Uitspraak
enkelvoudigekamer ingevolge artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de zaken tussen
(gemachtigde: I. Atilla)
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor [kantoorplaats] , verweerder.
- De uitspraak van verweerder van 22 december 2010 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres over het tijdvak 2 augustus tot en met 31 december 2009 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen naar een bedrag van € 34.024 (aanslagnummer [aanslagnummer 1] ) en de bij afzonderlijke beschikking opgelegde vergrijpboete van € 13.610 en de bij beschikking aan eiseres in rekening gebrachte heffingsrente van € 215.
- De uitspraak van verweerder van 22 december 2010 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres over het tijdvak 1 januari tot en met 2 februari 2010 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen naar een bedrag van € 6.804 (aanslagnummer [aanslagnummer 2] ) en de bij afzonderlijke beschikking opgelegde vergrijpboete van € 2.721.
Zitting
[persoon 3] en [persoon 4] .
Beslissing
Overwegingen
- de desbetreffende persoon is verplicht om gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten;
- de arbeid wordt verricht in dienst van eiseres. In de woorden “in dienst van” in artikel 7:610 van het BW ligt besloten dat er tussen eiseres en haar leden een gezagsverhouding bestaat (vergelijk HR 14 november 1997, nr. 16453, NJ 1998, 149 (Groen/Schroevers);
- eiseres is verplicht de desbetreffende persoon als tegenprestatie voor de door hem verrichte arbeid loon te betalen.
- de verklaring van [persoon 8] ten overstaan van de Arbeidsinspectie dat de auto’s in de werkplaats van eiseres met de schoonmaakmiddelen van eiseres werden gereinigd omdat hij zelf daarover niet beschikte en dat [persoon 8] voorts voor het gebruik daarvan geen vergoeding verschuldigd was;
- de verklaring van [persoon 8] dat de auto’s door en onder verantwoordelijkheid van
- de verklaring ter zitting van [persoon 1] dat hij de prijsafspraken met cliënten maakte, dat de andere vennoot dit deed bij zijn afwezigheid en dat niemand anders prijsafspraken maakte;
- de verklaring van [persoon 8] ten overstaan van de Arbeidsinspectie dat ‘de baas van [eiseres] zegt welke auto gepoetst moest worden en dat doe ik dan’, hetgeen ter zitting is bevestigd door [persoon 1] op de vraag wie bepaalt welke auto’s moeten worden schoongemaakt/gepoetst en op welke wijze;
- de verklaring van [persoon 8] ten overstaan van de Arbeidsinspectie dat hij tot dan toe alleen werkzaamheden voor eiseres heeft verricht;
- de verklaring van [persoon 8] ten overstaan van de Arbeidsinspectie dat de auto’s door
- de verklaring van [persoon 8] ten overstaan van de Arbeidsinspectie dat zijn werkzaamheden worden gecontroleerd;
- de omstandigheid dat [persoon 8] in zijn verklaring meerdere keren het woord ‘baas’ gebruikt.
als getuige heeft gehoord en dat zij - door [persoon 1] en [persoon 6] niet weersproken - heeft verklaard dat zij in de werkplaats tot drie maal toe persoon X de doorgang heeft belet en hem heeft aangesproken en dat die persoon niet [persoon 6] betrof. De rechtbank gaat uit van de juistheid van laatstgenoemde verklaring omdat deze controleur gedurende een zekere tijd de uiterlijke kenmerken van persoon X van dichtbij heeft kunnen opnemen. De rechtbank acht de verklaringen van [persoon 1] , [persoon 6] en [persoon 8] dat de door de controleur waargenomen persoon [persoon 6] betrof, niet geloofwaardig. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat namens eiseres meerdere tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd waaronder de volgende verklaringen: tijdens het bedrijfsbezoek is namens eiseres verklaard dat [persoon 7] niet werkzaam was als autopoetser; later was dit volgens eiseres wel het geval en eerst ter zitting is verklaard dat [persoon 6] in het kantoor aanwezig was, terwijl eerder is verklaard dat hij vanuit de werkruimte wegrende omdat hij stond te roken. De medewerkster van de Arbeidsinspectie heeft verklaard dat zij langs het kantoor liep en dat daar niemand aanwezig was. Bovendien stelt de rechtbank uit deze verklaringen vast dat indien [persoon 6] inderdaad in het kantoor aanwezig was, hij dan niet tevens persoon X kon zijn die vanuit de werkruimte wegrende. Nu niet althans onvoldoende is weersproken dat persoon X verplicht was om gedurende een zekere tijd arbeid te verrichten voor eiseres, dat eiseres verplicht was loon te betalen en dat deze persoon aanwijzingen van eiseres diende op te volgen, en derhalve sprake was van een dienstbetrekking tussen persoon X en eiseres, diende eiseres identiteitsgegevens van persoon X in haar loonadministratie op te nemen. De rechtbank acht ten aanzien van persoon X aannemelijk dat er op 2 februari 2010 van hem geen identiteitsgegevens in de loonadministratie van eiseres waren opgenomen. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij heeft overwogen onder 12.Nu eiseres ten onrechte geen gegevens van persoon X in haar loonadministratie heeft opgenomen, is de fictie van artikel 30a ook ten aanzien van persoon X van toepassing. De rechtbank acht aannemelijk dat persoon X loon uit dienstbetrekking heeft genoten tot per loontijdvak ten minste het bedrag dat verweerder voorstaat (zie 4 hiervoor). Eiseres heeft niet doen blijken dat persoon X niet reeds 6 maanden voor eiseres werkzaam was.
- De afgifte van een BTW-nummer door verweerder aan [persoon 8] ;
- De omstandigheid dat [persoon 8] facturen aan eiseres uitreikte en daarop BTW vermelde;
- De omstandigheid dat [persoon 8] in de Kamer van Koophandel als ondernemer was ingeschreven;
- De verklaring van [persoon 8] dat hij een klussenbedrijf heeft;
- De stelling van eiseres dat [persoon 8] meerdere opdrachtgevers had, hetgeen niet relevant is voor de beoordeling van de arbeidsrelatie tussen eiseres en [persoon 8] ;
- Het feit dat [persoon 8] over een sticker in zijn paspoort beschikte waaruit blijkt dat hij in Nederland als zelfstandige mocht werken.