ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ2094

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/44580
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag op basis van gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 15 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Marokkaanse vrouw, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf, welke eerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling van de aanvraag rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een nieuwe aanvraag alleen kan worden beoordeeld als er nieuwe relevante feiten zijn. Eiseres had eerder, op 25 mei 2009, ook al een visum aangevraagd, welke aanvraag was afgewezen omdat er onvoldoende zekerheid bestond dat zij tijdig zou terugkeren naar Marokko. De rechtbank concludeerde dat de argumenten die eiseres naar voren had gebracht, zoals het feit dat zij minderjarige kinderen in Marokko had, niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en stelde vast dat er geen aanleiding was voor een veroordeling van de kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 10/44580
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2011
inzake
[eiseres],
geboren op [datum] 1965,
nationaliteit Marokkaanse,
verblijvende te Marokko,
eiseres,
gemachtigde mr. M. Kaouass,
tegen
de minister van Buitenlandse Zaken,
verweerder,
gemachtigde mr. T. Boekholt
Procesverloop
Bij besluit van 20 mei 2010 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om afgifte van een visum voor kort verblijf bij de heer [referent] (referent) afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 28 december 2010 beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van 24 maart 2011, waar eiseres en verweerder zijn verschenen bij gemachtigde. Tevens is referent verschenen.
Overwegingen
1. De rechtbank overweegt ambtshalve als volgt.
2. Ingevolge artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, indien na een geheel of deels afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden. Daarmee wordt voor de bestuurlijke besluitvorming invulling gegeven aan het algemene rechtsbeginsel, volgens hetwelk niet meermalen wordt geoordeeld over eenzelfde zaak (het ne bis in idem-beginsel). De bepaling verleent het bestuur de bevoegdheid om een herhaalde aanvraag, waaraan geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd, af te wijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit, doch laat het vrij om inhoudelijk op zo’n aanvraag te beslissen.
3. Echter, ongeacht of verweerder inhoudelijk op zo’n aanvraag heeft beslist, is de rechter, alvorens tot beoordeling van het bestreden besluit over te gaan ingevolge vaste jurisprudentie (bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 26 augustus 2009, www.rechtspraak.nl, LJN: <a href="http://zoeken.rechtspraak.ro.minjus/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BJ6082" target="_blank">BJ6082</a>) gehouden primair te onderzoeken of aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden (rechtens relevante nova) ten grondslag zijn gelegd. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten onder andere worden begrepen feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of feiten en omstandigheden van vóór dat eerdere besluit die niet vóór het nemen van dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van nieuwe gebleken feiten of veranderde omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke beoordeling rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd, kan afdoen aan het eerdere besluit en de overwegingen waarop dat berust.
4. Slechts onder bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden kan noodzaak bestaan om deze in het nationale recht neergelegde procedureregels niet tegen te werpen (vergelijk het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 19 februari 1998, in de zaak Bahaddar tegen Nederland, JV 1999/45).
5. Voor het oordeel dat, zoals door de gemachtigde van eiseres is bepleit, evenbedoeld toetsingskader niet geldt voor visumzaken, omdat een visum meerdere keren per jaar kan worden aangevraagd, bestaat geen grond. Ook anderszins ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat dit toetsingkader niet van toepassing is op visumzaken.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres reeds eerder, te weten op 25 mei 2009, een visum kort verblijf heeft aangevraagd bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Rabat. Bij beschikking van 25 mei 2009 is deze aanvraag afgewezen, omdat – kort gezegd – onvoldoende zekerheid bestond dan wel omdat niet voldoende was komen vast te staan dat eiseres tijdig zou terugkeren naar haar land van herkomst. Tegen dit besluit heeft eiseres geen rechtsmiddel aangewend.
7. Het in bezwaar gehandhaafde besluit van 20 mei 2010, is van gelijke strekking als dat van 25 mei 2009.
8. Hetgeen eiseres aan de onderhavige visumaanvraag ten grondslag heeft gelegd, waaronder de door haar bij de ingevulde vragenlijst verstrekte informatie, kan niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden als hiervoor bedoeld. Dat eiseres minderjarige kinderen heeft in Marokko was reeds in de eerdere visumzaak bekend. Dat ten tijde van de vorige visumzaak de inburgeringsplicht nog niet was ingevoerd, is, wat daar ook van zij, geen nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in evenbedoelde zin. Het enkele tijdsverloop kan evenmin als zodanig worden aangemerkt.
9. Nu eiseres aan haar aanvraag van 20 mei 2010 geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd en zich evenmin een relevante wijziging van het recht voordoet, terwijl ook niet gebleken is van bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden, is voor rechterlijke toetsing van het bestreden besluit van 15 december 2010, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen, geen plaats (vergelijk evenbedoelde uitspraak van de Afdeling).
10. Hetgeen eiseres verder tegen het bestreden besluit van 15 december 2010 kan, gezien het voorgaande, niet leiden tot vernietiging van dit besluit en behoeft om die reden geen bespreking.
11. Het beroep is derhalve ongegrond.
12. Voor een veroordeling van één der partijen in de door de andere partij gemaakte kosten bestaat geen aanleiding.
13. Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. A. Venekamp als rechter in tegenwoordigheid van mr. C.G.M. Otag-Kosman als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2011.
?
<HR>
<i>Ingevolge artikel 84, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.</i>
Afschriften verzonden: