ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3377
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenvergoeding in bezwaarprocedure bij WOZ-beschikking
In deze zaak gaat het om de proceskostenvergoeding in het kader van een bezwaarprocedure tegen een WOZ-beschikking. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente, waarbij de waarde van haar woning was vastgesteld op € 267.000. Eiseres heeft rechtsbijstand ingeschakeld op basis van een ‘no cure no pay’-overeenkomst, wat inhoudt dat zij in het geval van een verloren procedure niets verschuldigd is en in het geval van een gewonnen procedure niet meer dan de proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar gegrond verklaard, maar de proceskostenvergoeding afgewezen, omdat hij van mening was dat eiseres geen kosten had gemaakt.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bestaan van de ‘no cure no pay’-overeenkomst niet betekent dat er geen kosten zijn gemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting verklaard dat er bij het sluiten van het dossier een vergoeding in rekening zal worden gebracht. De rechtbank concludeert dat eiseres wel degelijk kosten heeft gemaakt voor de rechtsbijstand in de bezwaarprocedure.
De rechtbank heeft de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd voor wat betreft de proceskostenvergoeding en heeft verweerder opgedragen om eiseres een proceskostenvergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 161 voor de bezwaarprocedure en € 644 voor de beroepsprocedure, en heeft ook bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 aan haar moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan op 30 maart 2010.