ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2980

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
375517 - FA RK 10-7317
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en zorgregeling bij gedetineerde echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 april 2011 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man, die gedetineerd is, en zijn vrouw. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding en om de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kind bij haar te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw voldoende heeft gemotiveerd dat het opstellen van een ouderschapsplan door de detentie van de man niet mogelijk is. De man heeft betwist dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, maar de rechtbank oordeelt dat de vrouw haar verzoek tot echtscheiding heeft gehandhaafd, wat duidt op duurzame ontwrichting.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling voor de minderjarige vastgesteld. Gedurende de detentie van de man zal het contact tussen hem en de minderjarige in onderling overleg plaatsvinden. Zodra de man weekendverlof krijgt, zal hij de minderjarige om de week in het weekend bij zich hebben. Na zijn vrijlating zal de minderjarige ook gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijven.

Wat betreft de partneralimentatie heeft de man verzocht om een bijdrage van € 300,00 per maand, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn behoeftigheid niet is komen vast te staan, gezien zijn detentie en de voorzieningen die de penitentiaire inrichting biedt. De rechtbank heeft het verzoek tot partneralimentatie afgewezen. Daarnaast is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de man en vrouw ieder de helft van de schulden voor hun rekening nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
7 x
Rekestnummer: FA RK 10-7317
Zaaknummer: 375517
Datum beschikking: 20 april 2011
Scheiding
Beschikking op het op 9 september 2010 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats A],
advocaat: mr. A. Vijftigschild te Leidschendam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de man],
de man,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [verblijfplaats man],
advocaat: mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- de brief met bijlagen d.d. 1 maart 2011 van de zijde van de vrouw;
- de brief met bijlagen d.d. 7 maart 2011 van de zijde van de man.
Op 9 maart 2011 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen en hun advocaten. Van de zijde van de man is een draagkrachtberekening overgelegd.
Na de terechtzitting zijn de volgende stukken ontvangen:
- de brief met bijlage d.d. 29 maart 2011 van de zijde van de man;
- de brief d.d. 11 april 2011 van de zijde van de man.
Indien een verzoek of verweer gedeeltelijk of geheel is ingetrokken of aangepast, wordt in de beschikking uitsluitend melding gemaakt van het verzoek of verweer zoals dat thans luidt.
Daartoe is opgenomen de tekst 'zoals dat thans luidt' of 'thans nog'.
Verzoek en verweer
Het verzoek strekt tot echtscheiding, met een nevenvoorziening tot bepaling dat de hoofdverblijfplaats van na te noemen minderjarige bij de vrouw zal zijn, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek tot echtscheiding. Tevens heeft hij - onder de voorwaarde dat de echtscheiding wordt uitgesproken - zelfstandig verzocht:
- een zorgregeling vast te stellen conform zijn verzoek;
- de verdeling van de huwelijksgemeenschap vast te stellen conform zijn verzoek;
- een door de vrouw aan hem te betalen partneralimentatie vast te stellen van € 300,00 per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand,
kosten rechtens.
De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man tot vaststelling van partneralimentatie.
Feiten
- Partijen zijn gehuwd op [huwelijksdatum] 2007 te [huwelijksplaats].
- Partijen zijn ouders van de minderjarige:
* [de minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige].
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
- Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige uit.
- Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
- Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft bij beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 28 oktober 2010 het verzoek van de man tot het vaststellen van een voorlopige partneralimentatie afgewezen.
- De man is gedetineerd.
Beoordeling
De echtscheiding
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan, met inachtneming van het navolgende. Door de vrouw is geen door beide partijen opgesteld ouderschapsplan overgelegd conform artikel 815 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu het ouderschapsplan in de wet geformuleerd is als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv).
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende gemotiveerd dat het vanwege de detentie van de man op dit moment niet mogelijk is een door beide partijen opgesteld ouderschapsplan met daarin een uitgebreide zorgregeling over te leggen. De rechtbank zal de vrouw derhalve ontvangen in haar verzoek tot echtscheiding.
De man heeft betwist dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht. Hij heeft hiertoe gesteld dat de relatie van partijen ook na aanvang van de detentie goed is gebleven en dat de vrouw aanvankelijk op hem zou "wachten" tot hij weer vrij zou komen. De man is van mening dat een verzoening, mede door zijn detentie, nog geen reële kans heeft gekregen.
