ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0892

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
346561 - HA RK 09-466
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van Nederlanderschap na gebruik van valse personalia

In deze zaak heeft verzoeker op 1 september 2009 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage, waarin hij verzoekt om herstel van zijn Nederlanderschap. Verzoeker stelt dat hij op 7 oktober 1996 het Nederlanderschap is verleend, maar dat hij bij zijn inreis in Nederland onjuiste personalia heeft opgegeven. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft geconcludeerd dat verzoeker nooit het Nederlanderschap heeft verkregen, omdat hij gebruik heeft gemaakt van valse personalia. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2011 heeft verzoeker zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de IND vertegenwoordigd was door drs. R.J. Noks.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in Nederland een verblijfsvergunning heeft verkregen onder valse personalia en dat het Nederlanderschap is verleend op basis van deze onjuiste gegevens. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin is bepaald dat naturalisatiebesluiten die zijn verkregen met valse persoonsgegevens geen rechtsgevolg hebben, tenzij bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. De rechtbank heeft geen bijzondere omstandigheden kunnen vaststellen die zouden rechtvaardigen dat verzoeker ondanks de onjuiste gegevens voldoende geïdentificeerd was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker afgewezen, omdat er geen bewijs was dat de onjuiste personalia niet het onderzoek naar zijn naturalisatie hebben belemmerd. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet kan worden beschouwd als voldoende geïdentificeerd op basis van de valse gegevens die hij heeft opgegeven. De beschikking is gegeven op 7 april 2011 door de rechters P.A. Koppen, E. Weiss en F.M. Bus, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 346561 / HA RK 09-466
Beschikking van 7 april 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
verzoeker,
advocaat mr. E.H.J.M. de Bonth te Schijndel,
t e g e n:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door drs. R.J. Noks.
Partijen worden hierna ook aangeduid met "[verzoeker]" en "de IND".
1. Het procesverloop
1.1.[verzoeker] heeft op 1 september 2009 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt te bepalen dat zijn Nederlanderschap dient te worden hersteld met ingang van de datum waarop aan hem het Nederlanderschap is verleend. Aanvullingen op het verzoekschrift zijn ontvangen bij brieven van 1 februari 2010, 8 februari 2010, nogmaals 8 februari 2010 (ontvangen op 23 februari 2010) en 29 juni 2010.
1.2.De IND heeft bij brief van 26 mei 2010 geconcludeerd dat [verzoeker] noch door naturalisatie noch anderszins het Nederlanderschap heeft verkregen.
1.3.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij de conclusie van de IND en geen behoefte te hebben aan het bijwonen van de zitting.
1.4.De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaats gevonden op 10 februari 2011. [verzoeker] is verschenen vergezeld van mr. De Bonth. Halverwege de mondelinge behandeling is een tolk ten behoeve van [verzoeker] verschenen. Namens de IND is drs. R.J. Noks verschenen.
2. Het verzoek en het verweer
2.1.[verzoeker] voert aan dat hij op [geboortedatum] 1954 in Nigeria is geboren en dat aan hem bij koninklijk besluit van 7 oktober 1996 het Nederlanderschap is verleend. Bij het verlenen van het Nederlanderschap is uitgegaan van de door [verzoeker] bij zijn inreis in Nederland als asielzoeker opgegeven naam, leeftijd en nationaliteit. Deze personalia luidden [naam], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats], Liberia. Toen hij psychisch ziek werd kreeg hij gewetenswroeging en heeft hij de IND op de hoogte gesteld van de onjuistheid van de personalia. Een uittreksel uit het geboorteregister uit Nigeria, met de juiste personalia, heeft hij aan de IND overgelegd, waarna de IND hem berichtte het voornemen te hebben zijn Nederlanderschap in te trekken, danwel aan te nemen dat hij nooit Nederlander is geweest. [verzoeker] wil thans herstel van zijn Nederlanderschap omdat hij van mening is dat hij door het naturalisatiebesluit van 7 oktober 1996 voldoende werd geïdentificeerd. Zijn voornamen en zijn achternaam waren juist. Voorts voert hij aan dat hij in aanmerking kwam voor naturalisatie wegens zijn huwelijk met zijn Nederlandse echtgenote. Voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning is volgens [verzoeker] de juiste leeftijd en nationaliteit niet relevant.
