ECLI:NL:RBSGR:2010:BO1314

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/29208
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige grensdetentie van minderjarige asielzoekster in AC Schiphol

In deze zaak oordeelt de Rechtbank 's-Gravenhage over de onrechtmatige grensdetentie van een 17-jarige alleenstaande asielzoekster, eiseres, die op 16 augustus 2010 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland is geweigerd. De rechtbank stelt vast dat de vrijheidsontnemende maatregel, opgelegd op grond van de Vreemdelingenwet 2000, niet te goeder trouw is toegepast. De rechtbank concludeert dat het aanmeldcentrum Schiphol niet is aangepast aan de behoeften van minderjarige asielzoekers, waardoor de detentie willekeurig is. De rechtbank oordeelt dat de detentie in strijd is met artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f van het EVRM, dat het recht op vrijheid en veiligheid waarborgt. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en kent eiseres een schadevergoeding toe van € 880,-- voor de onterecht ondergane detentie. Tevens worden de proceskosten van eiseres vergoed tot een bedrag van € 1092,50. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de overheid om passende bescherming en humanitaire bijstand te bieden aan minderjarige vreemdelingen, in overeenstemming met het IVRK.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 10/29208
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken
V-nr: 274.810.7249
in het geding tussen:
[eiseres],
geboren op [geboortedatum] 1993, van gestelde Somalische nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. H.M. Pot, advocaat te Amsterdam,
en:
de minister van Justitie,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Pruss, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
Procesverloop
Op 16 augustus 2010 is eiseres op grond van artikel 3 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eiseres is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 toegepast. Daarbij is als plaats van tenuitvoerlegging het aanmeldcentrum te Schiphol (hierna: AC Schiphol) aangewezen.
Bij beroepschrift van 19 augustus 2010 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is tevens verzocht om toekenning van schadevergoeding.
Op 20 augustus 2010 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank heeft het beroep inzake de vrijheidsontnemende maatregel behandeld ter openbare zitting van 25 augustus 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M.S. Mol. Ter zitting was ook aanwezig A.O. Adam, tolk in de Somalische taal. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Bij tussenbeslissing van 26 augustus 2010, verzonden op 27 augustus 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend. Hierbij is bepaald dat de zaak zal worden verwezen naar een meervoudige kamer en dat een onderzoek ter plaatse zal worden gehouden op grond van artikel 8:50 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het AC Schiphol.
Bij besluit van 27 augustus 2010 heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen. De ten aanzien van eiseres toegepaste vrijheidsontnemende maatregel is op dezelfde datum opgeheven.
Op 13 september 2010 heeft in aanwezigheid van de gemachtigde van eiseres en
mr. M.A. Pruss, een onderzoek ter plaatse ex artikel 8:50 van de Awb plaatsgevonden in het AC Schiphol. Bij de schouw was tevens aanwezig [naam 1], plaatsvervangend unitmanager IND/AC Schiphol. Bij de nadien aldaar gehouden zitting waren tevens aanwezig:
Op verzoek van eiseres:
[naam 2], regiomanager Nidos-Schiphol,
[naam 3], hoofd administratie Raad voor Rechtsbijstand, en
[naam 4], werkbegeleider Vluchtelingenwerk AC Schiphol.
Op verzoek van verweerder:
[naam 5], unitmanager IND/AC Schiphol,
[naam 6], beleidsmedewerker IND afdeling uitvoeringsbeleid, en
[naam 7], unitmanager IND/AC Schiphol.
Aldaar is het onderzoek geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken.
Bij faxbericht van 16 september 2010 heeft de gemachtigde van verweerder de nadere informatie verstrekt en zijn standpunt nogmaals toegelicht. Bij faxbericht van dezelfde datum heeft de gemachtigde van eiseres daarop gereageerd. Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend verdere behandeling ter zitting achterwege te laten. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig is en daartoe het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Sinds de invoering van de nieuwe asielprocedure op 1 juli 2010 wordt aan asielzoekers een rust- en voorbereidingstijd vergund, echter niet aan eiseres.
