ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1963
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.M.A. Vinken
- G. Kolkman
- Rechtspraak.nl
Gerechtelijke vaststelling van vaderschap zonder DNA-bewijs na overlijden van de vader
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 oktober 2010 een beschikking gegeven inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een kind. Het verzoekschrift was ingediend op 20 april 2010 en de zaak werd behandeld op 30 augustus 2010. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder de schriftelijke verklaring van de moeder, die instemde met de toewijzing van het verzoek. De vader van het kind was overleden in 1995 en had de Turkse nationaliteit, terwijl de moeder de Nederlandse nationaliteit had. Het kind was geboren in 1989 en was niet erkend door de vader.
De rechtbank benadrukte dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het vaderschap uitsluitend via DNA-onderzoek vast te stellen. In dit geval waren er bijzondere omstandigheden die het mogelijk maakten om af te wijken van deze gewoonte. De verklaring van de moeder werd als voldoende bewijs beschouwd voor de stelling van het kind dat de man haar verwekker was. De rechtbank concludeerde dat er geen beletselen waren, zoals bedoeld in artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek, en heeft het verzoek toegewezen.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de erfgenamen van de overleden vader als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, maar dat zij niet waren opgeroepen voor de zitting. Desondanks heeft de rechtbank de schriftelijke verklaringen van de erfgenamen geaccepteerd, waarin zij instemden met de toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing was, aangezien het kind en de moeder hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De beslissing om het vaderschap vast te stellen werd genomen, en het verzoek om uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, omdat dit een wijziging in de registers van de burgerlijke stand met zich meebracht.