Parketnummer 09/607982-10
Datum uitspraak: 28 maart 2011
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Haaglanden - Zoetermeer" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 maart 2011.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.M.M. Smilde-Schövink en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 18 juli 2010 te [P1], met [A], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (meermalen) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte (meermalen) zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong en/of penis in de vagina en/of anus van die [A] geduwd/gebracht;
art 244 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 18 juli 2010 te [P1], (meermalen) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [A], geboren in het jaar 2000 te [geboorteplaats], immers heeft hij (meermalen) de vagina van die [A] gelikt en/of gestreeld/betast en/of zijn penis tegen de vagina en/of anus van die [A] heeft geduwd/gebracht;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 juli 2010 te [P1], en/of Leiden, en/of [P2], althans in Nederland, met [B], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (meermalen) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende verdachte (meermalen) zijn, verdachtes, vinger en/of tong en/of penis in de vagina van die [B] geduwd/gebracht;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 juli 2010 te [P1] en/of Leiden en/of [P2], althans in Nederland (meermalen) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [B], geboren op [geboortedatum] 1995, immers heeft hij (meermalen) de vagina van [B] gelikt en/of gestreeld/betast en/of zijn penis tegen de vagina van die [B] heeft geduwd/gebracht;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 juli 2010 te [P1], en/of Leiden, en/of [P2], althans in Nederland buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [B] (geboren op [geboortedatum] 1995) die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij meermalen de vagina van die [B] gelikt en/of gestreeld/betast en/of zijn penis tegen of op de vagina van die [B] heeft geduwd/gebracht;
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van seksueel misbruik van de minderjarige [A] (feit 1) en de minderjarige [B] (feit 2).
Deze feiten zijn afzonderlijk onder 1 primair tenlastegelegd als het seksueel binnendringen van iemand beneden de twaalf jaar en onder 2 primair als het seksueel binnendringen van iemand, buiten echt, die de leeftijd heeft tussen de twaalf en zestien jaren. Subsidiair zijn de feiten tenlastegelegd als het plegen van ontucht met aan zijn zorg toevertrouwde minderjarig kinderen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Hiertoe voert de raadsman aan dat er naast de aangiftes geen steunbewijs is voor de verklaringen van de aangeefsters en de verklaringen bovendien innerlijke tegenstrijdigheden bevatten.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af .1
Inleiding
Sinds 2005 heeft verdachte een relatie met [C] gehad.2 Verdachte en [C] woonden niet samen, maar hij verbleef regelmatig in de woning van [C].3 [C] heeft twee dochters: [D], geboren op [geboortedatum] 1993 en [A], geboren op [geboortedatum] 20004.
Op 17 juli 2010 heeft verdachte [D] de volgende twee seksueel getinte sms-berichten gestuurd: "Als je mij een Thaise massage wil geuen. Geef ik jou 100 euro wil je dat???" en "Het rs voor mij een fantasie om met jou te vrijen ik hou van het lieve karakter van jou en zal je en princes behandelen.".5 Verdachte heeft verklaard een reactie van [D] te willen uitlokken. 6 [D] is hier niet op ingegaan en heeft de sms-berichten aan haar moeder, [C], laten lezen. Hierop heeft [C] tegen [A] gezegd dat verdachte [D] "had aangeraakt", waarop [A] zei: "[D] ook?". [C] heeft [A] vervolgens gevraagd of verdachte haar ook iets had aangedaan, waarbij ze met haar vinger naar haar vagina wees. [A] antwoordde hierop: "Ja".7
[C] heeft verklaard dat ze verdachte heeft geconfronteerd met hetgeen [A] haar heeft verteld. Verdachte zou haar vervolgens hebben verteld dat hij seksuele handelingen heeft gepleegd met [A] en [B] (geboren op [geboortedatum] 1995), een vriendinnetje van [A].8 [C] heeft vervolgens de moeder van [B], [E] op de hoogte gesteld van hetgeen verdachte haar over het misbruik van [B] en [A] heeft verteld.9
Vervolgens heeft [E] haar vriend, [F], op de hoogte gesteld van hetgeen ze had gehoord over het misbruik van [B] en [A] door verdachte. Hierop heeft [F] verdachte gebeld en hem gevraagd wat er aan de hand was omdat hij zo veel gekke dingen hoorde en het verhaal van verdachte wilde horen. Verdachte heeft [F] daarop gezegd dat hij zich had mee laten gaan in het spel van [B] en [A], toen zij in hun nakie aan het dansen waren. Hij was op dat moment gekleed in een badjas en had zich mee had laten voeren. Ook heeft verdachte volgens [vriend] verklaard dat hij gestreeld en gelikt had en dat hij de consequenties zou aanvaarden.10
Op 27 juli 2010 heeft [C] namens [A] aangifte gedaan van seksueel misbruik11 en op 5 augustus 2010 heeft [E] namens [B] aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte.12 Hierop zijn vervolgens zowel [A] als [B] twee maal verhoord in een verhoorstudio van politie Hollands Midden.