Voorts is eiseres als minderjarige asielzoekster niet conform het beleid naar het AC in Den Bosch overgeplaatst. Eiseres heeft in dit kader verwezen naar het standpunt dat verweerder blijkens de uitspraak van deze rechtbank, zittingplaats Haarlem, van 12 augustus 2010 (AWB 10/26845) eerder heeft ingenomen. Aan de door eiseres opgegeven leeftijd is evenmin getwijfeld zodat er sprake is van gelijke gevallen.
Voorts heeft verweerder geen op eiseres toegesneden belangenafweging verricht voorafgaand aan het opleggen van de maatregel.
Tot slot is het AC Schiphol niet geschikt voor verblijf van minderjarigen. De locatie voelt als een gevangenis. Eiseres kan niet bepalen wanneer zij opstaat en naar bed gaat. In de verblijfsruimte is het erg lawaaiig. Eiseres kan zich daar niet aan onttrekken omdat er geen plek is om je af te zonderen en tot rust te komen. Eiseres heeft daardoor hoofdpijn gekregen. Er is op AC Schiphol voor een 17-jarige ook niets te doen. Verder heeft eiseres aangevoerd dat het eten niet goed is, dat zij daar allergische reacties van krijgt en dat zij twee dagen voor de zitting niet is gewekt terwijl zij vastte. Ook vindt eiseres het moeilijk om de wc met volwassenen te moeten delen.
2. Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Het niet gunnen van een langere rust- en voorbereidingsperiode dient in de asielprocedure naar voren te worden gebracht.
Voorts ziet overplaatsing naar het AC Den Bosch, anders dan eiseres heeft gesteld, op amv’s van wie niet wordt betwijfeld dat zij jonger dan vijftien jaar oud zijn en niet op 17-jarigen zoals eiseres. Voor zover in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 12 augustus 2010 is vermeld dat dit geldt voor alle minderjarigen, berust dit op een onjuiste weergave van het beleid door de desbetreffende procesvertegenwoordiger dan wel is het standpunt van verweerder in die zaak door de rechtbank verkeerd begrepen. De door de rechtbank aangehaalde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 september 2010 (AWB 10/29708) kan niet ambtshalve bij de beoordeling van het geschil worden betrokken, nu het gelijkheidsbeginsel niet van openbare orde is. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat het in de eerste plaats aan eiseres is om het beroep op het gelijkheidsbeginsel nader te onderbouwen, hetgeen zij niet heeft gedaan. De huidige praktijk ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) is een voortzetting van de praktijk vóór 1 juli 2010. Tot die datum werd voor wat betreft de maximale verblijfsduur in het AC rekening gehouden met de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 januari 2002 (AWB 01/67367, niet gepubliceerd), waarin was geoordeeld dat asielzoekers niet langer dan vier dagen na afronding van de AC-procedure aldaar mochten verblijven, derhalve maximaal tien dagen. In de nieuwe procedure, die een rust- en voorbereidingstijd van twee dagen omvat, wordt ernaar gestreefd om de beschikking zoveel mogelijk op dag 7 of 8 uit te reiken, zodat de verblijfsduur nog altijd niet langer dan tien dagen duurt.
Ten aanzien van amv’s ouder dan veertien jaar wordt aan de hand van een aantal criteria op verschillende momenten beoordeeld of de maatregel nog langer in het AC moet worden voortgezet. Gelet op het grensbewakingsbelang, zowel als uitvloeisel van de Schengenovereenkomst als ter handhaving van de nationale soevereiniteit, alsmede het voorkomen van aanzuigende werking op minderjarige asielzoekers, worden amv’s in die leeftijdscategorie niet automatisch overgeplaatst naar het AC Den Bosch.
Het AC Schiphol voldoet, tot slot, als verblijfplaats voor minderjarigen. De voorzieningen zijn in verband met de nieuwe asielprocedure aangepast om het leefklimaat te verbeteren. Daarbij is rekening gehouden met voornoemde uitspraak van de rechtbank Amsterdam en is er in één van de verblijfruimten een vrij toegankelijke aparte rustruimte gecreëerd, waar asielzoekers zich kunnen afzonderen van de andere asielzoekers om te kunnen bidden en slapen.
