vereniging met anderen een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen van het kaliber 7.65 mm voorhanden heeft gehad
en
hij op tijdstippen in de periode van 29 juli 2010 tot en met 24 augustus 2010 te 's-Gravenhage en/of Vlaardingen een wapen van categorie 1 onder 7°, te weten een C02-pistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangedragen dat zijn cliënt het meest gebaat zou zijn bij een behandeling gericht op zijn verslaving en zijn persoonlijkheidsproblematiek. De raadsman heeft hierbij aangegeven dat er thans wordt gekeken naar de mogelijkheid om zijn cliënt te plaatsen bij Groot Batelaar. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen, te bepalen dat een aanzienlijk deel van deze straf voorwaardelijk zal zijn, met reclasseringtoezicht en een behandelingsverplichting, zodat zijn cliënt gedurende een proeftijd van twee jaren aan deze bijzondere voorwaarden zal zijn gebonden. Volgens de raadsman komt een proeftijd van twee jaren overeen met de duur dat zijn cliënt voor een succesvolle afronding naar alle waarschijnlijkheid in Groot Batelaar zou moeten verblijven. De twee jaar durende proeftijd zou op deze manier een stok achter de deur vormen om zijn cliënt gemotiveerd te houden zijn behandeling te volbrengen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in wisselende samenstelling met een of meer medeverdachten ernstige strafbare feiten gepleegd waarbij door verdachte veelvuldig gebruik is gemaakt van fysiek geweld en bedreiging met geweld, al dan niet in combinatie met het gebruik van een vuurwapen en een mes.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij bij zijn handelen alleen heeft gedacht aan zijn eigen behoeften en daarbij het gebruik van geweld niet heeft geschroomd. Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de (lichamelijke) integriteit van zijn slachtoffers. Voorts is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld hiervan nog lange tijd lichamelijke en psychische klachten kunnen ondervinden. Dit blijkt ook uit de verschillende verklaringen van betrokkenen.
Het baart de rechtbank grote zorgen dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat als hij drank al dan niet in combinatie met drugs gebruikt, hij niet meer weet wat hij doet en erg agressief kan worden. Hij heeft verklaard dan dingen te doen waarvan hij zich in nuchtere toestand niet kan voorstellen dat hij deze ooit zou doen. De rechtbank onderkent dan ook het standpunt van de raadsman dat verdachte gebaat zou zijn met een behandeling gericht op zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.
Uit een hem betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor, veelal gewelddadige, strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van het psychologisch onderzoek, d.d. 21 februari 2011, opgesteld door drs. F.G. Schilder, GZ-psycholoog te Rotterdam. Voor zover hier van belang staat het volgende in dit rapport:
"Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van afhankelijkheid van verschillende middelen. Verstandelijk functioneert betrokkene op gemiddeld niveau. Er is tevens sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen. De antisociale gedragskenmerken en borderline kenmerken voldoen aan de criteria van een persoonlijkheidsstoornis NAO (cluster B persoonlijkheidsstoornis). De middelenafhankelijkheid heeft betrekking op cannabis, alcohol en cocaïne gebruik. Zijn antisociale en borderline gedragskenmerken en de intoxicatie door verschillende middelen zijn van invloed geweest op de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, en kunnen daar ten dele uit worden verklaard. Ten aanzien van de intoxicatie van alcohol en cocaïne welke zijn handelings- en keuzevrijheid in belangrijke mate heeft beïnvloed, kan worden gesteld dat betrokkene over voldoende inzicht in de werking van alcohol en harddrugs beschikt om, vanuit psychologisch oogpunt bezien, hem verantwoordelijk te achten voor zijn keuze voor voornoemde intoxicatie.
Vanuit de eerder genoemde antisociale en borderline persoonlijkheidstrekken bestaat er een voortdurende tendentie in conflict te komen met de sociale omgeving. Mogelijk dat, onderliggende, traumatische ervaringen in de jeugd (mishandeling, seksueel misbruik) eveneens een rol spelen in de zin dat hier uit voorkomende lijdensdruk noopt tot demping door middelengebruik.
