ECLI:NL:RBSGR:2010:BN2731
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting van Eritrese vreemdeling en de redelijkheid van bewaringstermijn
In deze zaak gaat het om de vreemdeling, eiser, afkomstig uit Eritrea, die in vreemdelingenbewaring is gesteld door de Minister van Justitie. De rechtbank heeft op 28 juni 2010 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van deze bewaring. Eiser stelt dat het zicht op uitzetting na zes maanden is vervallen, omdat de Eritrese autoriteiten in de periode van 2006 tot 2009 geen laissez-passer (lp) hebben afgegeven. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen zijn dat eiser daadwerkelijk uit Eritrea komt, gezien de verstrekte paspoortgegevens. De rechtbank concludeert dat de bewaring van eiser in redelijkheid pas na negen maanden kon worden opgeheven, omdat hij zelf niet heeft meegewerkt aan het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit. De rechtbank wijst erop dat de verantwoordelijkheid voor het versnellen van het proces bij de vreemdeling ligt, en dat zijn non-coöperatieve houding heeft bijgedragen aan de vertraging van het onderzoek. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verweerder om voortvarend afspraken te maken met de Eritrese autoriteiten om de samenwerking te verbeteren en de afgifte van lp's te bespoedigen.