De rechtbank overweegt als volgt. Nu de vrouw haar verzoek tot echtscheiding ondanks de stellingen van de man heeft gehandhaafd, staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat er sprake is van duurzame ontwrichting van het huwelijk, zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar is.
De hoofdverblijfplaats van de minderjarige
Nu niet gebleken is dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet, kan het verzochte als niet weersproken en op de wet gegrond worden toegewezen.
De zorgregeling
Partijen hebben ter terechtzitting overeenstemming bereikt over de zorgregeling. Zij hebben het volgende afgesproken:
- Zolang de man is gedetineerd zal het contact tussen de man en de minderjarige in onderling overleg plaatsvinden.
- Zodra de man weekendverlof krijgt (open inrichting) zal hij de weekenden doorbrengen bij zijn ouders. Alsdan zal de minderjarige een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur bij de man verblijven.
- Zodra de man in vrijheid wordt gesteld zal de minderjarige tevens gedurende de helft van de vakanties en feestdagen bij de man verblijven.
Nu niet gebleken is dat het belang van de minderjarige zich tegen deze regeling verzet, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
Partneralimentatie
De behoefte van de man
De man heeft gesteld dat hij - ondanks het feit dat de penitentiaire inrichting voorziet in een aantal basisbehoeften - behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage van de vrouw in de kosten van zijn levensonderhoud. Ter adstructie van zijn stelling heeft hij een overzicht van mutaties op zijn rekening-courant in de periode van 2 juni 2008 tot 31 december 2010 in het geding gebracht. Volgens de man blijkt hieruit dat in deze periode van tweeënhalf jaar in totaal een bedrag van € 6.250,00 op zijn rekening-courant is gestort (door zijn ouders en de vrouw), zodat zijn aanvullende behoefte kan worden gesteld op € 2.500,00 netto per jaar, zijnde € 208,33 netto per maand.
De vrouw heeft betwist dat de man behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage in zijn levensonderhoud. Zij heeft hiertoe gesteld dat door de penitentiaire inrichting wordt voorzien in huisvesting en voeding en dat de man door deelname aan arbeid in aanvullende behoeften kan voorzien.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de door de man overgelegde stukken met betrekking tot zijn inkomsten, uitgaven en schulden, staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat de man een zekere financiële behoefte heeft. In beginsel dient de man door het aanwenden van zijn verdiencapaciteit zelf in deze behoefte te voorzien. De omstandigheid dat de man thans door zijn detentie in de onmogelijkheid verkeert om zijn verdiencapaciteit volledig te benutten dient naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor zijn rekening en risico te blijven. Overigens heeft de man gesteld dat hij mogelijk binnen afzienbare termijn in een open inrichting zal gaan verblijven zodat hij alsdan zijn verdiencapaciteit (deels) weer kan benutten. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de behoeftigheid van de man niet is komen vast te staan, zodat zijn verzoek tot het vaststellen van partneralimentatie zal worden afgewezen.
De verdeling
Gesteld noch gebleken is dat partijen huwelijkse voorwaarden hebben opgemaakt. Gelet op het bepaalde in artikel 1:93 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet derhalve worden aangenomen dat tussen hen algehele gemeenschap van goederen bestaat. Dat betekent dat de huwelijksgoederengemeenschap ingevolge artikel 1:100 BW bij helfte dient te worden verdeeld.
De peildatum
Partijen hebben zich niet uitgelaten over de te hanteren peildata, zodat de rechtbank aansluiting zal zoeken bij de wettelijke peildata. Voor wat betreft de omvang van de gemeenschap is dit de datum van ontbinding van het huwelijk en voor wat betreft de waardering van de vermogensbestanddelen is dit de datum van de feitelijke verdeling.
De omvang van de huwelijksgoederengemeenschap
Uit stellingen van partijen en de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat de huwelijksgoederengemeenschap van partijen de volgende te verdelen vermogensbestanddelen en schulden omvat:
a. de inboedel;
b. een schuld bij Fiditon BV, dossiernummer 1345669;
c. een schuld bij Fiditon BV, dossiernummer 1346790;
d. een schuld bij Lindorff (via M.G. de Jong Incasso), dossiernummer 504709;
e. een schuld bij First Choice (via AGC Zuid-Holland Incasso), dossiernummer 10804381;
f. een schuld bij de ING Bank, nummer D883-42283.
