ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0881
Rechtbank 's-Gravenhage
Verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van een in Egypte geboren kind
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vaststelling van het Nederlanderschap van [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1992 in Egypte. Het verzoek werd ingediend door [vader van verzoeker], die stelde dat zijn zoon recht heeft op het Nederlanderschap omdat hij geboren is uit een huwelijk dat op 31 januari 1992 in Egypte zou zijn gesloten. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) betwistte echter de geldigheid van dit huwelijk en stelde dat [verzoeker] niet overtuigend had aangetoond dat zijn ouders ten tijde van zijn geboorte met elkaar waren gehuwd. De IND concludeerde dat er geen familierechtelijke betrekking bestond tussen [verzoeker] en zijn vader, waardoor het Nederlanderschap niet kon worden verkregen op basis van artikel 3 lid 1 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN).
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet de benodigde bewijsstukken heeft overgelegd om het bestaan van het huwelijk aan te tonen. Het door hem overgelegde huwelijkscertificaat uit 2002 was onvoldoende om te concluderen dat er op 31 januari 1992 een rechtsgeldig huwelijk was gesloten. Ook de erkenning van [verzoeker] door zijn vader op 14 juli 2003 voldeed niet aan de eisen voor verkrijging van het Nederlanderschap, omdat niet was aangetoond dat [verzoeker] gedurende drie jaar na de erkenning door zijn vader was verzorgd en opgevoed.
De rechtbank concludeerde dat het verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van [verzoeker] moest worden afgewezen, omdat niet was komen vast te staan dat zijn ouders ten tijde van zijn geboorte met elkaar waren gehuwd. De beschikking werd gegeven door de rechters P.A. Koppen, E. Weiss en F.M. Bus en uitgesproken ter openbare terechtzitting.