ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1963

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
364756 / FA RK 10-3134
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke vaststelling van vaderschap zonder DNA-bewijs na overlijden van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 oktober 2010 een beschikking gegeven inzake de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van een kind. Het verzoekschrift was ingediend op 20 april 2010 en de zaak werd behandeld op 30 augustus 2010. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder de schriftelijke verklaring van de moeder, die instemde met de toewijzing van het verzoek. De vader van het kind was overleden in 1995 en had de Turkse nationaliteit, terwijl de moeder de Nederlandse nationaliteit had. Het kind was geboren in 1989 en was niet erkend door de vader.

De rechtbank benadrukte dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het vaderschap uitsluitend via DNA-onderzoek vast te stellen. In dit geval waren er bijzondere omstandigheden die het mogelijk maakten om af te wijken van deze gewoonte. De verklaring van de moeder werd als voldoende bewijs beschouwd voor de stelling van het kind dat de man haar verwekker was. De rechtbank concludeerde dat er geen beletselen waren, zoals bedoeld in artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek, en heeft het verzoek toegewezen.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de erfgenamen van de overleden vader als belanghebbenden moesten worden aangemerkt, maar dat zij niet waren opgeroepen voor de zitting. Desondanks heeft de rechtbank de schriftelijke verklaringen van de erfgenamen geaccepteerd, waarin zij instemden met de toewijzing van het verzoek. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Nederlands recht van toepassing was, aangezien het kind en de moeder hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden. De beslissing om het vaderschap vast te stellen werd genomen, en het verzoek om uitvoerbaarheid bij voorraad werd afgewezen, omdat dit een wijziging in de registers van de burgerlijke stand met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 10-3134
Zaaknummer: 364756
Datum beschikking: 11 oktober 2010
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
Beschikking op het op 20 april 2010 ingekomen verzoekschrift van:
[het kind],
wonende te [plaats A],
advocaat mr. J.T.R.J. Bracke te 's-Gravenhage.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [plaats A],
[de heer A],
wonende te [plaats A],
[mevrouw B]
wonende te [plaats A],
[mevrouw C],
wonende te [plaats B].
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, waarbij stukken zijn overgelegd die na te melden feiten ondersteunen;
- de schriftelijke verklaring van de moeder van 21 april 2010, inhoudende dat zij instemt met toewijzing van het verzoek, althans geen verweer wenst te voeren, en verklaart geen gebruik te willen maken van zijn recht om door de rechter te worden gehoord.
Op 30 augustus 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: het kind, haar advocaat en de moeder.
Na de terechtzitting heeft de rechtbank een brief van 13 september 2010 met bijlagen ontvangen.
Verzoek
Het verzoekschrift strekt tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van de man over het kind, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
Feiten
- Het kind is op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] geboren uit de moeder.
- Het kind is niet erkend.
- Bij beschikking van 13 november 1989 is [de man] tot toeziend voogd over het kind benoemd.
- De man is op [overlijdensdatum] 1995 overleden.
- De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit.
- De man had de Turkse nationaliteit.
Beoordeling
Formaliteiten
Nu de man is overleden, dienen zijn erfgenamen als belanghebbende te worden aangemerkt.
De rechtbank heeft nagelaten deze erfgenamen op te roepen voor de terechtzitting van 30 augustus 2010. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de mededeling van het kind en de moeder ter terechtzitting, dat deze erfgenamen zijn: zijn vader [de heer A], zijn moeder [mevrouw B], en zijn zus [mevrouw C], allen voornoemd.
Om proceseconomische redenen heeft de rechtbank de behandeling niet aangehouden, maar het kind in de gelegenheid gesteld om schriftelijke verklaringen, vergezeld van kopieën van paspoorten en uittreksels uit de Gemeentelijke Basisadministratie van deze erfgenamen over te leggen, hetgeen zij heeft gedaan bij eerdergenoemde brief van 13 september 2010.
Nu uit deze schriftelijke verklaringen blijkt dat alle drie de erfgenamen op de hoogte zijn van de inhoud van deze procedure en dat zij instemmen met toewijzing van het verzoek, acht de rechtbank zich over hun standpunt voldoende voorgelicht.
Rechtsmacht
Nu het kind en de vrouw hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter, gelet op het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met betrekking tot het verzoek om vaststelling van het vaderschap rechtsmacht toe.
Toepasselijk recht
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Wet conflictenrecht afstamming, bepaalt het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de moeder, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats, of, indien dit ook ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind, of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man gerechtelijk kan worden vastgesteld. Nu de man en de moeder geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden, maar door het kind onweersproken is gesteld dat de man en de moeder, totdat het kind drie jaar oud was, in Nederland hebben gewoond en het kind bovendien nu in Nederland haar gewone verblijfplaats heeft, is op het verzoek Nederlands recht van toepassing.
Vaststelling van het vaderschap
Het kind en de moeder hebben beiden onweersproken gesteld dat de man de verwekker van het kind is.
De rechtbank stelt voorop dat in kwesties als de onderhavige gewoonlijk verzocht wordt om bewijs bij te brengen van het vaderschap van de man door middel van overlegging van de resultaten van een DNA-onderzoek.
Een bewijsregel, inhoudende dat in het kader van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap het biologisch vaderschap van de verwekker slechts via DNA-onderzoek dient te worden vastgesteld, is er echter niet (zie Hoge Raad 11 juni 2004, LJN: AP1318).
Nu de wet niet voorschrijft hoe aangetoond moet worden dat een persoon de verwekker is van een kind, ziet de rechtbank - de navolgende omstandigheden in aanmerking nemende- aanleiding om af te wijken van de gewoonte een DNA-onderzoek te verlangen.
- De moeder heeft ter terechtzitting verklaard ervan overtuigd te zijn dat de man de verwekker van het kind is.
- Alle drie de erfgenamen van de man hebben schriftelijk verklaard dat zij ervan overtuigd zijn dat de man de verwekker van het kind is.
- Tegen het verzoek is geen verweer gevoerd.
- Het kind heeft aannemelijk gemaakt dat zij, in de periode dat zij in Turkije woonde, aldaar in de registers van de burgerlijke stand was ingeschreven als dochter van de man.
- Het kind heeft aannemelijk gemaakt en met stukken onderbouwd dat haar verzoek enkel is ingegeven door haar wens de geslachtsnaam van haar overleden vader te kunnen dragen.
De verklaring van de moeder levert -gelet op de hiervoor opgesomde bijzondere omstandigheden van dit geval- voldoende bewijs op voor de stelling van het kind dat de man haar verwekker is. Nu van beletselen, als bedoeld in artikel 1:207 van het Burgerlijk Wetboek, niet is gebleken, zal het verzoek worden toegewezen.
Kosten
Nu verzoekster een verzoek heeft ingediend waartegen geen verweer is gevoerd, heeft zij geen belang bij een kostenveroordeling en zal de rechtbank het verzoek daartoe afwijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
De aard van deze beslissing, die een wijziging in de registers van de burgerlijke stand tot gevolg kan hebben, verzet zich tegen de verzochte uitvoerbaarverklaring bij voorraad, zodat deze zal worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
stelt vast het vaderschap van:
[de man], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats], Turkije,
over:
[het kind], geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
uit:
[de moeder], geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats];
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.A. Vinken, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. G. Kolkman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 oktober 2010.