De rechtbank overweegt het volgende.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder de maatregel na de indiening van het beroep heeft opgeheven. De rechtbank moet op dit moment beoordelen of er gronden zijn om schadevergoeding toe te kennen.
4.1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) heeft een ieder recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:
(…)
f. in het geval van rechtmatige arrestatie of detentie van een persoon teneinde hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of van een persoon waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is.
4.2 Ingevolge artikel 22, eerste lid, van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) nemen de Staten die partij zijn passende maatregelen om te waarborgen dat een kind dat de vluchtelingenstatus wil verkrijgen, ongeacht of het al dan niet door zijn of haar ouders of door iemand anders wordt begeleid, passende bescherming en humanitaire bijstand krijgt bij het genot van de van toepassing zijnde rechten beschreven in dit Verdrag.
Ingevolge artikel 37, aanhef en onder b, van het IVRK waarborgen de Staten die partij zijn dat geen enkel kind op onwettige of willekeurige wijze van zijn of haar vrijheid wordt beroofd. De aanhouding, inhechtenisneming of gevangenneming van een kind geschiedt overeenkomstig de wet en wordt slechts gehanteerd als uiterste maatregel en voor de kortst mogelijke passende duur.
4.3. Verweerder is op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bevoegd een vreemdeling aan wie toegang tot Nederland is geweigerd, een ruimte of plaats als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel aan te wijzen, waar hij zich dient op te houden.
4.4. Verweerder voert het beleid dat onder meer tot - voortzetting van - de maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 wordt besloten indien de asielaanvraag in de algemene asielprocedure in het AC Schiphol is afgewezen.
4.5. Vanaf 1 juli 2010 is het desbetreffende beleid neergelegd in paragraaf C12/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Daarin is vermeld: “Deze maatregel blijft gelden gedurende de gehele periode dat de vreemdeling in het AC Schiphol verblijft. Na afwijzing van de asielaanvraag in de algemene asielprocedure, wordt de maatregel voortgezet in een grenslogies. Dit is echter anders wanneer er sprake is van een amv. Indien na afloop van de algemene asielprocedure in het AC geen twijfel bestaat omtrent de minderjarigheid, wordt een amv niet geplaatst in een grenslogies.”
5. Met betrekking tot de beroepsgrond dat aan eiseres in haar asielprocedure ten onrechte geen rust- en voorbereidingstijd is vergund, is de rechtbank, gelijk verweerder heeft gesteld, van oordeel dat deze vraag in de onderhavige procedure niet aan de orde is. De beroepsgrond dient in de behandeling van de asielprocedure naar voren te worden gebracht.
6.1. Ten aanzien van het door eiseres onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 12 augustus 2010, gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel, waarbij de rechtbank partijen tevens heeft gewezen op een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 september 2010 (AWB 10/29708), overweegt de rechtbank als volgt.
6.2. Ten eerste is de rechtbank, anders dan verweerder, van oordeel dat bij de vraag of sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel mede kan worden betrokken de door de rechtbank – ambtshalve op grond van artikel 8:69, tweede lid, van de Awb de feiten aanvullend – aangehaalde uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 8 september 2010 (AWB 10/29708).
6.3. De rechtbank begrijpt verweerder voorts aldus dat in voornoemde zaken ten overstaan van de rechtbank door verweerder een verkeerde weergave is gegeven van zijn werkwijze, althans dat dit door de rechtbank verkeerd is begrepen.
6.4. Gelet op verweerders verwijzing naar het onder 4.5. weergegeven beleidsonderdeel en de ten overstaan van de meervoudige kamer gegeven weergave van de daarbij door verweerder gehanteerde praktijk (zie r.o. 8.2), is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van een tot twee maal toe ten overstaan van rechtbanken verkeerde weergave van het beleid. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt dan ook.
7.1. De rechtbank ziet – de rechtsgronden ambtshalve aanvullend - aanleiding om het betoog van eiseres dat verweerder heeft nagelaten een op eiseres toegespitste belangenafweging te maken en dat de verblijfsomstandigheden in het AC voor haar ongeschikt zijn, te beoordelen in het licht van de vraag of haar detentie in het AC rechtmatig is als bedoeld in artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f, van het EVRM.