2.2.De IND voert aan dat [verzoeker] heeft erkend bij zijn inreis in Nederland een onjuiste geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit te hebben opgegeven. Ook wijkt de tweede voornaam ([naam]) in het koninklijk besluit af van de juiste tweede voornaam ([naam]). De IND meent dat [verzoeker] doelbewust en met het door hem gewenste gevolg de autoriteiten die dienden te beslissen over zijn toelating en over zijn naturalisatie op een dwaalspoor heeft gebracht over zijn werkelijke identiteit. [verzoeker] heeft met de valse opgaven het onderzoek en de beoordeling van zijn verzoek tot naturalisatie belemmerd.
3. De beoordeling
3.1.De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande gegevens. [verzoeker] heeft in Nederland als [naam], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] (Liberia), een verblijfsvergunning verkregen. Onder deze personalia is aan hem bij koninklijk besluit van 7 oktober 1996, nummer 96.004798, het Nederlanderschap verleend. De juiste personalia van [verzoeker] luiden echter: [naam], geboren op [geboortedatum] 1954 te [geboorteplaats], Nigeria. Bij brief van 17 november 2008 heeft de IND aan [verzoeker] bericht dat hij het Nederlanderschap niet bij koninklijk besluit van 7 oktober 1996 heeft verkregen.
3.2.De Hoge Raad heeft bij beschikking van 30 juni 2006 (NJ 2007, 551) beslist dat onderscheid moet worden gemaakt tussen naturalisatiebesluiten die zijn genomen vóór de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met ingang van 1 april 2003 en naturalisatiebesluiten van ná die datum. Voor de eerste groep geldt dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen de betrokkene - behoudens bijzondere omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg heeft. Het Nederlanderschap is dan nooit verkregen. Voor de tweede groep geldt dat naturalisatiebesluiten geldig zijn en hun werking pas verliezen als zij door de minister worden ingetrokken. Intrekking is mogelijk als een naturalisatiebesluit is verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens. Nu sprake is van een naturalisatiebesluit van vóór 1 april 2003 staat dus ter beoordeling of verzoeker het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse of fictieve persoonsgegevens en, zo dat het geval is, of bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat verzoeker wel voldoende geïdentificeerd was.
3.3.Het staat vast dat [verzoeker] destijds met gebruikmaking van valse personalia zijn verzoek tot naturalisatie heeft ingediend. De rechtbank acht aannemelijk dat de tweede voornaam "[naam]" een afkorting is van "[naam]" en dat hier geen sprake is van een vals gegeven. De rechtbank is echter niet gebleken van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de door [verzoeker] bij zijn naturalisatieaanvraag opgegeven onjuiste geboortedatum, geboorteplaats en nationaliteit, hem toch identificeren. Niet kan worden gesteld dat bij de instanties die de aanvraag tot naturalisatie moesten onderzoeken en beoordelen, ondanks de onjuiste gegevens, duidelijkheid omtrent de ware identiteit van [verzoeker] heeft bestaan, en dat het onderzoek door die onjuiste opgave niet is belemmerd.
3.4.De omstandigheid dat de IND pas vier jaar na de melding van [verzoeker] dat hij met gebruikmaking van onjuiste personalia zijn naturalisatieverzoek heeft ingediend, is overgegaan tot het onthouden van rechtsgevolg aan het betreffende koninklijk besluit, kan niet leiden tot toewijzing van het verzoek. Aan de rechtbank ligt enkel ter beoordeling voor of er sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat [verzoeker] ten tijde van de naturalisatieaanvraag, ondanks opgave van de onjuiste personalia, voldoende identificeerbaar was.
3.5.Bij deze toets is voor een belangenafweging geen plaats. Ook de stelling van [verzoeker] dat hij op basis van de juiste persoonsgegevens indertijd een verblijfsvergunning zou hebben gekregen en met het verstrekken van de onjuiste gegevens dus niet in een betere positie is komen te verkeren, kan dus niet tot de door hem gewenste vaststelling leiden.
3.6.Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
4.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.A. Koppen, E. Weiss en F.M. Bus en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.