Parketnummers 09/753838-09 en 09/535619-09 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak: 14 juli 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op[geboortedag],
adres:[adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 april 2010 (alleen parketnummer 09/753838-09) en 30 juni 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.W. Szymkowiak, advocaat te Maastricht, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. N.P.J. Coenen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 09/753838-09 (verder te noemen dagvaarding I) en 09/535619-09 (verder te noemen dagvaarding II) ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Intratuin Voorschoten BV.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 45.250,72, subsidiair 261 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd Intratuin Voorschoten BV.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (met parketnummer 09/535619-09) onder 7 genummerde voorwerp (personenauto [kenteken]) zal worden teruggegeven aan de verdachte [verdachte].
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (parketnummer 09/753838-09):
hij op of omstreeks 28 december 2009 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 37.255 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Intratuin Voorschoten en/of [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A] en/of een aantal medewerkers van Intratuin Voorschoten, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het met bivakmutsen op het hoofd die vestiging van Intratuin binnengaan en/of met (een) vuurwapen(s) en/of een mes bedreigen van die medewerkers en/of die [A] en/of het - onder bedreiging van die/dat vuurwapen(s) en/of dat mes - dwingen van die medewerkers en/of die [A] om op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) het op de rug bijeen binden van de handen van genoemde personen en/of het hardhandig omhoog trekken en/of met het mes in de zij prikken van één van die medewerkers en/of het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Dagvaarding II (parketnummer 09/535619-09):
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2009 tot en met 16 november 2009 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bedrijfspand van de Hortus Botanicus heeft weggenomen een hoeveelheid microscopen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Hortus Botanicus, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een ruit te verbreken, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
(Partiële) nietigheid dagvaarding.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat dagvaarding I voor wat betreft het gedeelte 'het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen' nietig dient te worden verklaard omdat het 'dwingen' niet voldoende feitelijk is gemaakt. Het is immers niet duidelijk waaruit het dwingen heeft bestaan.
De rechtbank is van oordeel dat het gedeelte 'het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen' inderdaad nietig is. Het begrip dwingen wordt op geen enkele wijze nader feitelijk omschreven.
De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding II is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte is aangehouden in een auto, welke een getuige een half uur ervoor in een verdachte situatie heeft gezien. De getuige heeft echter geen duidelijke signalementen kunnen geven. Ook is er geen aanvullend bewijsmateriaal in het dossier aanwezig, waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt. Onduidelijk blijft daarom of verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de microscopen en, indien hij betrokken zou zijn geweest, welke rol hij in het geheel zou hebben gespeeld. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrij spreken van het onder parketnummer 09/535619-09 ten laste gelegde feit.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de dagvaarding voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:
hij op 28 december 2009 te Voorschoten tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 37.255 euro, toebehorende aan Intratuin Voorschoten en/of [A], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [A] en een aantal medewerkers van Intratuin Voorschoten, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het met bivakmutsen op het hoofd die vestiging van Intratuin binnengaan en met vuurwapens en een mes bedreigen van die medewerkers en die [A] en het - onder bedreiging van die vuurwapens en dat mes - dwingen van die medewerkers en die [A] om op de grond te gaan liggen en vervolgens het op de rug bijeen binden van de handen van genoemde personen en het hardhandig omhoog trekken en met het mes in de zij prikken van één van die medewerkers.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededaders hebben in de vroege ochtend van 28 december 2009 een gewapende overval gepleegd bij een tuincentrum in Voorschoten. Om herkenning te voorkomen droegen zij daarbij bivakmutsen en identieke regenkleding. Bij de gewapende overval zijn veertien slachtoffers bedreigd met vuurwapens en een mes. Het merendeel van de slachtoffers is daarbij met tie-wraps vastgebonden aan polsen en enkels, om zo een aanzienlijk geldbedrag buit te kunnen maken.
Het bewezenverklaarde feit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Zij zullen ten gevolge van deze voor hen schokkende gebeurtenis nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Ter terechtzitting heeft de voorzitter de slachtofferverklaring van de bedrijfsleider van het tuincentrum voorgehouden. Hierin wordt benadrukt wat een enorme uitwerking de overval op de slachtoffers heeft gehad en hoe hun leven, zelfs zes maanden na het voorval, hierdoor nog negatief wordt beïnvloed.
Het bewezenverklaarde feit roept daarnaast algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op, in het bijzonder bij winkelpersoneel.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich in hun handelen uitsluitend laten leiden door eigen geldelijk gewin en daarbij geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank neemt in haar overweging mee dat bij het begaan van onderhavig misdrijf voornamelijk is gedreigd met geweld en dat - voor zover geweld werd gebruikt - dit geen grof geweld was. Eén slachtoffer, dat per ongeluk aan haar hoofd gewond was geraakt, hebben zij niet vastgebonden, maar op een stoel laten zitten en een theedoek aangeboden om haar hoofdwond te stelpen. Aan haar is een mobiele telefoon overhandigd en daarbij is gezegd dat zij vijftien minuten na het vertrek van de daders een ambulance mocht bellen.
Bovendien heeft de overal op een tamelijk amateuristische wijze plaatsgevonden. De daders hebben de slachtoffers gevraagd hun mobiele telefoon af te geven, maar daarbij niemand gefouilleerd. Hierdoor heeft één slachtoffer kans gezien om de politie te bellen. Tevens waren niet alle slachtoffers strak vastgebonden met tie-wraps.
Als laatste speelt ook de proceshouding van verdachte een rol. Verdachte heeft uiteindelijk ter terechtzitting verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en ook zijn spijt betuigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de voorlichtingsrapportage van Reclassering Den Haag, op 4 maart 2010 opgesteld en ondertekend door [X], reclasseringswerker, en
[Y], leidinggevende. Uit de rapportage komt naar voren dat het recidiverisico van verdachte hoog gemiddeld is. Verdachte heeft delictgerelateerde problemen op diverse leefgebieden en schoolontwikkeling, waar hij ondersteuning bij kan gebruiken. De reclassering adviseert bij schuldigverklaring, naast een onvoorwaardelijk strafdeel in de vorm van een gevangenisstraf, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met een verplicht reclasseringscontact. De bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en behandelverplichting worden daarbij geadviseerd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte al eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor een soortgelijk feit. Verdachte heeft uit zijn eerdere veroordeling kennelijk geen lering getrokken.
Al het bovenstaande in overweging nemende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Dit dient ertoe het risico van recidive zoveel mogelijk te beperken.
De vordering van de benadeelde partij.
Intratuin Voorschoten BV, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 45.250,72. De vordering is ter terechtzitting uitdrukkelijk betwist.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil. Hier hetzelfde als in [Z].
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte [verdachte] gelasten van het op de beslaglijst onder 7 genummerde voorwerp (personenauto [kenteken]), nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 12 (twaalf) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt het blijven melden bij de reclassering Nederland, zo frequent als de reclassering dat nodig acht (meldingsgebod), en het ondergaan van een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de benadeelde partij Intratuin Voorschoten BV niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan verdachte [verdachte] van het op de beslaglijst onder 7 genummerde voorwerp, te weten: personenauto [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Keltjens, voorzitter,
mr. P. Poustochkine en mr. M. van Seventer rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2010