7.2. Volgens jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM, onder meer in het arrest van 29 januari 2008 inzake [naam 9], LJN: BC6246) is detentie voorafgaande aan het verkrijgen van toestemming van een staat tot binnenkomst toegestaan, indien en voor zover dit in overeenstemming is met het algemene doel van artikel 5 van het EVRM. Volgens rechtsoverweging 67 van het [naam 9]-arrest is de enkele omstandigheid dat de detentie in overeenstemming is met nationale wet- en regelgeving onvoldoende om te oordelen dat deze in overeenstemming is met artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f van het EVRM. Detentie mag daarnaast niet willekeurig geschieden. In rechtsoverweging 74 van het arrest noemt het EHRM vier criteria om te beoordelen of detentie van asielzoekers aan wie de toegang tot het grondgebied is geweigerd willekeurig is:
a. de detentie dient ‘te goeder trouw’ (‘in good faith’) te worden toegepast;
b. de detentie moet in nauw verband staan met het doel om ongeoorloofde binnenkomst te voorkomen;
c. de plaats en de verblijfsomstandigheden moeten passend zijn, in acht genomen dat de maatregel niet wordt toegepast op personen die strafbare feiten hebben begaan, maar op vreemdelingen die, vaak in vrees voor hun leven, vanuit hun land van herkomst zijn gevlucht; en
d. de duur van de detentie moet in redelijke verhouding staan tot het beoogde doel.
8.1. Ten aanzien van het hiervoor onder a. genoemde vereiste van goede trouw overweegt de rechtbank het volgende.
8.2. Verweerder heeft, zoals verweerder tijdens de op 13 september 2010 gehouden zitting naar voren heeft gebracht, ten aanzien van minderjarige asielzoekers aan wie de toegang is geweigerd de volgende praktijk ontwikkeld:
- indien de vreemdeling evident jonger dan 15 jaar is wordt hij niet in detentie geplaatst;
- indien de vreemdeling niet evident jonger dan 15 jaar is verblijft hij in ieder geval tot en met het eerste gehoor in het AC, waarna wordt besloten de maatregel alsnog op te heffen aan de hand van de volgende criteria:
1) potentiële slachtoffers van mensenhandel/-smokkel; deze amv’s worden overgebracht naar een locatie voor beschermde opvang;
2) de aanvraag kan niet in de algemene asielprocedure worden afgerond, bijvoorbeeld wegens het ontbreken van de benodigde tolken;
3) er is geen plek in het AC;
4) er zijn anderszins redenen om de maatregel op te heffen.
Bij de vraag of er sprake is van omstandigheden als bedoeld onder 4) wordt bekeken of de minderjarige vreemdeling kwetsbaar over komt. Verder dient de vreemdeling zelf omstandigheden aan te dragen op grond waarvan tot opheffing van de maatregel moet worden besloten.
In de overige gevallen is voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel in het AC gerechtvaardigd, gelet op het zwaarwegende belang van grensbewaking en het voorkomen van aanzuigende werking op minderjarige asielzoekers, aldus verweerder.
8.3. De rechtbank is van oordeel dat het ten uitvoer leggen van de maatregel in het AC Schiphol ten aanzien van amv’s van vijftien jaar en ouder louter ter voorkoming van aanzuigende werking op minderjarige asielzoekers zich niet verhoudt tot het vereiste van goede trouw als hiervoor bedoeld. Niet in geschil is voorts dat verweerder beschikt over alternatieven ten aanzien van het bewaken van het grensbelang. Zo kan verweerder besluiten om een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, al dan niet in de vorm van beschermde opvang. De toegangsweigering kan in een dergelijke situatie gehandhaafd blijven.
Niet is gesteld of gebleken dat verweerder voorafgaand aan de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000 specifiek heeft gekeken – bijvoorbeeld door eiseres daar over te spreken – of in haar geval met een alternatief kon worden volstaan. Verweerder was daar naar het oordeel van de rechtbank wel toe gehouden nu eiseres stelde minderjarig te zijn, hetgeen naar aanleiding van het afnemen van het eerste gehoor ook geloofwaardig is geacht. De rechtbank brengt daarbij in herinnering dat verweerder op grond van de artikelen 22 en 37 van het IVRK is gehouden om de nodige humanitaire bijstand te verlenen – waaruit naar het oordeel van de rechtbank een actieve rol van de overheid volgt – en hij detentie slechts als uiterst redmiddel dient te gebruiken.