In de aangiften van [A] en [B] zijn een drietal momenten te onderscheiden waarop het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden. [A] verklaart allereerst over meerdere momenten als verdachte bij haar thuis in [P1] verbleef. Voorts zou tijdens een logeerpartij van [B] in [P1] iets zijn voorgevallen tussen verdachte en [A] en [B] samen. Ten slotte verklaart [B] over een bezoek van verdachte aan haar in [P2].
Seksueel misbruik van [A] in [P1]: gedeeltelijke vrijspraak feit 1
[A] heeft bij de politie een verklaring afgelegd, waarin ze aangeeft dat verdachte haar misbruikte sinds ze in groep 4 zat en dat het stopte toen ze in groep 6 zat.13 Het zou meer dan 8 keer gebeurd zijn.14 Verdachte kwam naar haar toe als ze lag te slapen.15 Hij pakte haar dan bij haar polsen beet en probeerde zijn penis in haar vagina te stoppen.16 [A] voelde zijn penis in haar vagina en dit deed pijn. Ze probeerde verdachte dan ook weg te duwen.17
Verdachte heeft ontkend dat hij zijn penis in de vagina van [A] heeft gebracht.18
Nu het bewijs op dit punt slechts kan worden ontleend aan de door [A] afgelegde verklaringen en ondersteuning daarvan in het dossier ontbreekt, acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs voorhanden om deze gedraging, welke onder 1 ten laste is gelegd, bewezen te verklaren, zodat verdachte van het onderdeel van de ten laste legging 'seksueel binnendringen met de penis in de vagina van [A]' zal worden vrijgesproken.
Seksueel misbruik van [A] en [B] tijdens de logeerparij in [P1] (feit 1 en 2)
Zowel [B] als [A] hebben verklaard over een logeerpartij tijdens een vakantie van [B] bij [A] aan het [adres].19 [B] heeft verklaard dat het in 2009 was, omdat zij toen 13 jaar was.20 Toen [A] en [B] samen aan het spelen waren op het bed in de slaapkamer van [A], kwam verdachte in zijn badjas de slaapkamer binnen. De moeder en de zus van [A] waren op dat moment niet in de woning aanwezig. Verdachte ging met de meisjes meespelen, waarbij zijn badjas open viel. Hieronder was verdachte naakt.21
[B] heeft verklaard dat ze zag dat verdachte zijn hand op de vagina van [A] had22 en dat hij met zijn vinger in haar vagina ging.23 [B] zag dat verdachte [A]'s vagina likte. Verdachte heeft toen ook de vagina van [B] gelikt.24
[A] heeft ook over deze gebeurtenis verklaard. Ze heeft gezegd dat verdachte beneden met zijn mond bij de vagina van [B] zat25 en dat verdachte dit ook bij haar heeft gedaan. [A] heeft hierover verklaard dat ze zijn tong op haar vagina voelde. Ze durfde hierover niets te zeggen tegen verdachte en hij ging gewoon door, zo verklaarde [A]. Als de zedenrechercheur [A] vervolgens vraagt waarmee verdachte dan door ging, antwoordde [A]: "Ja, met mond in de vagina". Hierop vraagt de zedenrechercheur [A] of hij dit goed heeft begrepen omdat [A] hem net had verteld dat verdachte met zijn tong op de vagina van verdachte zat. Hierop geeft [A] aan: "Ja, op ook, ja zo ook."26
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij 'ergens op in is gegaan met die meiden'.27 Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad in zijn badjas in de slaapkamer is geweest waar [A] en [B] op dat moment op het bed speelden en dat [A] en [B] de band van zijn badjas lostrokken waardoor zijn penis zichtbaar werd. Verdachte verklaarde voorts dat hij hier niet van gediend was en dat hij vervolgens de twee meisjes direct de slaapkamer uit heeft gestuurd. Hij heeft ter zitting ontkend dat hij seksuele handelingen bij [A] en [B] heeft verricht.28
De verdediging heeft aangevoerd dat er naast de aangiftes geen steunbewijs is voor de verklaringen van de aangeefsters en de verklaringen bovendien innerlijke tegenstrijdigheden bevatten.