Ad a: de inboedel
De man heeft te kennen gegeven dat hij de volgende goederen uit de inboedel wenst te ontvangen:
- een televisie en de Bose-set;
- zijn fototoestel;
- persoonlijke sieraden;
- visspullen met toebehoren;
- nieuwe messenset;
- de bezittingen van zijn zoon uit een eerdere relatie:
· de Wii;
· de Samsung televisie;
· de draagbare radio;
· zijn bed.
De vrouw heeft verklaard dat de man de door hem gewenste goederen mag hebben. Zij heeft hierbij te kennen gegeven dat de zoon van de man de aan hem toebehorende goederen reeds in ontvangst heeft genomen.
De rechtbank zal aldus beslissen.
Ad c tot en met f: de schulden
De vrouw heeft betoogd dat de schulden onder c. en d. bij Fiditon BV aan de man verknocht zijn nu deze vóór het huwelijk door de man zijn aangegaan en de hij haar niet over deze schulden heeft geïnformeerd. Deze schulden dienen volgens de vrouw dan ook volledig door de man te worden gedragen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge de hoofdregel van artikel 1:94 lid 2 BW omvat de gemeenschap, wat haar lasten betreft, alle schulden van ieder der echtgenoten. Ingevolge artikel 1:94 lid 3 BW vallen schulden die aan een der echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn, slechts in de gemeenschap voor zover die verknochtheid zich hier niet tegen verzet. Of van een niet in de gemeenschap vallende verknochte schuld sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Afwijking van de hoofdregel op de voet van artikel 1:94 lid 3 BW vindt slechts plaats in uitzonderlijke gevallen (vgl. HR 22 maart 1996, NJ 1996, 640 nt. WMK). De bijzondere omstandigheden van het geval zijn beslissend (vgl. HR 23 december 1988, NJ 1989, 700 nt. EAAL en HR 24 oktober 1997, NJ 1998, 693 nt. WMK). De omstandigheid dat de schulden voor het huwelijk zijn aangegaan en dat de vrouw - naar zij stelt doch door de man betwist - niet op de hoogte was van het bestaan van deze schulden, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van niet in de gemeenschap vallende verknochte schulden. Derhalve zal de rechtbank bepalen dat ieder der partijen de helft van de schulden per de peildatum (datum feitelijke verdeling) voor zijn rekening zal nemen.
Pensioenverevening
Tussen partijen is in confesso dat zij afzien van pensioenverevening.
De proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
De rechtbank:
*
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man], en [de vrouw], gehuwd op [huwelijksdatum] 2007 in de gemeente [huwelijksplaats];
*
bepaalt dat de minderjarigen:
- [de minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige],
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de minderjarige bij de man zal zijn:
- zolang de man is gedetineerd: in onderling overleg te bepalen;
- zodra de man weekendverlof krijgt (open inrichting): een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur;
- zodra de man in vrijheid wordt gesteld: een weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 19.00 uur alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen;
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap welke door de scheiding wordt ontbonden, als volgt vast:
aan de man worden toebedeeld:
1. de volgende inboedelgoederen:
· een televisie en de Bose-set;
· zijn fototoestel;
· persoonlijke sieraden;
· visspullen met toebehoren;
· nieuwe messenset;
aan de vrouw worden toebedeeld:
2. de overige inboedelgoederen;
bepaalt dat ieder der partijen de helft van de volgende schulden voor zijn rekening zal nemen:
- de schuld bij Fiditon BV, dossiernummer 1345669;
- de schuld bij Fiditon BV, dossiernummer 1346790;
- de schuld bij Lindorff (via M.G. de Jong Incasso), dossiernummer 504709;
- de schuld bij First Choice (via AGC Zuid-Holland Incasso), dossiernummer 10804381;
- de schuld bij de ING Bank, nummer D883-42283;
verklaart deze vaststelling en bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
*
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A.G. Nijman, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. A.W. Spee als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2010.