ECLI:NL:RBSGR:2010:BN3279

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/41097
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en rechtszekerheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een eiser van Chinese nationaliteit. De eiser had een verblijfsvergunning aangevraagd op basis van de afwikkeling van een nalatenschap onder de oude Vreemdelingenwet 2007. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, ten onrechte was uitgegaan van een andere geboortedatum dan eerder was vastgesteld in de procedure die aan de vergunning ten grondslag lag. De rechtbank benadrukte het belang van het rechtszekerheidsbeginsel en stelde vast dat er geen nieuwe, niet eerder bekende gegevens waren die een wijziging van de geboortedatum rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het besluit van 15 oktober 2009 en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van de eiser ter hoogte van € 874,-. Tevens werd gelast dat het door de eiser betaalde griffierecht van € 150,- aan hem werd vergoed. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van de Vreemdelingenwet en de waarborgen van rechtszekerheid in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 09/41097
Datum uitspraak: 3 augustus 2010
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[naam eiser]
geboren op [geboortedatum]
v-nummer [nummer]
van Chinese nationaliteit,
eiser,
gemachtigde mr. L.M. Straver,
tegen
de Staatssecretaris thans Minister van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 29 december 2008 heeft eiser een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf bij partner [naam referente] aangevraagd.
Bij besluit van 26 februari 2009 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen.
Daartegen heeft eiser op 27 maart 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 15 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Op 9 november 2009 heeft eiser beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 mei 2010. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. F.M. Ticheler.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 8:69 van de Awb, dient de rechtbank het bestreden besluit — de motivering waarop dit besluit berust daaronder begrepen — te toetsen aan de hand van de tegen dat besluit aangevoerde beroepsgronden.
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser geen gelegaliseerde ongehuwdverklaring van referente heeft overgelegd. Deze is noodzakelijk nu verweerder uitgaat van een geboortedatum van referente van [geboortedatum 1] die haar is toegekend bij een leeftijdsonderzoek van 8 november 2006. Van die geboortedatum uitgaande had referente de huwelijksgerechtigde leeftijd toen zij Nederland inreisde, zodat een ongehuwdverklaring niet achterwege mag blijven. Dat tijdens de verlening van de verblijfsvergunning in het kader van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet, neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 12 juni 2007 (WBV 2007/11; hierna ook te noemen: de Regeling) van de geboortedatum [geboortedatum 2] is uitgegaan, doet hieraan niet af, aldus verweerder.
3. Hiermee kan eiser zich niet verenigen en daartoe wordt, zakelijk gesteld en voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt hij geen gelegaliseerde ongehuwdverklaring van referente hoeft te overleggen, aangezien eiseres 15 jaar oud was toen zij Nederland is ingereisd en aldus niet gerechtigd was om te huwen. Eiser meent dan ook dat volstaan kan worden met het overgelegde uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie waar op is vermeld dat referente ongehuwd is. Volgens eiser dient verweerder uit te gaan van de geboortedatum [geboortedatum 2] nu verweerder eveneens van deze gegevens is uitgegaan bij de verlening van de verblijfsvergunning op grond van de Regeling.
4. De rechtbank stelt vast dat referente een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, onder de beperking “voortgezet verblijf na verblijf op grond van de Speciale Regeling 2007” is verstrekt. Deze verblijfsvergunning is verleend met ingang van 8 mei 2008, geldig tot 15 juni 2013. Daarbij is uitgegaan van een geboortedatum van referente van [geboortedatum 2]. In het kader van de verblijfsaanvaarding op grond van de Regeling zijn de identiteitsgegevens, waaronder de geboortedatum van referente, expliciet aan de orde zijn geweest. Dit mede gelet op het leeftijdsonderzoek van 7 november 2006, waaruit een andere geboortedatum van referente volgt. Verweerder heeft alstoen echter berust in de geboortedatum van [geboortedatum 2]. Deze geboortedatum is ook opgenomen als geboortedatum van referente in de gemeentelijke basisadministratie. Onder deze omstandigheden gaat het niet aan dat verweerder thans in deze procedure van een andere geboortedatum uitgaat. Dat zou slechts anders zijn indien sprake is van niet eerder bij verweerder bekende gegevens welke het rechtvaardigen dat thans van een andere geboortedatum wordt uitgegaan, bijvoorbeeld indien nadien fraude wordt geconstateerd of uit latere gegevens alsnog blijkt dat de opgegeven geboortedatum niet juist is. Dat is echter gesteld noch gebleken. Dat verweerder op grond van het verrichte leeftijdsonderzoek twijfelt aan de door referente verstrekte gegevens over haar geboortedatum mag verweerder eiser aldus thans niet tegenwerpen. Door bij het bestreden besluit uit te gaan van een andere geboortedatum dan [geboortedatum 2] heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel gehandeld.
5. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel het beroep gegrond is en het betreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. Verweerder zal een nieuw besluit op de bezwaren moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 874,- aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. Genoemde kosten dienen, aangezien eiser met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
De beslissing
De rechtbank:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van 15 oktober 2009;
III. veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 874,-, welk bedrag dient te worden betaald aan de griffier van deze nevenzittingsplaats waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd;
IV. gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 150,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders, griffier.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2010.
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing. Een afschrift van de uitspraak dient overgelegd te worden. Meer informatie treft u aan op de website van de Raad van State (www.raadvanstate.nl).