ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3285

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10 / 9036 VRONTN
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om schadevergoeding na intrekking beroep vreemdelingenbewaring

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie om hem in vreemdelingenbewaring te stellen. Tijdens de procedure heeft eiser zijn beroep ingetrokken, nadat de vreemdelingenbewaring op 15 maart 2010 was opgeheven. Eiser handhaafde echter wel zijn verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu het beroep is ingetrokken, er geen wettelijke grondslag meer bestaat om op het verzoek tot schadevergoeding te beslissen. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

De rechtbank overwoog dat de intrekking van het beroep betekent dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling niet langer ter toetsing voorligt. De rechtbank verwees naar artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit blijkt dat de procedure niet meer voortgezet kan worden. De rechtbank benadrukte dat de uitspraak geen inhoudelijke beslissing geeft over het verzoek om schadevergoeding, maar enkel over de bevoegdheid van de rechtbank om dit verzoek te behandelen.

De uitspraak werd gedaan door rechter Y.J. Klik, in aanwezigheid van griffier D.S.A.W. Raes, en werd openbaar uitgesproken op 29 april 2010. Partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft ook de vereisten voor het indienen van een beroepschrift uiteengezet, waaronder het indienen van grieven en een afschrift van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE, zittinghoudend te MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Procedurenummer: AWB 10 / 9036 VRONTN
Uitspraak
in het geding tussen
[eiser], eiser,
en
de Minister van Justitie, verweerder.
Datum bestreden besluit: 9 maart 2010.
Kenmerk: [IND-nummer].
V-nummer: [V-nummer].
1. Procesverloop
Bij het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit heeft verweerder eiser in vreemdelingenbewaring gesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep strekt tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft de stukken die op de zaak betrekking hebben aan de rechtbank gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 22 maart 2010. Ter zitting is eiser noch zijn gemachtigde C.J.M. Dreessen, advocaat te Beek (Lb.), verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M. Ehrencron-Plante, werkzaam bij het Ministerie van Justitie.
2. Overwegingen
Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben.
De rechtbank stelt vast dat de bewaring op 15 maart 2010 na het instellen van het beroep is opgeheven. Gelet hierop is enkel nog in geschil of de bewaring eerder had moeten worden opgeheven en zo ja, of er aanleiding is een schadevergoeding toe te kennen.
Eiser voert aan dat nu de vreemdelingenbewaring is opgeheven wegens uitzetting, het beroep niet langer wordt gehandhaafd. Het verzoek tot toekenning van schadevergoeding wordt wel gehandhaafd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gebleken is dat eiser zijn beroep ingevolge artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000
(Vw 2000) niet langer handhaaft. Hierdoor ligt de beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling niet langer ter toetsing voor.
Mede gelet op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 januari 2005 (LJN AS4409) is de rechtbank van oordeel dat nu het beroep tegen de maatregel, als bedoeld in artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000, niet langer wordt gehandhaafd, zich geen situatie als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 voordoet. Onder deze omstandigheden bestaat er voor de rechtbank in de onderhavige procedure geen wettelijke grondslag om op het verzoek om schadevergoeding te beslissen, zodat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren.
Omdat met deze uitspraak geen inhoudelijke beslissing wordt gegeven op het verzoek om schadevergoeding vanwege ten onrechte ondergane vreemdelingenbewaring als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000, maar alleen een beslissing omtrent de vraag of de rechtbank in dit geval een wettelijke bevoegdheid heeft om op dit verzoek te beslissen, staat er tegen deze uitspraak, in afwijking van het bepaalde in artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000, hoger beroep open.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart zich onbevoegd van het verzoek kennis te nemen.
Aldus gedaan door Y.J. Klik als rechter in tegenwoordigheid van D.S.A.W. Raes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2010.
w.g. D. Raes w.g. Y.J. Klik
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Afschrift verzonden op:29-04-2010
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC ’s-Gravenhage.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt één week na de datum van verzending van deze uitspraak. Ingevolge artikel 85 van de Vw 2000 dient het beroepschrift een of meer grieven tegen de uitspraak te bevatten. In artikel 6:5 van de Awb is onder meer bepaald dat bij het beroepschrift een afschrift van de uitspraak moet worden overgelegd. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.