De rechtbank overweegt omtrent de gebeurtenis tijdens de logeerpartij van [B] in [P1] als volgt.
[B] heeft verklaard dat ze heeft gezien dat verdachte zijn vinger in de vagina van [A] heeft gebracht. [A] heeft hierover niets verklaard. Uit de verklaringen van de meisjes valt ook niet af te leiden dat verdachte in [P1] zijn vinger in de vagina van [B] heeft gebracht. Nu het dossier op dit punt verder geen aanknopingspunten bevat, acht de rechtbank onvoldoende wettig bewijs voorhanden om het seksueel binnendringen van [B] en [A] met de vinger, welke onder 1 en 2 ten laste zijn gelegd, bewezen te verklaren zodat verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het seksueel binnendringen van het lichaam van [A] en [B] met de tong wel wettig en overtuigend bewezen. Daarbij heeft de rechtbank oog gehad voor het feit dat de meisjes op onderdelen, zoals de kleding, het televisieprogramma dat zij keken, en de volgorde van de handelingen, anders verklaren, maar over de aard van de seksuele handelingen hebben zij bij herhaling verklaard dat verdachte zowel [B] als [A] heeft gebeft, waarbij [A] heeft aangegeven dat de tong ook in de vagina is geweest.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom, dat op grond van de verklaringen van [A] en [B] in onderling verband beschouwd, dat er bij het misbruik van beide meisjes in [P1] sprake is geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam door verdachte met zijn tong.
Hierbij neemt de rechtbank mede in aanmerking de verklaring van verdachte dat hij 'ergens op in is gegaan met die meiden' tijdens de hier bedoelde logeerpartij en dat hij sprekend over seksuele handelingen later in [P2] met [B] heeft verklaard dat hij toen 'verder gegaan is op wat er in [P1] is gebeurd'.
Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door wat getuige [F] verklaard heeft. Volgens hem had verdachte hem verteld over een spel van [B] en [A] waar hij in mee is gegaan, dat hij gekleed was in een badjas en dat hij gestreeld en gelikt heeft. Hoewel het een de auditu verklaring betreft, zijn het heel specifieke details over de logeerpartij in [P1].
De verklaringen van de beide meisjes vinden aldus steun in zowel de verklaring van de verdachte als in de verklaring van [F].