Het recidiverisico voor vergelijkbare en/of ernstiger delicten als het onderhavige tenlastegelegde wordt met onveranderde gedragstendenties, dat wil zeggen met voortduring van ontbrekende controle over het alcohol- en cocaïnemisbruik als (zeer) hoog ingeschat.
Betrokkene heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening/begeleiding door de verslavingsreclassering (Palier). Hij heeft er blijk van gegeven het nut in te zien van deze vorm van begeleiding.
Rapporteur geeft de rechtbank derhalve in overweging afdoening in de vorm van zowel een onvoorwaardelijk als een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, gevolgd door toezicht door de verslavingsreclassering (indien de strafmaat dit toelaat), met als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijke deel dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waaronder eventueel, wanneer mocht blijken dat betrokkene controle over zijn alcoholmisbruik heeft gekregen, gedacht zou kunnen worden aan het volgen van psychotherapie zoals beschikbaar bij forensische psychiatrische polikliniek "De Waag"."
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Hoewel de rechtbank het grote nut van begeleiding van verdachte bij zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek onderkent, ziet zij gezien de ernst van de feiten en het begeleidingsverleden van verdachte geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Hoewel de rechtbank derhalve geen voorwaardelijk strafdeel aan verdachte zal opleggen, prijst zij de door verdachte ter terechtzitting getoonde openheid over zijn persoonlijkheid(sproblematiek) en zijn motivatie om een behandeling te volgen bij Groot Batelaar. De rechtbank wijst de verdachte voor het volgen van een dergelijke behandeling op de mogelijkheden deze in te bouwen in de regeling die de Wet Vervroegde Invrijheidstelling biedt.
7. De vordering van de benadeelde partij
7.1. De vordering van de benadeelde partij
[C], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 11.894,22. Deze vordering bestaat uit de volgende posten:
1. ziektekosten € 665,--
2. op 1 augustus 2010 afhandig gemaakt geld € 160,--
3. verlies arbeidsvermogen € 5.920,55
4. voorschot smartengeld € 5.000,--
5. incassokosten € 148,67
7.2. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [C] hoofdelijk zal worden toegewezen voor een bedrag van € 1.170, -, betreffende een bedrag van € 170,- voor de post afgenomen geld (post 2) en een voorschot van € 1.000,- voor de post immateriële schade (post 4), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft zij gevorderd dat de benadeelde partij voor het overige deel van zijn vordering niet-ontvankelijk wordt verklaard, nu dit geen rechtstreekse schade als gevolg van de door verdachte gepleegde feiten betreft.
7.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering in zijn geheel dient te worden afgewezen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de benadeelde partij zelf heeft aangeboden om te gaan inbreken in de kelderbox en dat iedere ten gevolge van zijn handelen ontstane schade derhalve voor zijn eigen risico dient te komen.
7.4. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten ziektekosten, verlies van arbeidsvermogen en incassokosten (posten 1, 3 en 5), de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post immateriële schade in verband met de onder feit 5 bewezen verklaarde feiten, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 5 bewezen verklaarde feiten. Ter zake van de gevorderde immateriële schade voortvloeiende uit het onder 5 eerste alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feit zal de rechtbank een bedrag van € 400,- toewijzen. Ter zake van de onder 5 tweede en derde alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank eveneens een bedrag van € 400,- toewijzen.
Nu verdachte tegenover het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 5 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van twee bedragen van elk groot € 400,-, derhalve in totaal € 800,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C].
De rechtbank bepaalt voorts dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door ter zake van het onder 5 eerste alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feit zijn mededader [F] en ter zake van de onder 5 tweede en derde alternatief/cumulatief bewezen verklaarde feiten zijn mededader [D] aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededaders opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post afhandig gemaakt geld en op de post immateriële schade in verband met de onder feit 6 bewezen verklaarde feiten, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 6 bewezen verklaarde feiten, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat tijdens dit feit een bedrag ter hoogte van € 140,- van de benadeelde partij afhandig is gemaakt. Hierbij merkt de rechtbank voorts op dat genoemd bedrag weliswaar onder verdachte in beslag is genomen, doch dat een beslissing omtrent dit beslag verder niet in deze procedure aan de rechtbank is voorgelegd. Nu genoemd beslag (nog) niet is afgerond en de benadeelde partij aantoonbaar voor een bedrag van € 140,- schade heeft geleden ten gevolge van een van de onder 6 bewezen verklaarde feiten, zal zij dit deel van de vordering van de benadeelde partij toewijzen.
