ECLI:NL:RBSGR:2010:BM3285
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om schadevergoeding na intrekking beroep vreemdelingenbewaring
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende vreemdelingenbewaring. Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie om hem in vreemdelingenbewaring te stellen. Tijdens de procedure heeft eiser zijn beroep ingetrokken, nadat de vreemdelingenbewaring op 15 maart 2010 was opgeheven. Eiser handhaafde echter wel zijn verzoek om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat, nu het beroep is ingetrokken, er geen wettelijke grondslag meer bestaat om op het verzoek tot schadevergoeding te beslissen. Hierdoor verklaarde de rechtbank zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
De rechtbank overwoog dat de intrekking van het beroep betekent dat de beoordeling van de rechtmatigheid van de inbewaringstelling niet langer ter toetsing voorligt. De rechtbank verwees naar artikel 94 van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit blijkt dat de procedure niet meer voortgezet kan worden. De rechtbank benadrukte dat de uitspraak geen inhoudelijke beslissing geeft over het verzoek om schadevergoeding, maar enkel over de bevoegdheid van de rechtbank om dit verzoek te behandelen.
De uitspraak werd gedaan door rechter Y.J. Klik, in aanwezigheid van griffier D.S.A.W. Raes, en werd openbaar uitgesproken op 29 april 2010. Partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week na verzending van de uitspraak. De rechtbank heeft ook de vereisten voor het indienen van een beroepschrift uiteengezet, waaronder het indienen van grieven en een afschrift van de uitspraak.