Seksueel misbruik van [B] in [P2] (feit 2)
[B] heeft verklaard dat verdachte bij haar in [P2] aan de [adres] is geweest op een moment dat haar moeder niet thuis was. Ze was toen 14 jaar. [B] lag op de bank televisie te kijken en verdachte kwam achter haar liggen. Verdachte begon [B] te masseren en aan te raken. Vervolgens heeft [B] verklaard dat verdachte haar ging beffen.29 Verdachte is daarna weggegaan, maar kwam volgens [B] later die dag weer terug bij de woning van [B] omdat hij zijn portemonnee vergeten zou zijn. Verdachte trok de kleren van [B] uit en trok vervolgens ook zijn eigen kleren uit. [B] zag dat de penis van verdachte recht vooruit stond. Verdachte ging op [B] liggen en ging met zijn penis in haar vagina. Dit deed haar pijn.30
Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat hij een keer bij [B] in [P2] is geweest en dat haar moeder op dat moment niet thuis was. Hij ging koffie met [B] drinken en dit werd wat meer, zo verklaarde verdachte. [B] zou verdachte gevraagd hebben om haar te masseren en later gingen ze "verder op wat er in [P1] gebeurd was", zo heeft verdachte verklaard.31 Voorts heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij geen gemeenschap met [B] heeft gehad.32 Wel heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij op 'schaamlippengebied' seksuele handelingen bij [B] heeft verricht met zijn vinger en met zijn mond.33
Ter terechtzitting heeft verdachte ontkend dat hij seksuele handelingen bij [B] heeft verricht.34
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [B] over het binnendringen van de penis van verdachte in haar vagina door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund. Verdachte heeft dit altijd stellig ontkend. Dit betekent dat voor dit onderdeel van feit 2 niet aan het wettelijke bewijsminimum wordt voldaan en zal verdachte van dat onderdeel vrijspreken.
De rechtbank acht op de grond van de verklaring van [B] en de verklaring van verdachte bij de politie wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde seksueel binnendringen van de vagina van [B] met zijn vingers en zijn tong.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 juli 2010 te [P1], met [A], die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte zijn tong in de vagina van die [A] gebracht;
2.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 juli 2010 te [P1] en [P2], met [B], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [B], hebbende verdachte meermalen zijn vinger en/of tong in de vagina van die [B] geduwd/gebracht.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte voor feit 1 primair en feit 2 primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, zodat strafoplegging niet aan de orde is.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In dit verband overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de destijds 9-jarige [A]. Ook heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van [B] die toen 13 respectievelijk 14 jaar oud was. Het misbruik bestond uit het seksueel binnendringen van hun lichaam door middel van zijn tong en vingers. Verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van deze jonge meisjes, de aantasting van hun lichamelijke en psychische integriteit en de doorkruising van hun (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en psychische integriteit. Het is algemeen bekend dat dergelijke feiten grote schade kunnen toebrengen aan de ontwikkeling van jonge kinderen.
Hier komt nog bij dat [A] verdachte beschouwde als haar vader. Kinderen moeten in hun vader vertrouwen kunnen stellen. Verdachte heeft dit vertrouwen beschaamd.
Het hoeft weinig betoog dat feiten als de onderhavige, met name gelet op de jeugdige leeftijd van de slachtoffers, in de samenleving sterke gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 29 september 2010, waaruit blijkt dat verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van de rapportage Pro Justitia omtrent verdachte, d.d. 23 december 2010, opgemaakt door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog. Uit de rapportage komt naar voren dat verdachte niet lijdend is aan een ziekelijke stoornis, noch aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Aangezien verdachte ontkent de feiten gepleegd te hebben, is er geen inschatting mogelijk van het recidiverisico. Ook is het op grond daarvan niet mogelijk gebleken om een behandelplan op te stellen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van hierna te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij zij heeft opgemerkt dat ze de vordering van benadeelde partij [B] ten bedrage van € 7.500,-, te hoog vindt.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting primair bepleit dat de vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu de vorderingen niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de bedragen van de vorderingen te matigen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 7,60 aan materiële schade en € 1145, 94 aan immateriële schade.
[B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 101,- aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade.
De rechtbank acht de vordering van benadeelde partij [A] voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Daarnaast overweegt de rechtbank met betrekking tot de vordering in verband met de geleden immateriële schade dat duidelijk is dat de benadeelde partij immateriële (en dan vooral psychische) schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op een geval van de smartengeldgids waarin het seksueel misbruik tweemaal bewezen is verklaard. Nu de rechtbank in onderhavige zaak éénmaal seksueel misbruik bewezen acht, heeft zij de vordering op een lager bedrag vastgesteld. De rechtbank zal daarom ter zake van de immateriële schade naar billijkheid een bedrag van € 500,- toewijzen.
