ECLI:NL:RBSGR:2010:BM7238

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/21382
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens gebrek aan specifieke volmacht aan advocaat

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een vreemdeling van Pakistaanse nationaliteit, en de minister van Justitie. Eiser had op 11 juni 2009 beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij zijn aanvraag tot wijziging van een verblijfsvergunning was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de advocaat van eiser niet bepaaldelijk gevolmachtigd was om het beroep in te stellen, omdat hij in een brief van 17 maart 2010 had verklaard al meer dan een jaar geen contact met eiser te hebben gehad. Dit gebrek aan specifieke volmacht leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de volmacht aan de advocaat afzonderlijk per instantie moet worden verleend. De rechtbank verwierp ook het verzoek van de advocaat om bij verstek uitspraak te doen, aangezien de advocaat zich niet bevoegd voelde om het beroep in te trekken. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en oordeelde dat er geen omstandigheden waren die aanleiding gaven tot vergoeding van griffierechten of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. H.J. Fehmers, voorzitter, en mr. M.L. Bosman, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van vier weken voor het indienen van het beroepschrift.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 09/21382
V-nr:
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
in het geding tussen:
eiser, van Pakistaanse nationaliteit,
gemachtigde: mr. P.W. Altenburg, advocaat te Amsterdam,
en:
de minister van Justitie, voorheen de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. B.M. Kristel, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser van 13 november 2007 tot wijziging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 afgewezen. Het daartegen ingestelde bezwaar is bij besluit van 13 mei 2009, verzonden op 14 mei 2009, ongegrond verklaard. Op 11 juni 2009 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen.
Bij verzoekschrift van 11 juni 2009 heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter van de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, heeft dit verzoek bij uitspraak van 19 november 2009 afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 april 2010. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van afwezigheid niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Overwegingen
1. Ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 wordt het bezwaar, administratief beroep, het beroep op de rechtbank of het hoger beroep ingesteld door de vreemdeling in persoon, zijn wettelijk vertegenwoordiger, zijn bijzondere gemachtigde of een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
2. Bij brief van 17 maart 2010 heeft de advocaat van eiser de rechtbank meegedeeld al zeker gedurende een jaar geen contact meer te hebben met eiser. De advocaat geeft aan niet ter zitting te zullen verschijnen en te verwachten dat eiser ook niet zal verschijnen. De advocaat van eiser stelt dat hij zich niet gevolmachtigd voelt het beroep in te trekken en verzoekt de rechtbank ‘bij verstek’ schriftelijk uitspraak te doen.
3. De rechtbank is van oordeel dat de advocaat van eiser niet bepaaldelijk gevolmachtigd is geweest tot het instellen van het beroep van 11 juni 2009, nu hij in zijn brief van 17 maart 2010 heeft verklaard al zeker gedurende een jaar geen contact met eiser te hebben. Ook al zou de advocaat bij voorbaat door eiser zijn gemachtigd, dan is dit niet voldoende. Uit artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 volgt immers dat de volmacht aan de advocaat afzonderlijk per instantie dient te worden verleend en niet in het algemeen voor alle nog aan te wenden rechtsmiddelen kan worden verleend. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 maart 2009 (LJN: BI0062).
4. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
5. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Fehmers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Bosman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2010.
De griffier
De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc: MB
Coll.:
D: B
VK
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.