Ter zake van de immateriële schade voortvloeiende uit de onder 6 bewezen verklaarde feiten zal de rechtbank een bedrag van € 200,- toewijzen.
Nu verdachte tegenover het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 6 bewezen verklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 340,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C].
De rechtbank bepaalt voorts ten aanzien van het gehele bedrag van € 340,- dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader [D] aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
De rechtbank zal de vordering voor het overige deel van de post immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren aangezien de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het voorgaande brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
8. De vordering tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 7 juli 2009 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 18 oktober 2010 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis deze rechtbank d.d. 7 juli 2009, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14g, 36f, 45, 46, 47, 57, 282, 285, 300, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en
- 13, 26, en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair en 2 derde alternatief/cumulatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 subsidiair, 2 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 3 primair, 4 primair, 5 eerste, tweede en derde alternatief/cumulatief, 6 eerste en tweede alternatief/cumulatief, 7 en 8 eerste en tweede alternatief/cumulatief tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
1. subsidiair
MEDEPLEGEN VAN VOORBEREIDING VAN DIEFSTAL MET GEWELD IN VERENIGING;
2.
MEDEPLEGEN VAN HET OPZETTELIJK IEMAND WEDERRECHTELIJK VAN DE VRIJHEID BEROVEN EN BEROOFD HOUDEN;
EN
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD DOOR GEWELD EN/OF BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN/OF DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
3. primair
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
4. primair
POGING TOT DIEFSTAL DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN, WAARBIJ DE SCHULDIGE ZICH DE TOEGANG TOT DE PLAATS VAN HET MISDRIJF HEEFT VERSCHAFT DOOR MIDDEL VAN BRAAK;
5.
MEDEPLEGEN VAN BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD;
EN
MEDEPLEGEN VAN MISHANDELING EN MISHANDELING;
6.
AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
EN
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
7.
MEDEPLEGEN VAN BEDREIGING MET ZWARE MISHANDELING;
8.
MEDEPLEGEN VAN HET HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 26, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE, TERWIJL HET FEIT IS BEGAAN MET BETREKKING TOT EEN WAPEN VAN CATEGORIE III;
EN
HET HANDELEN IN STRIJD MET ARTIKEL 13, EERSTE LID, VAN DE WET WAPENS EN MUNITIE;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ten aanzien van posten 2 en 4 gedeeltelijk hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [C], een bedrag van € 1.140,-;
met bepaling dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader [D] ter zake van een bedrag van € 740,- en zijn mededader [F] ter zake van een bedrag van € 400,- aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.140,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [C];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 21 dagen.
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van deze rechtbank d.d. 7 juli 2009, gewezen onder parketnummer 09/900121-09, te weten
gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzitter,
M.M. Meessen en M.C. Bruining, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Dongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juni 2011.
1 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-1, zaaksdossier Leyweg, p. 22.
2 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 37.
3 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], PL 2010174018, verdachtendossier [E], p. 33.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte [H], 2010174018, verdachtendossier [H], p. 22.
5 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
6 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
7 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
8 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
9 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
10 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
11 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
12 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
13 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], BVH2010174018, verdachtendossier [B], p. 24.
15 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], BVH2010174018, verdachtendossier [B], p. 24.
16 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], BVH2010174018, verdachtendossier [B], p. 24.
17 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], BVH2010174018, verdachtendossier [B], p. 24.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B], BVH2010174018, verdachtendossier [B], p. 35.
19 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 23.
20 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 31
21 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 23.
22 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 32
23 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 31
24 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 32
25 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 25.
26 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 35.
27 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 35.
