Parketnummer 09/753839-09
Datum uitspraak: 14 juli 2010
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
[adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 april 2010 en 30 juni 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Breda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. N.P.J. Coenen heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en het volgen van een COVA-training.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Intratuin Voorschoten BV.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 45.250,72, subsidiair 261 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd Intratuin Voorschoten BV.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2009 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 37.255 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Intratuin Voorschoten en/of [A.], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [A.] en/of een aantal medewerkers van Intratuin Voorschoten, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het met bivakmutsen op het hoofd die vestiging van Intratuin binnengaan en/of met (een) vuurwapen(s) en/of een mes bedreigen van die medewerkers en/of die [A.] en/of het - onder bedreiging van die/dat vuurwapen(s) en/of dat mes - dwingen van die medewerkers en/of die [A.] om op de grond te gaan liggen en/of (vervolgens) het op de rug bijeen binden van de handen van genoemde personen en/of het hardhandig omhoog trekken en/of met het mes in de zij prikken van één van die medewerkers en/of het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
(Partiële) nietigheid dagvaarding.
De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft het gedeelte 'het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen' nietig dient te worden verklaard, omdat dwingen geen feitelijke uitvoeringshandeling van geweld betreft.
De rechtbank is van oordeel dat het gedeelte 'het dwingen van die medewerker om een kast en/of een kluis te openen' nietig is. Het begrip dwingen wordt op geen enkele wijze nader feitelijk omschreven.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de dagvaarding voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging dat:
hij op 28 december 2009 te Voorschoten tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 37.255 euro, toebehorende aan Intratuin Voorschoten en/of [A.], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [A.] en een aantal medewerkers van Intratuin Voorschoten, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het met bivakmutsen op het hoofd die vestiging van Intratuin binnengaan en met vuurwapens en een mes bedreigen van die medewerkers en die [A.] en het - onder bedreiging van die vuurwapens en dat mes - dwingen van die medewerkers en die [A.] om op de grond te gaan liggen en vervolgens het op de rug bijeen binden van de handen van genoemde personen en het hardhandig omhoog trekken en met het mes in de zij prikken van één van die medewerkers.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn mededaders hebben in de vroege ochtend van 28 december 2009 een gewapende overval gepleegd bij een tuincentrum in Voorschoten. Om herkenning te voorkomen droegen zij daarbij bivakmutsen en identieke regenkleding. Bij de gewapende overval zijn veertien slachtoffers bedreigd met vuurwapens en een mes. Het merendeel van de slachtoffers is daarbij met tie-wraps vastgebonden aan polsen en enkels, om zo een aanzienlijk geldbedrag buit te kunnen maken.
Het bewezenverklaarde feit houdt een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Zij zullen ten gevolge van deze voor hen schokkende gebeurtenis nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden. Ter terechtzitting heeft de voorzitter de slachtofferverklaring van de bedrijfsleider van het tuincentrum voorgehouden. Hierin wordt benadrukt wat een enorme uitwerking de overval op de slachtoffers heeft gehad en hoe hun leven, zelfs zes maanden na het voorval, hierdoor nog negatief wordt beïnvloed.
Het bewezenverklaarde feit roept daarnaast algemene gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij op, in het bijzonder bij winkelpersoneel.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich in hun handelen uitsluitend laten leiden door eigen geldelijk gewin en daarbij geen rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers en de maatschappij. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank neemt in haar overweging mee dat bij het begaan van onderhavig misdrijf voornamelijk is gedreigd met geweld en dat - voor zover geweld werd gebruikt - dit geen grof geweld was. De rechtbank houdt er eveneens rekening mee dat verdachte -zoals ook uit verklaringen van slachtoffers in het proces-verbaal blijkt - een zekere mate van empathie met de slachtoffers toonde door ze gerust te stellen. Één slachtoffer, dat per ongeluk aan haar hoofd gewond was geraakt, werd niet vastgebonden, maar kon op een stoel zitten en werd een theedoek aangeboden om haar hoofdwond te stelpen. Aan haar is een mobiele telefoon overhandigd en daarbij is gezegd dat zij vijftien minuten na het vertrek van de daders een ambulance mocht bellen.
Bovendien heeft de overal op een tamelijk amateuristische wijze plaatsgevonden. De daders hebben de slachtoffers gevraagd hun mobiele telefoon af te geven, maar daarbij niemand gefouilleerd. Hierdoor heeft één slachtoffer kans gezien om de politie te bellen. Tevens waren niet alle slachtoffers strak vastgebonden met tie-wraps.
Als laatste speelt ook de proceshouding van verdachte een rol. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en inzicht getoond in zijn gedrag en de gevolgen voor de slachtoffers en zijn spijt betuigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de voorlichtingsrapportage van Reclassering Den Haag, op 4 juni 2010 opgesteld en ondertekend door H. Blaisse, reclasseringswerker, en
M. Verburgt, leidinggevende. Uit de rapportage komt naar voren dat het recidiverisico van verdachte laag gemiddeld is. Verdachte heeft delictgerelateerde problemen op diverse leefgebieden, waar hij ondersteuning bij kan gebruiken. Verdachte toont inzicht in zijn handelen, onder meer door te vertellen over het leed dat hij bij slachtoffers heeft veroorzaakt, en hij heeft aangegeven mee te willen werken aan alle voorstellen van de reclassering. De reclassering adviseert bij schuldigverklaring dan ook, naast een onvoorwaardelijk strafdeel in de vorm van een gevangenisstraf, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. De bijzondere voorwaarden van een meldingsgebod en de deelname aan een CoVa-training worden daarbij geadviseerd.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie voor een vermogens- of geweldsdelict.
Al het bovenstaande in overweging nemende, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor na te melden duur passend en geboden is. De rechtbank zal een deel daarvan voorwaardelijk opleggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst weer strafbare feiten te plegen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering.
De vordering van de benadeelde partij.
Intratuin Voorschoten BV, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 45.250,72. De vordering is ter terechtzitting nadrukkelijk betwist.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 14d, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 (één) jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt het blijven melden bij de reclassering Nederland, zo frequent als de reclassering dat nodig acht (meldingsgebod), en de deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de benadeelde partij Intratuin Voorschoten BV niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.J. Keltjens, voorzitter,
mr. P. Poustochkine en mr. M. van Seventer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.I. Hendricks, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juli 2010.