ECLI:NL:RBSGR:2010:BN1300

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
FA RK 10-3775 / 366368
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering en mediation tussen ouders

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 juni 2010, betreft het een internationale kinderontvoering. De vader en de moeder, beiden van Belgische nationaliteit, hebben tijdens een regiezitting besloten om hun geschil middels mediation op te lossen. Deze mediation heeft geleid tot een algehele overeenstemming tussen de ouders. De Centrale Autoriteit heeft het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige ingetrokken, wat de rechtbank de mogelijkheid gaf om de afspraken van de ouders, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, in de beschikking op te nemen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder met de minderjarige in augustus 2009 naar Nederland is verhuisd en dat het huwelijk van de ouders op 21 november 2008 is ontbonden. De ouders hebben op 28 mei 2010 een vaststellingsovereenkomst ondertekend, waarin is afgesproken dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder zal zijn, met een zorg- en vakantieregeling. De Centrale Autoriteit heeft de rechtbank verzocht om deze overeenkomst te bekrachtigen en op te nemen in de beschikking.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen, aangezien de minderjarige haar hoofdverblijfplaats in Nederland heeft verkregen. De rechtbank heeft de door de ouders getroffen regeling ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande de minderjarige in de beschikking opgenomen en verklaarde deze uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, kinderrechter, bijgestaan door mr. L.F.A. Bos als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Nevenzittingsplaats 's-Gravenhage
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 10-3775
Zaaknummer: 366368
Datum beschikking: 10 juni 2010
Internationale kinderontvoering
Beschikking op het op 6 mei 2010 ingekomen verzoek van:
de Directie Justitieel Jeugdbeleid, Afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Justitie, thans geheten de directie Control, Bedrijfsvoering en Juridische Zaken van het directoraat-generaal Preventie, Jeugd en Sancties, afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Justitie, belast met de taak van Centrale Autoriteit als bedoeld in artikel 4 van de Wet van 2 mei 1990 (Stb. 202) tot uitvoering van het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (Trb. 1987, 139), gevestigd te 's-Gravenhage,
verder te noemen: de Centrale Autoriteit, optredend voor zichzelf en namens:
[de vader],
wonende te [plaats 1], België.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [plaats 2],
advocaat: mr. A.H. Stork te Bussum.
Procedure
Van de zijde van de vader is op 7 december 2009 bij de Centrale Autoriteit een verzoek ingediend tot teruggeleiding naar België van de minderjarige:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats 3], België.
Op 6 mei 2010 heeft de Centrale Autoriteit onderhavig verzoekschrift bij de rechtbank Amsterdam ingediend.
Bij beschikking d.d. 7 mei 2010 heeft de rechtbank Amsterdam zich bevoegd geacht van de zaak kennis te nemen en op grond van artikel 8 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen en het Aanwijzingsbesluit 's-Gravenhage als nevenzittingsplaats internationale kinderontvoeringen d.d. 4 februari 2009 van de Raad voor de Rechtspraak bepaald dat de behandeling van de zaak plaatsvindt in de nevenzittingsplaats 's-Gravenhage.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift.
Op 20 mei 2010 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de Centrale Autoriteit in de persoon van mr. M.M. Maljaars-Hendrikse, de vader, de moeder met haar advocaat, alsmede de Raad voor de Kinderbescherming in de persoon van mevrouw E.K.M. Bakker. Het betrof hier een regiezitting in het kader van de Pilot crossborder mediation in internationale kinderontvoeringszaken met als behandelend rechter, tevens kinderrechter, mr. J.M.J. Keltjens.
Na genoemde regiezitting hebben de vader en de moeder getracht door middel van mediation tot een minnelijke schikking te komen.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 2 juni 2010, met bijlage, van de zijde van de Centrale Autoriteit;
- het faxbericht d.d. 3 juni 2010 van de zijde van de moeder.
Feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat tussen partijen het volgende vast.
De vader en de moeder zijn op [datum] 2001 te [plaats 3], België, met elkaar gehuwd.
Uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats 3], België.
Het huwelijk is bij vonnis van de rechtbank van 's-Gravenhage van 21 november 2008 ontbonden.
De moeder is met de minderjarige in augustus 2009 naar Nederland vertrokken.
De vader en de moeder hebben de Belgische nationaliteit.
Ter terechtzitting hebben de vader en de moeder besloten te trachten hun geschil door middel van mediation tot een oplossing te brengen.
De mediation heeft geresulteerd in algehele overeenstemming. De vader en de moeder hebben op 28 mei 2010 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin zij zijn overeengekomen dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige bij de moeder, thans woonachtig te [plaats 2] in Nederland, zal zijn. Verder hebben zij onder meer een reguliere zorg- en vakantieregeling afgesproken.
Verzoek en verweer
De Centrale Autoriteit heeft haar verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige naar België ingetrokken.
De Centrale Autoriteit heeft de rechtbank bij brief van 2 juni 2010, mede namens de vader, verzocht de tussen de moeder en de vader tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst te bekrachtigen, door deze afspraken, voor zover mogelijk, op te nemen in de beschikking, althans (subsidiair) de afspraken te vermelden in de aan de beslissing ten grondslag liggende overwegingen, althans (meer subsidiair) in ieder geval de vaststellingsovereenkomst aan te hechten.
Blijkens het faxbericht van 3 juni 2010 stemt de moeder met het verzoek van de Centrale Autoriteit in.
Beoordeling
De vader en de moeder zijn op 28 mei 2010 overeengekomen dat [minderjarige] haar gewone verblijfplaats bij de moeder in Nederland zal hebben. Derhalve is ingevolge artikel 10 aanhef en onder a Brussel IIbis aan de bevoegdheid van de Belgische rechter ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [minderjarige] vanaf die datum een einde gekomen.
Nu het thans voorliggende verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst op 2 juni 2010 is ingekomen - derhalve nadat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats in Nederland heeft verkregen - is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht van dat verzoek kennis te nemen.
De Centrale Autoriteit en de moeder hebben eensluidend verzocht de door de moeder en de vader ondertekende vaststellingsovereenkomst in de beschikking op te nemen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen nu niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich daartegen verzet.
Beslissing
De rechtbank:
neemt op de door de vader en de moeder getroffen onderlinge regeling ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid aangaande [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats 3], België, zoals neergelegd in de (in fotokopie) aan deze beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. L.F.A. Bos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2010.