28 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 35
29 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 33
30 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 23 en vervolg aangifte [D], zaaksdossier Klarinet, p. 32.
31 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 37.
32 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 33
33 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 32
34 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 36 en 37.
35 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 38.
36 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [E], PL2010174018, verdachtendossier [E], p. 36 .
37 Proces-verbaal van verhoor verdachte [G], PL2010174018, verdachtendossier [G], p. 18 en 19.
38 Proces-verbaal van verhoor verdachte [C], PL1583 2010157010-25, zaaksdossier Polo, bijlage A, p. 129.
39 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], PL17A0 2010048780-12, zaakdossier Vlaardingen, p. 57.
40 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], PL17A0 2010048780-12, zaakdossier Vlaardingen, p. 58.
41 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], PL 17A0 2010048780-11, zaaksdossier Vlaardingen, p. 55.
42 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], PL 17A0 2010048780-11, zaaksdossier Vlaardingen, p. 55.
43 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], PL 17A0 2010048780-11, zaaksdossier Vlaardingen, p. 56.
44 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], PL 17A0 2010048780-11, zaaksdossier Vlaardingen, p. 55.
45 Proces-verbaal van bevindingen, PL 1561 2010174018, zaaksdossier Vlaardingen, p. 16.
46 Proces-verbaal van bevindingen, PL 1561 2010174018, zaaksdossier Vlaardingen, p. 29.
47 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 14.
48 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
49 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
50 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
51 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
52 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
53 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15.
54 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 15 en 16.
55 Verhoor van verdachte ter terechtzitting van 8 juni 2011.
56 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 24 en 43.
57 Proces-verbaal van verhoor verdachte [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 40.
58 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 28.
59 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 28.
60 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 28.
61 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-1, zaaksdossier Leyweg, p. 23.
62 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 43.
63 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 29.
64 Proces-verbaal van aangifte [D], PL 1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 17.
65 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 36.
66 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 43-44.
67 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 43-44.
68 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 44.
69 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 44.
70 Proces-verbaal van bevindingen, BVH 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 51.
71 Proces-verbaal van bevindingen, BVH 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 55.
72 Proces-verbaal van bevindingen, BVH 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 57.
73 Proces-verbaal van bevindingen, BVH 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 57 en 60
74 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, bijlage, p. 20.
75 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 16.
76 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 16.
77 Verhoor getuige [B] bij rechter-commissaris, punt 12.
78 Proces-verbaal van aangifte [B], 2010174018, zaaksdossier Leyweg, p. 16 en verhoor aangever [B] als getuige bij de rechter-commissaris, onder punt 12.
79 Verhoor aangever [B] als getuige bij de rechter-commissaris, onder punt 17.
80 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
81 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 8 juni 2011.
82 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 29.
83 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 29.
84 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 29.
85 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 23
86 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-1, zaaksdossier Leyweg, p. 23.
87 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 29.
88 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 45.
89 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Leyweg, p. 30.
90 Proces-verbaal van verhoor verdachte [F], 2010174018, verdachtendossier [F], p. 44.
91 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], 2010174018, verdachtendossier [E], p. 53.
92 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], 2010174018, verdachtendossier [E], p. 54 en 61.
93 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], 2010174018, verdachtendossier [E], p. 61.
94 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], 2010174018, verdachtendossier [E], p. 61.
95 Proces-verbaal van aangifte [X], PL1513 2010156953-1, zaaksdossier Polo, p. 252 en 253
96 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 103.
97 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 135.
98 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 135.
99 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1583 2010157010-1, zaaksdossier Polo, p. 102 en 103.
100 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
101 Verhoor getuige [D] bij rechter-commissaris, punt 5.
102 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 51.
103 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 51.
104 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 103.
105 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 103.
106 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 134.
107 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1583 2010157010-1, zaaksdossier Polo, p. 103.
108 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 135.
109 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1583 2010157010-1, zaaksdossier Polo, p. 103.
110 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-25, zaaksdossier Polo, p. 130.
111 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1583 2010157010-1, zaaksdossier Polo, p. 103.
112 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], 2010174018, verdachtendossier [verdachte], p. 50.
