ECLI:NL:RBSGR:2010:BO6960

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/38568
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Chinese vreemdeling in het kader van uitzetting en contacten met Chinese autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 november 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Chinese vreemdeling, die op 5 november 2010 in bewaring was gesteld met het oog op uitzetting. De vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had, stelde dat er geen zicht op uitzetting naar China was. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 17 november 2010, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de gemachtigde van de vreemdeling in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Na ontvangst van deze informatie hebben partijen toestemming gegeven om de verdere behandeling ter zitting achterwege te laten.

De rechtbank overwoog dat uit eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bleek dat de Chinese autoriteiten in mei 2010 toezeggingen hadden gedaan voor de afgifte van laissez-passers voor vreemdelingen. De rechtbank constateerde dat er regelmatig en intensief contact plaatsvond tussen de Chinese autoriteiten en de vreemdeling, maar dat er geen concrete afspraken of toezeggingen waren voortgevloeid uit deze contacten. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat er een wijziging was opgetreden in de opstelling van de Chinese autoriteiten, en dat er derhalve geen grond was om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting was.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
nevenzittingsplaats Zwolle
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken
Registratienummer: Awb 10/38568
Uitspraak op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
in het geding tussen:
[eiser],
geboren op [geboortedatum],
van Chinese nationaliteit,
IND dossiernummer [nummer],
V-nummer [nummer],
thans verblijvende in het detentiecentrum te Zeist,
raadsman mr. R.W. Koevoets, eiser;
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
vertegenwoordigd door D.A. Riezebos, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), verweerder.
1. Procesverloop
Op 5 november 2010 is eiser, die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met het oog op de uitzetting in bewaring gesteld omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert (artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw 2000).
Op 5 november 2010 heeft eiser tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 november 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. K.R. Verkaart, kantoorgenoot van zijn raadsman. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde de gemachtigde van eiser in de gelegenheid nadere informatie te verstrekken. De gemachtigde van eiser heeft bij brief van 17 november 2010 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Verweerder heeft hier bij brief van 18 november 2010 op gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven een verdere behandeling ter zitting achterwege te laten. Hierop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat zicht op uitzetting naar China ontbreekt.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 9 augustus 2010, JV 2010/377, blijkt - onder meer - dat de Chinese autoriteiten in mei 2010 toezeggingen hebben gedaan voor de afgifte van 18 laissez-passers (hierna: lp’s) en dat die autoriteiten inmiddels op verzoek van de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: DT&V) voor 17 vreemdelingen de toegezegde lp’s hebben verstrekt. Een van hen was volledig ongedocumenteerd. Verder heeft de Afdeling overwogen dat voormelde ontwikkeling erop wijst dat concrete vooruitgang is geboekt in het voortgezette overleg tussen de Nederlandse en Chinese autoriteiten en dat daarmee sprake is van een belangrijke aanwijzing voor het intreden van een structurele verandering in de opstelling van de Chinese autoriteiten.
Uit het aanvullend schrijven van verweerder van 18 november 2010 blijkt – voor zover thans van belang – dat regelmatig en intensief contact plaatsvindt tussen de autoriteiten van China en verweerder. Op 16 juli 2010 is op hoogambtelijk niveau een bijeenkomst georganiseerd met de Chinese ambassade en op 1 september 2010 is de minister van Justitie uitgenodigd voor een direct contact in de vorm van een gezamenlijk diner met de Chinese ambassadeur. Op hoogambtelijk niveau is op 28 oktober 2010 een ontmoeting geweest met de Chinese autoriteiten in China en op 11 november 2010 is de Chinese ambassade voor een overleg op ambtelijk niveau uitgenodigd bij de DT&V.
Verweerder heeft geen nadere informatie kunnen geven over de inhoud van de contacten en over de vraag of daaruit concrete afspraken of toezeggingen zijn voortgevloeid. De rechtbank ziet thans echter nog geen aanleiding voor de conclusie dat nu reeds een wijziging zou zijn opgetreden in de structurele verandering in de opstelling van de Chinese autoriteiten. Het enkele gegeven dat na mei 2010 geen nieuwe toezeggingen zijn gedaan voor de afgifte van lp’s maakt dat niet anders.
Daarom bestaat geen grond voor het oordeel dat zicht op uitzetting thans ontbreekt.
Het beroep is ongegrond. Daarom kan geen schadevergoeding worden toegekend.
3. Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.M.J. Bouwman, rechter, en door hem en P.P. van Essen - van 't Ende als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2010.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak binnen een week na verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van “Hoger beroep vreemdelingenzaken”, postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
Artikel 85 Vw 2000 bepaalt dat het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht (herstel verzuim) is niet van toepassing.