Dat, zoals verweerder heeft gesteld, wel gekeken wordt of de minderjarige vreemdeling kwetsbaar over komt, maakt het voorgaande niet anders nu een amv’er, juist vanwege de combinatie minderjarige asielzoeker en alleenstaand, in beginsel als kwetsbaar dient te worden aangemerkt.
8.4. Nu verweerder heeft volstaan met een verwijzing naar het grensbewakingsbelang en de aanzuigende werking en het initiatief omtrent het aandragen van omstandigheden op grond waarvan een alternatief moet worden aangeboden bij de vreemdeling heeft gelegd – en aldus, zoals eiseres heeft gesteld, niet een specifiek op haar situatie toegespitste belangenafweging heeft gemaakt –, heeft verweerder de grensdetentiemaatregel niet ’te goeder trouw’ opgelegd. Dit klemt naar het oordeel van de rechtbank temeer nu de vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6 van de Vw 2000, alsook de toegangsweigering, conform het geldende beleid na de afwijzende asielbeschikking is opgeheven.
8.5. De rechtbank hecht er in dit verband overigens aan nog op te merken dat niet valt in te zien waarom verweerder, zoals in het onderhavige geval, eerst tijdens het eerste gehoor bekijkt of de gestelde leeftijd geloofwaardig wordt geacht en gebruik dient te worden gemaakt van alternatieven als beschermde opvang. Tijdens het onderzoek ter plaatse is immers gebleken dat minderjarige vreemdelingen reeds bij binnenkomst in het AC standaard onmiddellijk door de vreemdelingenpolitie worden gehoord - omtrent onder meer de gestelde identiteit en eventuele familieleden hier te lande - alsook door vertegenwoordigers van het Nidos en Vluchtelingenwerk. Naar het oordeel van de rechtbank kan en, gelet op de uit het IVRK voortkomende verplichtingen, dient verweerder uit de door de Vreemdelingenpolitie verkregen gegevens en eventueel door Nidos en Vluchtelingenwerk verstrekte informatie, zich reeds op de eerste dag een oordeel te vormen over de gestelde minderjarigheid en eventuele alternatieve vormen van opvang.
9.1. Ten aanzien van de detentieomstandigheden overweegt de rechtbank voorts als volgt.
9.2. Zoals in r.o. 7.2 weergegeven volgt uit voormeld arrest van het EHRM van 29 januari 2008 ([naam 9]) dat de plaats en de verblijfsomstandigheden passend moeten zijn, in acht genomen dat de maatregel niet wordt toegepast op personen die strafbare feiten hebben begaan, maar op vreemdelingen die, vaak in vrees voor hun leven, vanuit hun land van herkomst zijn gevlucht. Voorts volgt uit het arrest van het EHRM van 19 januari 2010 ([naam 8] e.a., r.o. 73 en 74, LJN BL9430) dat indien sprake is van detentie van een minderjarige vreemdeling, de plaats en verblijfsomstandigheden dienen te zijn aangepast aan het verblijf van minderjarigen.
9.3. Tijdens de schouw heeft de rechtbank de volgende bevindingen gedaan.
9.3.1. In het AC verblijven de amv’s overdag tussen 8.00 en 22.00 uur tezamen met volwassen vreemdelingen aan wie de toegang is geweigerd, in de zogeheten dagopvangruimte 2. Het dagverblijf is bedoeld voor maximaal rond de 50 personen. In de periode dat eiseres er verbleef, verbleven er tussen de 25 en 42 personen in deze ruimte. De dagopvangruimte omvat ongeveer 170 m² en bestaat uit twee ruimtes. Een grote ruimte van ongeveer 140 m2 (hierna: de verblijfsruimte) en een aangrenzende kamer van ongeveer 30 m2 (hierna: de rustruimte).
