ECLI:NL:RBSGR:2010:BO6960
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Chinese vreemdeling in het kader van uitzetting en contacten met Chinese autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 25 november 2010 uitspraak gedaan in een beroep tegen de bewaring van een Chinese vreemdeling, die op 5 november 2010 in bewaring was gesteld met het oog op uitzetting. De vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf in Nederland had, stelde dat er geen zicht op uitzetting naar China was. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting op 17 november 2010, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de gemachtigde van de vreemdeling in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken. Na ontvangst van deze informatie hebben partijen toestemming gegeven om de verdere behandeling ter zitting achterwege te laten.
De rechtbank overwoog dat uit eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bleek dat de Chinese autoriteiten in mei 2010 toezeggingen hadden gedaan voor de afgifte van laissez-passers voor vreemdelingen. De rechtbank constateerde dat er regelmatig en intensief contact plaatsvond tussen de Chinese autoriteiten en de vreemdeling, maar dat er geen concrete afspraken of toezeggingen waren voortgevloeid uit deze contacten. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat er een wijziging was opgetreden in de opstelling van de Chinese autoriteiten, en dat er derhalve geen grond was om te oordelen dat er geen zicht op uitzetting was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.