ECLI:NL:RBSGR:2011:BP2432
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A.S.I. van Delden
- O.M. Harms
- R. van Zeijst - Repelaer van Driel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van verkrachting; onvoldoende bewijs voor strafrechtelijke verwijtbaarheid
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting, heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 januari 2011 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.C. Bakker-Havinga, verscheen ter terechtzitting, waar ook een benadeelde partij aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat het aannemelijk was dat de aangeefster tegen haar wil seksuele handelingen had ondergaan, maar dat de gedragingen van de verdachte niet voldeden aan de wettelijke definitie van verkrachting zoals vastgelegd in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de aangeefster had gedwongen tot deze handelingen, aangezien er geen geweld of bedreiging met geweld was toegepast. De rechtbank merkte op dat de gedragingen van de verdachte niet van dien aard waren dat de aangeefster gedwongen was om de seksuele handelingen te ondergaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waarop de vordering betrekking had. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte en veroordeelde de benadeelde partij in de kosten van de verdediging.