9.3.1.1. In de verblijfsruimte zijn tien banken geplaatst met elk vier zitplaatsen en zes tafels, met elk ook vier zitplaatsen. De personen in deze ruimte zijn vanuit de aangrenzende gang, alwaar het bewakingspersoneel en andere medewerkers op het AC Schiphol zich begeven, voortdurend zichtbaar. Tijdens de schouw stonden in de verblijfsruimte veel plastic tassen verspreid, waarin de vreemdelingen overdag hun spullen bewaren. In het midden van de ruimte staat een koelkast met etens- en drinkwaren en een koffieautomaat. Ook bevindt zich daar de toegang tot twee ruimtes waar zich de heren- en damestoiletten (ieder twee) bevinden. De toiletruimtes zelf zijn van de verblijfsruimte afgescheiden middels een zogeheten dichte deur. De deuren van de toiletten zelf zijn zowel aan de onder- als bovenkant open (ongeveer een halve meter).
Aan een binnenzijde van de verblijfsruimte is een televisie geplaatst die, gelet op de mededeling van het bewakingspersoneel, vrijwel de gehele dag aanstaat, meestal met muziekzenders of nieuws. In één van de hoeken is een speelplek voor jonge kinderen ingericht. Deze plek beslaat ongeveer 6 m2 en wordt enigszins van de rest van de verblijfsruimte afgescheiden door een lage boekenkast. In de speelruimte lagen wat knuffels en speelgoed voor kinderen tot ongeveer 6 jaar. Het speelgoed lag door elkaar heen. In de boekenkast stonden een aantal boeken in het Engels, Turks en Frans als ook een boek in het Farsi.
Aan de andere zijde van de verblijfsruimte staan een tafelvoetbaltafel en, op het moment van de schouw sinds enkele dagen, een Nintendo Wii. Ook bevinden zich daar een aantal kluisjes waar de vreemdelingen waardevolle spullen in kunnen opbergen.
In de verblijfsruimte is er continu geluid van pratende mensen, de televisie, de spelcomputer en de jonge kinderen in de speelhoek.
9.3.1.2. Vanuit de verblijfsruimte heeft men vrije toegang tot de rustruimte. Deze kamer is gelegen voorbij de tafelvoetbaltafel, heeft een groot raam en is altijd zichtbaar voor derden vanuit de verblijfsruimte. Er staan drie bedden voor volwassenen en een deel van de ruimte is afgeschermd met een tussenschot van ongeveer 1,5 m hoog, om te dienen als gebedsruimte. Tijdens het bezoek van de rechtbank werd de ruimte door meerdere personen gebruikt. Ook was tijdens het bezoek van de rechtbank in de gebedsruimte één van de banken uit de verblijfsruimte geplaatst, waarop iemand lag te slapen.
9.3.2. Vanuit de verblijfsruimte heeft men vrij toegang tot de buitenruimte. De buitenruimte heeft de vorm van een niet gelijkzijdige driehoek en beslaat ongeveer 70 m². De buitenruimte wordt aan twee kanten begrensd door het AC-gebouw (aan één kant de verblijfsruimte en de andere kant de rustruimte en een slaapzaal). De derde, en langste, kant van de buitenruimte wordt begrensd door een hekwerk van ongeveer 3 meter hoog. De bovenkant van de buitenruimte wordt begrensd door een vlechtwerk. Enkele vierkante meters van de buitenruimte zijn enigszins beschut tegen regen. Verder staan er drie banken, een wipkip en staat er permanent een beveiligingscamera op de buitenruimte gericht.
Door het hekwerk heen heeft men zicht op een grasveld, een aantal bomen als ook de naast het AC-gebouw liggende, en wat hoger gelegen, doorgaande provinciale weg. Tijdens de schouw, omstreeks elf uur op een doordeweekse dag, was er een continue geluid van langsrijdend gemotoriseerd verkeer te horen. Alhoewel door de rechtbank tijdens de schouw zelf niet waargenomen, is niet in geschil dat vanuit de buitenruimte voorts geregeld het geluid van vertrekkende en aankomende vliegtuigen van en naar het naast het AC-Schiphol gelegen Schiphol Airport is te horen.