Voorts zal de rechtbank de materiële schade, bestaande uit reiskosten, ten bedrage van € 7,60 toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 507,60.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat het seksueel misbruik tijdens de logeerpartij in [P1] heeft plaatsgevonden terwijl [B] nog 13 jaar was, zodat de schade in ieder geval met ingang van [geboortedatum] 2009 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
Voorts acht de rechtbank de vordering van benadeelde partij [B] voldoende onderbouwd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Daarnaast overweegt de rechtbank met betrekking tot de vordering in verband met de geleden immateriële schade dat duidelijk is dat de benadeelde partij immateriële (en dan vooral psychische) schade heeft opgelopen als gevolg van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering van [B], voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 1.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat het eerste seksueel misbruik tijdens de logeerpartij in [P1] heeft plaatsgevonden terwijl [B] nog 13 jaar was, zodat de schade in ieder geval met ingang van [geboortedatum] 2009 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op € 101,-, bestaande uit kosten voor de rechtsbijstand.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.101,-.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor die feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 507,60, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [geboortedatum] 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A] en een bedrag groot € 1.101,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [geboortedatum] 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [B].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij gewijzigde dagvaarding onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
T.a.v. feit 1 primair:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
T.a.v. feit 2 primair:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
- [A], een bedrag van € 507,60 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [geboortedatum] 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
- [B], een bedrag van € 1.101,- vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf [geboortedatum] 2009 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vorderingen voor het overige af;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10, respectievelijk 21 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Elkerbout, voorzitter,
mrs. G.M.G. Hink en A. Dantuma-Hieronymus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Heidinga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2011.
1 Waar in dit vonnis wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld het ambtsedig, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakte processen-verbaal van politie Hollands Midden met nummers PL1609 2010149289-1 (p. 1 t/m 100), 2010111965 (ongenummerd), PL1609 2010111965-11 (ongenummerd) en PL1609 2010111965-16 (ongenummerd), met bijlagen.
2 Proces-verbaal van verhoor aangever [C] d.d. 27 juli 2010, p. 20; proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 september 2010, p. 89.
3 Verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 14 maart 2011.
4 Proces-verbaal van verhoor aangever [C] d.d. 27 juli 2010, p. 20
5 Proces-verbaal van verhoor getuige [D] d.d. 28 juli 2010, p. 61.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 september 2010, p. 95.
7 Proces-verbaal van verhoor aangever [C] d.d. 27 juli 2010, p. 24.
8 Proces-verbaal van verhoor aangever[ C] d.d. 27 juli 2010, p. 25.
9 Proces-verbaal van verhoor aangever [E] d.d. 5 augustus 2010, p. 73.
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [F] d.d. 5 augustus 2010, p. 84.
11 Proces-verbaal van verhoor aangever [C] d.d. 27 juli 2010, p. 19 t/m 28.
12 Proces-verbaal van verhoor aangever [E] d.d. 5 augustus 2010, p. 72 t/m 74
13 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 18 augustus 2010, p. 34.
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 18 augustus 2010, p. 36.
15 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 18 augustus 2010, p. 38.
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 18 augustus 2010, p. 42 en 43.
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 18 augustus 2010, p. 40.
18 Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 september 2010, p. 97.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 76; proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 2 maart 2011, p. 11 van 20.
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 76.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 76; proces-verbaal van ver hoor getuige [A] d.d. 2 maart 2011, p. 1 van 20.
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 2 maart 2011, p. 17 van 29.
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 2 maart 2011, p. 6 van 29.
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 78.
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 2 maart 2011, p. 8 van 20.
26 Proces-verbaal van verhoor getuige [A] d.d. 2 maart 2011, p. 13 van 20.
27 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 september 2011, p. 96.
28 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 maart 2011.
29 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 79.
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [B] d.d. 16 augustus 2010, p. 80.
31 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 september 2011, p. 96.
32 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 september 2011, p. 97; verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 maart 2011.
33 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 28 september 2011, p. 97.
34 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 maart 2011.