113 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
114 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 37.
115 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 50.
116 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 51 en 52.
117 Verhoor getuige [G] bij rechter-commissaris, punt 12.
118 Proces-verbaal van verhoor [G], PL2010174018, verdachtendossier [G], p. 22
119 Proces-verbaal van verhoor [E], PL2010174018, verdachtendossier [E], p. 27.
120 Proces-verbaal van bevindingen, PL1583 2010157010-23, zaaksdossier Polo, p. 175
121 Proces-verbaal van aangifte [C], PL1583 2010157010-1, zaaksdossier Polo, p. 104.
122 Proces-verbaal van verhoor [C], PL1583 2010157010-30, zaaksdossier Polo, p. 137.
123 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
124 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], PL1583 2010157010-41, zaaksdossier Polo, p. 120.
125 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], PL1583 2010157010-40, zaaksdossier Polo, p. 117.
126 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4], PL1583 2010157010-40, zaaksdossier Polo, p. 118.
127 Proces-verbaal van verhoor aangever [D], 2010174018, bijlage bij zaaksdossier Polo met nummer PL1583 2010157010-1, p. 271 - 272.
128 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 53.
129 Proces-verbaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 54.
130 Proces-verbaal van bevindingen, PL1583 2010157010-34, zaaksdossier Polo, p. 167 en 168.
131 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Klarinet, p. 24.
132 Proces-verbaal van aangifte [D], PL1561 2010174018-6, zaaksdossier Klarinet, p. 25.
133 Verhoor van getuige [getuige 5], PL1561 2010174018-5, zaaksdossier Klarinet, p. 36 en 37.
134 Verhoor van getuige [getuige 6], PL1561 2010174018-11, zaaksdossier Klarinet, p. 39 en 40.
135 Verhoor van getuige [getuige 6], PL1561 2010174018-11, zaaksdossier Klarinet, p. 40.
136 Verhoor van getuige [getuige 6], PL1561 2010174018-11, zaaksdossier Klarinet, p. 40.
137 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
138 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
139 Verhoor van getuige [F] bij rechter-commissaris, punten 1 en 24.
140 Proces-verbaal van verhoor verdachte [E], PL2010174018, verdachtendossier [E], p. 32 en verhoor verdachte [E] bij rechter-commissaris inbewaringstelling, punt 2.
141 Proces-verbaal van verhoor verdachte [H], 2010174018, verdachtendossier [H], p. 24.
142 Proces-verbaal van verhoor verdachte [H], 2010174018, verdachtendossier [H], p. 44.
143 Proces-verbaal van verhoor verdachte [H], 2010174018, verdachtendossier [H], p. 43.
144 Proces-verbaal van bevindingen, PL1514 2010185383-25, bijlage B (PL 1514 2010185383) bij zaaksdossier Korrel, p. 114.
145 Proces-verbaal, 2010185383-25, bijlage B bij zaaksdossier Korrel, p. 128.
146 Proces-verbaal van verhoor [ I ], PL1514 2010185383-37, bijlage B bij zaaksdossier Korrel, p. 148 en 154.
147 Verhoor van de verdachte ter terechtzitting op 9 juni 2011.
148 Proces-verbaal van verhoor [verdachte], PL2010174018, verdachtendossier [verdachte], p. 56.
149 Proces-verbaal van aangifte [D], 2010174018, zaaksdossier Korrel, p. 30, 32 en 33.
150 Proces-verbaal van aangifte [D], 2010174018, zaaksdossier Korrel, p. 33.
151 Proces-verhaal van verhoor [D], 2010174018, verdachtendossier [D], p. 37.
152 Proces-verbaal van verhoor [G], PL1514 2010185383-52, bijlage B bij zaaksdossier Korrel, p. 203.
153 Proces-verbaal van verhoor [G], PL2010174018, verdachtendossier [G], p. 18, 19 en 24.
154 Proces-verbaal van verhoor [E], PL2010174018, verdachtendossier [E], p. 27.
155 Proces-verbaal van verhoor [E], PL2010174018, verdachtendossier [E], p. 27.