9.3.3. Omstreeks 22.00 uur worden de vreemdelingen naar de slaapzalen gebracht, waarin gemiddeld zes stapelbedden zijn geplaatst. De vreemdelingen hebben geen vaste slaapplek, worden gescheiden in groepen en krijgen elke avond opnieuw dekens en papieren lakens uitgereikt. Alleenstaande minderjarige meisjes kunnen in een slaapvertrek worden geplaatst bij moeders met kinderen. Eén slaapvertrek viel op doordat er in het geheel geen daglicht binnenviel. Andere slaapvertrekken vielen op omdat er geen mogelijkheid was om daglicht te weren. Van buiten kan weliswaar niet naar binnen worden gekeken omdat gebruik is gemaakt van getint glas, maar van binnenuit ziet men dag en nacht de buitenomgeving omdat raambedekking ontbreekt.
9.3.4. De vreemdelingen kunnen zich niet vrijelijk bewegen tussen de dagopvangruimte en de slaapzalen.
9.3.5. Voor minderjarigen worden geen (educatieve) activiteiten verricht. Verweerder heeft desgevraagd niet kunnen aangeven of het bewakingspersoneel een specifieke opleiding of training heeft genoten inzake het omgaan met minderjarigen.
9.4.1. Uit de bevindingen van de schouw volgt dat de vreemdelingen de gehele dag bij elkaar in hoofdzakelijk één ruimte verblijven, alwaar er continu sprake is van geluid. De rustruimte kan, anders dan verweerder heeft beoogd, niet als een mogelijkheid tot afzondering worden beschouwd, nu deze zichtbaar is vanuit de verblijfsruimte en door meerdere personen gelijktijdig gebruikt kan worden.
Uit het feit dat de vreemdelingen volgens een vast schema verplicht zijn zich in de dagopvangruimte of slaapzaal op te houden zonder dat zij deze zelfstandig kunnen verlaten als ook de wijze waarop de buitenruimte is vorm gegeven, volgt naar het oordeel van de rechtbank voorts dat het verblijf op AC Schiphol een penitentiair karakter draagt.
Verder kent het AC Schiphol voor minderjarige asielzoekers als eiseres geen specifiek op die leeftijd gerichte faciliteiten noch worden er voor deze leeftijdsgroep geschikt te achten (educatieve) activiteiten aangeboden.
9.4.2. Hieruit volgt dat het AC Schiphol naar het oordeel van de rechtbank wat het gebouw betreft noch anderszins is aangepast aan het verblijf van minderjarige vreemdelingen als eiseres en dat de plaats en verblijfsomstandigheden aldus niet voldoen voor het verblijf van eiseres.
9.5. Overigens merkt de rechtbank nog op dat zij de omstandigheid dat eiseres een keer niet zou zijn gewekt in verband met de ramadan aannemelijk acht. Daaraan verbindt de rechtbank echter geen conclusies nu verweerder heeft gesteld dat dit eenmaal abusievelijk is gebeurd en er de overige dagen geen klachten op dit vlak zijn opgetreden.
10. Nu de detentie naar het oordeel van de rechtbank niet te goeder trouw is toegepast en de plaats en verblijfsomstandigheden niet voldoen aan het verblijf van een minderjarige vreemdeling als eiseres, komt de rechtbank tot de conclusie dat de detentie willekeurig was te noemen als bedoeld in de jurisprudentie van het EHRM.
11. Hieruit volgt dat de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel van meet af aan in strijd is geweest met artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f, van het EVRM. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond.
12. De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen en wel tot een bedrag van € 80,-- per dag dat eiseres in het AC-Schiphol ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, derhalve in totaal € 880,--.
13. Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1092,50,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het verschijnen ter nadere zitting; waarde per punt € 437,--, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 880,-- (zegge: achthonderdtachtig euro), te betalen aan eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag groot € 1092,50 (zegge: duizend tweeënnegentig euro en vijftig cent), te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, en mrs. H.B. van Gijn en
J. Jonkers, in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer en H.C. Hagen, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.
Afschrift verzonden op:
Conc.: JV
Coll: MP
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.